nr. 114
jul 2003

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Buitenland - Venezuela en de internationale vakbeweging

Progressieve wind door Latijns Amerika

Venezuela heeft als president een ex-kolonel die al eens eerder via een militaire coup aan de macht probeerde te komen. De Federatie van Vakbonden, CTV, speelt een sleutelrol in de oppositie die Democratische Coördinatie heet. Deze situatie lijkt dus duidelijk, we steunen de oppositie, of toch niet ... De president, Hugo Chávez, is zeer gezien bij de armste delen van de bevolking, werd democratisch gekozen en de oppositie beschouwt hem als te links.

Chávez maakt deel uit van de progressieve wind die door Latijns Amerika waait. Hij is uitgesproken kritisch over het neoliberalisme en een gepassioneerd voorvechter van participerende democratie. Daarentegen is de vakbondsfederatie CTV een alliantie aangegaan met de werkgeversorganisatie Fedecameras, de reactionaire delen van het leger en het meest conservatieve deel van de katholieke kerk (Opus Dei). Ze was nauw verbonden aan de politieke partijen die Venezuela de afgelopen veertig jaar naar grote armoede regeerden.

IVVV

Die alliantie van de oppositie bestaat vrijwel geheel uit de rijke, blanke delen van de bevolking die tot de verkiezing van Chávez in 1998 een corrupte regering steunden. Ze schuwt geen middel om de verloren macht te herwinnen. Militaire coups worden uitgelokt en stedelijk terroristische acties zo in elkaar gezet dat het lijkt alsof aanhangers van de regering er achter zitten. De oppositie is ook internationaal actief en mobiliseert haar oude netwerken als het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen (IVVV), het Vaticaan en de uit de Koude Oorlog overgebleven instituties die de belangen van de Verenigde Staten in Latijns Amerika moeten veiligstellen. Terwijl ze in Venezuela tegenslag na tegenslag te verwerken krijgt, is de internationale steun van cruciale betekenis geworden.

Zo is kort geleden het IVVV, waarbij de FNV is aangesloten, een campagne gestart om steun te verwerven voor de voorzitter van de vakcentrale CTV, Carlos Ortega. Deze man is in Costa Rica in ballingschap na de beschuldiging van hoogverraad vanwege zijn rol in de coup van april 2002 en een andere poging eerder dit jaar. Samen met de werkgeverorganisatie klaagt de CTV de Venezolaanse regering aan bij de Internationale Arbeidersorganisatie (IAO). Die regering heeft namelijk een einde gemaakt aan de gewoonte dat de bondsleiding benoemd wordt door de regerende politieke partijen. Voor het eerst in de geschiedenis van de CTV werden interne verkiezingen gehouden; ze werden echter overschaduwd door fraude waarnaar de Nationale Raad van Venezuela een onderzoek heeft ingesteld. Bovendien hebben beide organisaties bij de IAO de claim neergelegd dat de CTV erkend blijft als de enige vertegenwoordiger van de Venezolaanse arbeiders, een positie die ze sinds 1958 inneemt. De IAO heeft over deze vertegenwoordiging geen beslissing genomen en opgeroepen dit geschil in Venezuela op te lossen. De oprichting van een nieuwe, massaal gesteunde, vakcentrale (UNT) was daarbij een doorslaggevende overweging.

Lockout

Deze UNT werd op 29 maart 2003 gelanceerd. Volgens Ramon Rivero, een vakbondsleider bij het aluminiumbedrijf Venalum, sloten zo'n 3.000 bonden en bondjes van de CTV zich bij de UNT aan. De laatste vertegenwoordigt nu 69 procent van de georganiseerde arbeid(st)ers en de CTV minder dan 20 procent. Als kritische reactie op de CTV stelt de UNT zich politiek onafhankelijk op van partijen, is ze democratisch en op de arbeidersklasse georiënteerd. Ramon vertelde dat het massale verloop bij de CTV voortkwam uit onvrede over de verkiezingsfraude en haar rol in de pogingen de democratisch gekozen regering te ondermijnen.

Vorig jaar april steunde de CTV namelijk de staatsgreep van Pedro Carmona, chef van de werkgevers. In de 48 uur die deze coup duurde, werden 49 progressieve wetten van de regering Chávez, in naam van de 'beschaafde samenleving', buiten werking gesteld. De Verenigde Staten en het Internationaal Monetair Fonds reageerden enthousiast. Maar even snel stroomden de aanhangers van de gevangen genomen Chávez massaal uit de sloppenwijken de heuvels af naar de presidentiële gebouwen. Chávez werd bevrijd en opnieuw geïnstalleerd.

Nog geen zes maanden later volgde een nieuwe poging om Chavéz aan de kant te zetten. Deze keer riep de CTV vlak voor Kerstmis een algemene staking uit die in werkelijkheid een algemene buitensluiting van werknemers was. De ondernemers sloten hun deuren. In de private sector reageerden arbeiders door getuigen mee te nemen om aan te tonen dat ze wilden werken. In de publieke sector die de voornaamste sectoren van de Venezolaanse economie omvat, was alleen wat van de 'staking' te merken bij de strategisch belangrijke staatsoliemaatschappij, Petroleos de Venezuela. Arbeiders probeerden de boel draaiende te houden, terwijl managers en 'witte boorden' wegbleven of probeerden het werk te saboteren. Deze lockout duurde acht weken. Kosten: 7,5 miljard dollar, de economie kromp gedurende het eerste kwartaal van 2003 met 29 procent.

