Rob Lubbersen
Je kunt er niet om heen. Om de kwestie hoe het toch in vredesnaam mogelijk is dat hele foute lieden de halve wereld regeren. Soms heel democratisch gekozen, soms niet, maar dan toch kennelijk getolereerd door een groot deel van de bevolking in hun land. Trump, Poetin, Netanyahu, Meloni, Orban, Modi, Milei zijn bekende namen. Maar in Azië en Afrika zitten er ook nog een paar. En we komen er niet onderuit: in al die landen zijn deze rechtse rakkers aan het bewind met steun van een groot deel van de gewone man en vrouw.
Van de werkende mensen, dus. Van een arbeidersklasse die door socialisten ooit werd gezien als de maatschappelijke motor voor bevrijding en emancipatie. Wat nu parbleu? Deugen de meeste mensen toch niet? Is er iets mis met de 'menselijke inborst', met het in de Internationale bezongen 'genre humain'? Zijn we werkelijk niet in staat om uitbuiters, leugenaars en geweldplegers de pas af te snijden? Helpen we ze integendeel steeds weer aan de macht? Het lijkt er soms wel op. Wacht ons een toekomst van barbarij?
De filosoof Spinoza worstelde al met de vraag waarom veel mensen lijken te kiezen voor slavernij in plaats van voor vrijheid. Hij zag twee vormen van slavernij: een persoonlijke en een maatschappelijke.
De persoonlijke slavernij kenmerkt zich door onderwerping aan emoties en passies, zoals haat en jaloezie. De onderbuik regeert zogezegd. De maatschappelijke slavernij betekent het toestaan van uitbuiting en onderdrukking. Spinoza zag echter ook een uitweg: bevrijding door de rede. Door de redelijke beheersing van emoties kan een individu persoonlijk geluk verwerven. Dezelfde redelijkheid kan leiden tot een streven naar vrijheid en zeggenschap, waardoor ook de maatschappelijke slavernij uiteindelijk geen stand zal houden. Voor Spinoza was het duidelijk: gebruik je verstand, beheers je eerste opwellingen en voorspoed ligt in het verschiet.
Voor Karl Marx gold: de heersende ideologie is de ideologie van de heersende klasse. Voor de meeste mensen verschijnt de toestand in de wereld en hun positie daarin als iets van een natuurlijke orde. In een kapitalistische maatschappij zijn dat de verhoudingen tussen het bovenliggend kapitaal en de ondergeschikte arbeid. Bovendien beschikken de kapitalisten over machtsmiddelen om hun wil op te leggen en over media om de geesten gewillig te houden.
Volgens sommige marxisten leidt dit bij de arbeidersklasse tot een 'vals bewustzijn'. Dat wil zeggen tot een bewustzijn dat niet in overeenstemming is met de eigenlijke belangen van de arbeiders. Sommigen vinden dit hovaardig. Maar we kennen allemaal wel voorbeelden van mensen die de elite haten, maar niets liever willen dan er zelf bij horen. Of van mensen die uitbuiters verafschuwen, maar ze ook waarderen als 'slimmerds'. Marx zelf legde daarom sterk de nadruk op het voortdurend bekritiseren van de heersende opvattingen en op de bewustwording in de klassenstrijd voor de eigenlijke belangen. Dát was de weg naar verlossing van uitbuiting, oorlog en ellende.
Waren denken en discipline bij Spinoza nodig om te ontkomen aan een slavenbestaan en bij Marx het kritiseren en het leren in de strijd, even leek het er op dat dit allemaal niet nodig was. Immers, de meeste mensen deugen! Volgens Rutger Bregman zijn hulpvaardigheid, solidariteit en deugdzaamheid verankerd in de menselijke natuur. Zal alles dan min of meer vanzelf wel goed komen?
Inmiddels heeft De Snijtafel in een programma van 4,5 uur op Youtube Bregman zwaar onder vuur genomen. Hij solt met de feiten, houdt geen rekening met verschuivende normen en waarden ('wat is deugen?'), hij negeert belangen en omstandigheden en kan eigenlijk niet verklaren waarom er her en der nog zoveel ellende is. Na alle kritiek is Bregman ook wel een toontje lager gaan zingen, zijn stelling dat de meeste mensen deugen moet 'gelaagd' worden opgevat, nou ja, dus soms als waar en soms niet... Als het waar zou zijn, dan is er iets anders fundamenteel mis met de mensheid, dan deugen de meeste mensen misschien wel, maar moeten ze wel ongelooflijk dom zijn, of onverschillig, of bang, of handelingsonbekwaam.
Voor een bijna aan Bregman tegengestelde benadering van het vraagstuk 'vrijwillige slavernij versus vrijheidsstreven', kiest de filosoof Thijs Lijster. In De Groene Amsterdammer van 22 mei 2025 schrijft hij een artikel met als titel Ideologie van het ongebreidelde verlangen. Hij noemt dat Hedofascisme. Een combinatie van fascisme (conservatisme, simplisme, gewelddadig streven naar een nationale wedergeboorte) en hedonisme (ongeremd streven naar genot).
Lijster trekt een lijntje tussen de roerige jaren zestig van de vorige eeuw, met de opstanden voor een beter bestaan, naar het heden met zijn 'dat maak ik zelf wel uit' en consumentisme.
Maar het zijn niet alleen de jaren zestig die de weg hebben vrijgemaakt voor het kunnen verwijlen in het eigen genot, en elke aantasting of kritische ondervraging ervan uitschakelen. Het zit dieper.
Tegenover de deugd van Bregman staat bij Lijster het ongebreidelde verlangen centraal in de natuur van de mensheid. Gemak dient de mens, vooral mij, en jammer dan van het eventuele ongemak voor anderen. Sterker nog, volgens Lijster genieten heel veel mensen van de misère voor anderen. Ach, kijk hullie nou toch eens huilie, huilie doen. Het verkneukelen in de eigen wreedheid blijkt onder andere in het cynisme na de triomf van Trump, maar ook uit het willen plaatsen van borden bij Asielzoekerscentra met als tekst hier werken wij aan uw terugkeer. Is trappen naar onderen niet veel gemakkelijker en bevredigender dan knokken tegen de bovenlaag? Met alle mogelijke risico's van dien.
De herverkiezing van Trump, Orban en Netanyahu zijn geen ongelukjes of incidenten, zij vonden willens en wetens plaats. De mensen hádden beter kunnen weten.
Thijs Lijster gaat in zijn verklaring van de toestand in de wereld verder dan de passie-theorie van Spinoza en het vals bewustzijn van enkele marxisten: Het is moeilijk te verkroppen, maar het hedofascisme geeft mensen nu juist precies wat ze verlangen. Dat is de kern van zijn betoog.
De aanpak van Spinoza en Marx beschouwt hij daarom niet als afdoende. Als er al iets gedaan kan worden aan het hedofascisme, dan is dat het erkennen van het belang van het inzetten van genot als politiek instrument. Voor Lijster voldoen in deze fase van de menselijke evolutie de rede, de zelfbeheersing, het kritiseren en het exemplarisch leren niet zonder dit inzicht. De verlangens en geneugten die op dit moment zo succesvol door het hedofascisme worden gemobiliseerd kunnen worden ingezet voor andere politieke projecten. Zij het in andere vorm: de vrijheid die geboden wordt door minder werk, om zonder angst verschillend te zijn, het genot dat te vinden is in gemeenschappelijkheid, gedeelde rijkdom en een schone leefomgeving. Gaat dat werken? Is dat voldoende om de onderbuik het hoofd (!) te bieden? Kunnen we daar hoop uit putten?