Welkom Extra's Groenstaal Plus

Vragen over visie van vooraanstaande economen over Tata Steel

Staal maken in Nederland is een publieke zaak zonder overheid

Sjarrel Massop (1)

Het debat over de toekomst van de staalindustrie in Nederland stevent af op een riskante keuze over 'hoe verder'. De impasse in het contact tussen Tata en de Nederlandse overheid sleept voort. Ook Nederlandse topeconomen bemoeien zich ermee en schrijven over mogelijke alternatieven die al jaren besproken en afgewogen worden. Het zal geen soelaas bieden. Het moet anders.

De omvorming van de Nederlandse staalindustrie moet verbonden worden aan het Omdenken. In het dossier Groenstaalplus van Solidariteit worden daarover en over de toekomst van Tata Steel Nederland voorstellen gedaan. Het 'omdenken' wordt daarin toegelicht: de inschatting van een precaire situatie, een oplossing en perspectief zoeken buiten de voor de hand liggende kaders. Vanuit de vraag wat mogelijk en wat maatschappelijk nodig is, kan dat omdenken geconcretiseerd worden.

Opmerking vooraf

In een eerder artikel (e528-2) bij Solidariteit, met als titel Komt een vakbeweging bij de dokter, is een suggestie gedaan om de nijpende situatie, waarin de vakbeweging verkeert, via een grondige analyse naar een 'werkend en lonkend perspectief' te komen. De beeldspraak van 'de dokter en een medicijn' is ontleend aan de praktijk van de arts Michelle van Tongerloo en haar toepassing voor bestrijding van de armoede en bestaansonzekerheid.

De centrale gedachte is dat noch de politiek (overheid), noch de economie (bedrijfsleven) in staat is de politieke, sociale en economische problemen waarmee de gehele samenleving geconfronteerd wordt, op te lossen. Het medicijn, zelf doen, is al enigszins uitgewerkt voor de staalindustrie van Nederland. (e510-2, e510-3) Hier een poging tot meer concretisering.

de ijzergieter
De ijzergieter
foto: Sjarrel Massop

Opdoeken die boel

De vooraanstaande economen Arnoud Boot en Rens van Tilburg stellen voor om Tata maar op te doeken. De vergroening van de staalindustrie is te duur. Met als grote boosdoener: het duurder worden van de energie die nodig is om te gaan vergroenen. Het zal lang duren, voordat de productie van Groenstaal zonder fossiele energie rendabel wordt. Kolen moeten in dat proces vervangen worden door waterstof.
Mijn mening is dat de Europese staalindustrie het zeker gaat afleggen tegen de Aziatische concurrenten (voornamelijk China). Bovendien speelt Trump met zijn aanstaande tarievenpolitiek dreigend vol op het orgel van de staalindustrie. De conservatieve aanpak van de grote staalproducenten die vasthouden aan staal maken met kolen, leidt tot het vooruitschuiven van een mega energieprobleem. Tot een onverantwoorde aantasting van het klimaat en enorme economische problemen op de langere termijn.

De twee economen denken dat de sanering van de locatie IJmond hoog in de papieren zal lopen en de samenleving ruim 12 miljard euro kost. Zij stellen dat dit politiek moeilijk te verkopen is, maar uiteindelijk in elk scenario onvermijdelijk is. Even ging hun gedachte naar 'ver weg in zonnige landen' de waterstof te laten produceren, maar daaraan kleven terecht grote problemen in productie en transport. Markant is dat het saneringsbedrag van de 12 miljard redelijk overeenkomt met de kosten voor de totale omvorming van de Nederlandse staalindustrie naar Groenstaal.

Onwil van Tata

Over de sociale problematiek doen de schrijvers lichtzinnig. Zij schermen met de gedachte dat de gespannen arbeidsmarkt perspectief zal bieden aan mensen die door het stoppen van de staalindustrie zonder baan komen te zitten.
Vanuit de samenleving, dat is het uitgangspunt van het concept omdenken, moet er een plan komen om een nieuw perspectief handen en voeten te geven, zodat werkne(e)m(st)ers hun eventuele werkloosheid niet zelf hoeven op te lossen. Die gedachte komt bij de twee niet op! Ze zien vooral acute financiële problemen. Een spanningsveld tussen de overheid en Tata die eigenlijk allebei zeggen dat ze niet kunnen en niet willen. Voor Tata is dat vooral niet willen. ( e527-2) De overheid kan het substantiële bedrag niet ophoesten, de economische prognoses zijn daarvoor te penibel.