Gele vakcentrales

De regering Chávez weerstond ook deze aanval. De oppositie verloor de steun van het midden en kleinbedrijf dat door een golf van faillissementen overspoeld werd. De leden van de CTV-bonden haakten af toen bleek dat de lonen over die acht weken niet werden uitbetaald. De belofte van doorbetaling had als voorwaarde dat Chávez werkelijk zou worden afgezet. Als klap op de vuurpijl sloot de voorzitter van de CTV (in ballingschap!) een akkoord met de werkgeversorganisatie. De economie moest gered worden door de arbeidstijden te verlengen en de lonen en het personeelsbestand 'aan te passen'. Volgens de vakcentrale een tijdelijke regeling, de ondernemers geven de voorkeur aan een blijvende.

Om de rol van de CTV te begrijpen, is een blik in de geschiedenis handig. Kort na de onafhankelijkheid van Spanje volgde na 1830 een reeks van militaire dictaturen die in 1958 eindigde met de komst van de democratie. De veertig jaar daarna was de politieke macht in handen van twee partijen, de sociaal-democratische AD en de christen-democratische Copei, die volgens afspraken om beurten regeerden. Aan beide partijen was een - 'gele' - vakcentrale verbonden, waarbij de CTV onder de patronage viel van de AD.

Dit systeem begon scheuren te vertonen vanaf 1989 na massale protesten in de hoofdstad Caracas tegen neoliberale hervormingen en prijsverhogingen. Het leger smoorde deze opstand met vele doden. De sociaal-democratische partij was toen aan de macht met president Carlos Andrés Péres die in 1992 schuldig werd bevonden aan verduistering en misbruik van publieke fondsen. In de huidige oppositie neemt deze Péres een belangrijke positie in.

Progressieve maatregelen

Tegen deze achtergrond staat de opkomst van Chávez. In 1992 leidde hij een mislukte militaire coup. Voor hij gevangen werd gezet, sprak hij het volk via de nationale televisie toe, verklaarde het corrupte regime omver te willen werpen en beloofde met een beroemd geworden knipoog terug te keren om Venezuela te bevrijden. In 1994 moest hij vrijgelaten worden, daarna volgde een campagne van vier jaar die zich concentreerde op de bestrijding van corruptie en armoede. In 1998 won hij de verkiezingen met 56 procent van de stemmen. Voor het eerst in de geschiedenis kende Venezuela een president die afkomstig was uit de klasse van de armen en Afrikaans/Autochtone voorouders had.

Op dat moment leefde 80 procent van de 23,5 miljoen Venezolanen onder de armoedegrens en was 51 procent van de beroepsbevolking aangewezen op de informele economie. De buitenlandse schuld bedroeg 22 miljard euro, hetgeen betekende dat 40 procent van het overheidsbudget aan rentebetaling op ging. En dit in een land dat 's werelds vijfde producent van ruwe olie is, grote natuurlijke ijzerreserves kent, een belangrijke speler op de wereldmarkt van staal en aluminium is en de op vijf na grootste goudmijn ter wereld herbergt. Bijna al deze rijkdommen zijn staatseigendom. Zo is bijvoorbeeld de door de staat beheerde oliehandel goed voor 80 procent van de export van Venezuela en 50 procent van de staatsinkomsten.

Chávez kon dus aan de slag. Centraal stond de aanval op de armoede. Dat betekende onder meer de invoering van een minimumloon en de achturige werkdag en de uitgave van ongebruikte grond aan duizenden sloppenwijkbewoners. Helaas heeft deze landuitgifte geleid tot de opkomst van, aan Colombia verbonden, paramilitaire legertjes die de ingezette ontwikkeling proberen te dwarsbomen en in het noordwesten van het land bloedbaden aanrichten onder de boerenbevolking.

Voorbeelden van andere regeringsmaatregelen zijn de subsidie van 1.000 tot 2.000 euro aan kleine boeren die meestal niet meer verdienen dan 15 euro, de instelling van een Vrouwenbank om het klein ondernemerschap te steunen en de stimulering van het schoolbezoek door kinderen. Daarnaast is er is meer erkenning en bescherming van inlandse bevolkingsgroepen gekomen door het collectief eigendom van voorouderlijk land en tweetalig onderwijs mogelijk te maken. Verder betalen de rijken voor het eerst belasting en is de privatisering van de watervoorziening en de oliebronnen tegengehouden.

Chili

Die laatste daad, geen privatisering van het oliebedrijf, is door de marktgelovige oppositie en de machtige belanghebbenden in de Verenigde Staten niet in dank afgenomen; de VS betrekken 15 procent van het olieverbruik uit Venezuela. Het staatsoliebedrijf kon tot de overwinning van Chávez opereren als een staat binnen de staat, maar functioneert nu als een staat tegen de staat. Het bedrijf bezit raffinaderijen buiten Venezuela, maar vijf daarvan kwamen niet voor in de rapportage aan de nationale overheid. Het bezit de grootste tankstationketen van de VS, Citgo, maar de gemaakte winsten vloeiden niet terug naar de staatskas van Venezuela. Belasting werd niet afgedragen.

Het scenario dat de VS volgen, lijkt op dat in Chili van 1973. Centraal daarin staat destabilisering van de verhoudingen met internationale steun, waaronder de internationale vakbeweging. Aan vakbondsleden in Europa de taak deze verkeerde solidariteit aan de kaak te stellen.

Fiona Dove
(directeur Transnational Institute Amsterdam)

Met dank aan Wilbert van der Zeijden voor de vertaling.

Foto Chris Pennarts (70 kb)