Voor zowel Tata als de overheid (het ministerie Economische Zaken heet nu "Klimaat en Groene Groei") is en blijft het criterium: rendement op geïnvesteerd vermogen. Maar dat zit er voor Groenstaal, als basisindustrie, voor lange tijd niet in!
Vooral de groene groei van het overheidsdenken en de ondernemers is een ongewenste fictie. Het gaat uit van economisch denken en niet van maatschappelijk rendement, Jason Hickel toont dat aan. (e507-1)

Wel steun

Het zou een historische vergissing zijn om Tata niet te steunen, schrijft Henk Volberda, hoogleraar strategie en innovatie, in het dagbad Trouw als reactie op Arnoud Boot en Rens van Tilburg. Ze zien geen rol voor de overheid in het actief stimuleren van groene groei. Dat is in hun ogen falend industriebeleid dat zorgt voor continuering van milieuschade en het in stand houden van onproductieve vervuilende bedrijven.
Volberda bepleit terecht: behoud de basisindustrie in Nederland: De recente Monitor Ondernemingsklimaat toont aan dat één op de vijf bedrijven, en zelfs één op de drie internationale bedrijven, overwegen productielocaties te verplaatsen buiten Nederland.
Staalproductie is een essentieel onderdeel van vele productieketens. De verwevenheid van staalproductie met hoogwaardig eindgebruik, zoals in de auto- en verpakkingsindustrie in Europa, maakt het aantrekkelijk om in Nederland groen staal te produceren
.

In zijn betoog voor een basisindustrie zit echter een inconsistentie. Terecht constateert Volberda dat de automobiel- en verpakkingsindustrie twee krachtige pijlers zijn van het huidige Nederlandse staalbedrijf. Echter de verwerking van deze staalsoorten geschiedt in het buitenland. Het is aan de ene kant de vraag of de Nederlandse groene staalindustrie die voorsprong zal kunnen behouden. Aan de andere kant is het zeer gewenst dat de Nederlandse groene staalindustrie zijn assortiment uitbreidt door staalsoorten te maken die geschikt zijn voor binnenlands gebruik. Wat te denken van staal voor windmolens en de woningbouw!
Volberda rondt af met: Op basis van economische, geopolitieke, ecologische en werkgelegenheidsargumenten moet Nederland kiezen voor een proactief groen industriebeleid. Het laisser-faire-beleid van de overheid en het uitstellen van milieuambities door vervuilende bedrijven moeten eindelijk verleden tijd zijn. Het bestuurlijk dralen en falen heeft te lang geduurd, waardoor onze industriële bedrijvigheid wordt uitgehold.

Diagnose

Bedrijven die niet willen veranderen moeten niet langer ondersteund worden. Nodig is een duidelijk perspectief: welke industrie is voor Nederland van belang, gegeven de klimaatproblematiek en de sociale nood als huisvesting, gezondheidszorg, vervoer, energie, enzovoort. Leerzaam is het onderscheid dat Mariana Mazzucato maakt tussen value making and value taking. Met andere woorden: wordt kapitaal ingezet voor de productie van (meer)waarde of gebruikt om zonder productie er meer van te maken. Kortom. het debat over de 'financialisering' (e506-2). Nederland heeft zich economisch volledig toegelegd op 'value-taking': geen waarde maken, maar waarde afpakken van wat elders (vaak in het buitenland) geproduceerd is. Nederland kan dat doen, doordat het een geweldig financieel (pensioen)vermogen heeft opgebouwd dat belegd wordt en veel rendement oplevert. De schatting is dat het rond de 90 miljard per jaar is. Of zoals Dirk Bezemer, overigens collega van Boot en Van Tilburg in het "Sustainable Finance Lab", zegt: er is geld genoeg in Nederland, we gebruiken het alleen verkeerd.

Zowel in de redenering van Mazzucato als die van Bezemer, wordt geschetst dat de beschikking over kennis (een democratische structuur) en geld (pensioenvermogen) de basis vormt om een maatschappelijk publiek gedragen verandering naar een sociale en duurzame toekomst mogelijk te maken. Dit maakt het omdenken, niet wereldvreemd.

Medicijn

Hoe kunnen we de zieke Nederlandse (staal- en basis)industrie versterken. Laten we teruggaan naar 'het begin': en het herstel na de Tweede Wereldoorlog.
Het is meer dan honderd jaar geleden dat onderkend werd dat een staalindustrie voor de Nederlandse ontwikkeling van groot belang was. Het economisch belang was er, maar voerde niet de boventoon. De behoefte aan staal voor veel vormen van verwerkingsindustrie was groot. Dat lag aan de basis van de vorming van een staalindustrie. Duidelijk was toen al dat het een publieke zaak moest zijn en geen private. Zo is het ook gerealiseerd. De landelijke overheid, de provinciale overheid, de gemeente Amsterdam sloten zich gezamenlijk aan bij het initiatief. Dus, het is begonnen als een publieke zaak. Wel beschouwd, is dat voor een basisindustrie een voorwaarde. Dat levert de eerste conclusie op: Onder het commerciële bewind van Tata is er voor de Nederlandse staalindustrie geen perspectief.

De Tweede Wereldoorlog heeft veel industrie kapot gemaakt. De belangrijke walserij voor dikke plaat is ontmanteld en in 1942 verplaatst naar Duitsland. Deze walserij is wel teruggekomen, maar is later verkocht aan China, dat was begin jaren negentig. Maar met hulp van het Marshallplan, is in diezelfde jaren het Breedbandproject opgezet.

opening breedband
Opening Breedband.

Breedband

Op 19 juni 1950 vond de oprichting van de Breedband N.V. plaats. De producten van deze vennootschap waren warm- en koudgewalste dunne plaat en blik. De bouwtijd van het totale project werd geschat op zo'n drie jaar. Voor het Breedbandproject gold ook: een publiek, weliswaar met hoogwaardigheidsbekleders, project. De private onderneming speelde in de ontwikkeling van een industriële basis geen rol.

Het is van belang, nu de toekomst bedreigd wordt, om tot een goed functionerende benadering te komen. Het herstel en het doorzetten van de basisindustrie in Nederland om tot het maken van staal te komen zijn een publieke aangelegenheid en vereisen een publieke aanpak. Er is echter een serieuze beperking: de ontwikkeling van de Nederlandse staat is ongeschikt om hieraan deel te nemen. In termen van Oudeampsen en Mellink is de Nederlandse staat een holle staat geworden. Dat betekent dat de kenmerken van een goed functionerende staat door neoliberale invloeden niet meer aanwezig zijn. De historische vergissing waarop Volberda aanstuurt, is geen optie. Dat leidt tot de tweede conclusie: De huidige Nederlandse staat is onder invloed van meer dan vijftig jaar neoliberaal gedachtegoed, niet meer in staat de publieke functie die nodig is, uit te oefenen.

Dus moeten 'we' het zelf doen, zelf initiatief nemen. De staking bij Tata, enige jaren geleden, was een prima aanzet. Daarop kunnen we voortgaan en medestanders zoeken om voor een sociaal, duurzaam en publiek initiatief de druk opbouwen. Met andere woorden het heft in eigen hand nemen. Omdenken betekent ook werken aan een handelingsperspectief, druk opbouwen en verdere discussie voeren.

Staal maken in Nederland

Oorspronkelijk waren er drie grotere problemen, daar is later een vierde bijgekomen (e527-2), hier samenvattend aandacht voor deze vier:

* Tijd

De omvorming is ingrijpend, maar echt onvermijdelijk. Vooruitschuiven zal de problematiek op alle manieren vergroten. Het is dus zaak snel te beginnen. De drie andere problemen voeren het bedrijf (privaat) en de overheid (publiek) naar vertraging en uitstel. Een onverantwoorde keuze. Het project kan gefaseerd worden, uitstel is zinloos!

* Geld

Nederland heeft een zeer groot publiek vermogen dat nu slechts een fictief doel heeft: zekerheid voor een oude dagvoorziening op termijn. Terecht stellen kritische economen als Dirk Bezemer (land van de kleine buffers) en David Hollanders (positie en strategie vakbeweging) dat het 'publieke' Nederland moet aansporen om de middelen die er zijn, aan te wenden voor omvormingen in de samenleving, de staalindustrie is daar een een voorbeeld van. Omdenken moet zich niet beperken tot de staalindustrie, het kan een illustratie zijn voor andere industrieën: gebruikmaken van vermogen, energie en kennis om ook voor andere sectoren tot andere keuzes te komen en plannen te maken. Een verbinding tussen de FNV en de klimaatbeweging kan als een vliegwiel werken.

* Energie

Voor de productie van Groenstaal is groene waterstof nodig. Waterstof ontstaat door de elektrolyse van water. Voor het maken van waterstof is veel groene elektriciteit nodig. Waterstof is geen energiebron, maar een energiedrager. Elektriciteit is moeilijk op te slaan, waterstof als gas des te beter. Elektriciteit is goed te transporteren, met waterstof is dat veel gecompliceerder. Een waterstoffabriek is een onvermijdelijk deel van de Groenstaal industrie. IJmuiden is daar uitermate geschikt voor en biedt een mogelijkheid tot maatschappelijk verantwoord veranderen. Niet de markt is bepalend, maar wat nodig is voor de samenleving.

* Aansturing

Het knelpunt bij de omvorming. De twee getrokken conclusies bieden Tata noch de overheid enig vruchtbaar initiatief. Er resteert dus niets anders dan dat 'de samenleving' het zelf doet en initiatieven neemt.
Isabelle Ferreras spreekt van democratiseren en en in het volgen van die gedachte luidt het pleidooi als volgt: Veranderen is een proces, waarbij de omvorming van conventioneel staal maken naar Groenstaal gepaard gaat met de veranderde aansturing van het bedrijf. Denken in termen van de gewenste ideale situatie is van belang om het denken in fatale situaties te kunnen overwinnen.
De belanghebbenden, de werkenden bij het bedrijf, de instanties die zich bekommeren om de ecologische effecten van de traditionele staalpro0ductie, de omwonenden die last hebben van de vervuiling, uitmondend in gezondheidsproblemen kunnen een samenwerkingsverband (consortium) vormen om in de IJmond Groenstaal te maken. Uiteraard zijn kennis en ervaring nodig. Technisch, economisch, financieel, ecologisch, bestuurlijk en juridisch. Daarvoor kunnen geschikte mensen gezocht worden die in opdracht van het samenwerkingsverband Groenstaal in de IJmond tot een succes maken.


(1) NRC, 12 december 2024, Trouw, 27 december 2024. Met dank aan Patrick van Klink.