nr. 109 sep 2002 |
Solidariteit
Bespreking biografie van Paul de Groot - De man die de weg weesCentralisme, kweekvijver van afhankelijkheidDe ruime publiciteit die het boek "De man die de weg wees" van Jan Willem Stutje twee jaar geleden kreeg, was voor ons een reden een tijdje te wachten met een bespreking. Afgelopen zomer besloten vier leden van de redactie en redactieraad van Solidariteit het boek over het communisme in Nederland gezamenlijk te lezen. Dat deden we in twee boeiende zittingen. Onze ervaringen met de Communistische Partij in Nederland (CPN) waren verschillend. De één was lid geweest, twee anderen waren lezers van het dagblad de Waarheid en door mijn leeftijd moest ik het hebben van 'horen zeggen'. Vooral naar de partijorganisatie ging onze belangstelling uit, de interne democratie en de relatie met de vakbeweging.De biografie van Paul de Groot geeft veel inzicht in het functioneren van de CPN. De Groot is de rode draad door het boek, maar tegelijkertijd komen we veel te weten over de mensen die hem omringden op de weg die hij wees. We lezen hoe de politieke koers werd bepaald door een leiding die veel en soms langdurig in interne strijd verwikkeld was. Hoe door het belang dat aan discipline en eenheid werd toegekend, de centralistische ideologie die zich in de Sovjet-Unie ontwikkelde, werd overgenomen en onder de partijkaders doorgevoerd. PartijbureauCentralisme speelde een grote rol in het functioneren van de partij. Op nationaal niveau hield dit in dat de leiding van de partij in handen was van het politiek bureau. Daar werd de koers bepaald die via scholing en instructie onder de leden werd verspreid. De waarde die gehecht werd aan een centraal beleidscentrum dat 'top down' opereerde, is bijvoorbeeld te zien aan de naoorlogse geschiedschrijving over de Februaristaking. De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog leek alles duidelijk. Het was een grotendeels spontane actie geweest, geïnspireerd door de razzia's tegen de Joodse bevolking en gesteund en aangewakkerd door individuele CPN-leden die elkaar goed wisten te vinden. Enige tijd later werd deze historische realiteit aangepast aan de gewenste opvatting over de rol van de partij. De staking zou geregisseerd zijn door de landelijke leiding. Het nationaal centralisme kende een internationale bron. Tot 1943 werden de lijnen strak uitgezet vanuit Moskou en oefende de Comintern een streng toezicht uit. Later kwamen daar andere structuren voor in de plaats. In dit licht kunnen ook de vele reizen en vakanties naar Rusland gezien worden. De partijkaders konden er indrukken van het socialisme opdoen en hun gezondheid op peil houden in één van de vele kuuroorden. Het doel van de 'tripjes' zal echter vooral de informatievoorziening door Moskou zijn geweest en het doorgeven van de juiste lijn aan de Nederlandse leiders. Deze - ook financiële - afhankelijkheid van de Sovjet Unie bleef tijdens haar gehele bestaan voor de CPN van belang. De CPN kreeg bijzondere aandacht van de Sovjet Unie. Zeker gezien het feit dat de partij in vergelijking tot haar zusters in andere landen klein was en minder geworteld in de arbeidersklasse. De banden met en de kennis van 'Nederlands Indië' en later Indonesië lagen daaraan ten grondslag. Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in de eerste naoorlogse jaren kwam dat tot uiting in de opstelling in het parlement. Onder diplomatieke druk van Moskou werd geschipperd met het oude standpunt van "Indië los van Nederland" en steun gegeven aan halfzachte voorstellen van de Nederlandse regering over de soevereiniteit van de republiek Indonesië. En dat gebeurde terwijl aan de basis van de partij stakingen tegen troepenzendingen werden georganiseerd en dienstweigeraars gesteund. AfhankelijkheidBij de kadervorming van de partij speelden sociale banden en netwerken een grote rol.. Huwelijken en andere familierelaties waren niet ongebruikelijk en zeker in de jaren twintig en dertig kenden bepaalde wijken, bijvoorbeeld in Amsterdam, een grote CPN aanhang. Het sociale leven was voor velen zo direct met het politieke leven verbonden dat een breuk met de partij ingrijpende gevolgen had voor de verhouding met familie en vrienden. Privé en partij zijn dan ook nauw verweven in het boek van Stutje. Hoewel dat in het geval van De Groot geen gemakkelijke zaak was. Hij was een gesloten persoon die pas op latere leeftijd in zijn memoires iets losliet over zijn persoonlijke leven. (Overigens maakte de schrijver terecht geen gebruik gemaakt van de BVD archieven waarin praktisch alle gesprekken - telefonisch en in huiselijke kring - zijn vastgelegd.) Mijn indruk is dat de hiërarchie en opvoeding binnen de partij de leden in een staat van politieke afhankelijkheid brachten. Er werd niet uitgegaan van zelfstandig handelen of autonoom optreden. Kleine menselijke trekken als gehoorzaamheid en domme navolging werden verpakt in termen met een grote ethische lading als solidariteit en eenheid. Alleen zo kon een leegloop onder zowel gewone leden als partijkaders voorkomen worden. Want ontsteltenis en verbazing waren vaak genoeg aanwezig over weer nieuwe aanpassingen die in tegenspraak waren met een soms jarenlang gevolgde partijlijn. Als de politieke situatie en inzichten van de Sovjet Unie daarom vroegen, dan kon bij wijze van spreken elk idee geïntroduceerd worden en elke eerder aangehangen opvatting weggegooid. Opvallend is dat weldenkende mensen zich steeds weer conformeerden, ook als de partijlijn hun visie onrecht aan deed. De identificatie met de Sovjet Unie en het idee het reëel bestaande socialisme tegen elke verbale (alsook fysieke) aanval te moeten verdedigen, leidden ertoe dat opponenten van de partijleiding zich niet konden organiseren om de partijkoers te veranderen. Het voorbeeld van de CPN, de Sovjet Unie, werd niet in twijfel getrokken. Voor de mensen die geroyeerd werden of met de partij braken, hadden deze afhankelijkheid en trouw vaak ernstige gevolgen voor hun geestelijke en fysieke gezondheid. De bondHet ontbreken van een georganiseerde oppositie met een helder alternatief speelde ook, toen midden jaren vijftig de invloed van het partijbestuur op de Eenheidsvakcentrale (EVC) weer eens grote spanningen opriep. Stutje laat de strijdbare Amsterdamse arbeider Jan Vlietman deze verhouding beschrijven: "Dan moest en zou er gestaakt worden, waardoor vaak de beste vakbondsleden uit de bedrijven werden ontslagen. Iemand kwam binnen en zei: 'Ik kom van de partij'. Dan had hij gelijk, wie het ook was. Wie durfde te zeggen dat de partij fout was? Heel onze organisatie ging naar de sodemieter. En voor jaren werden de verhoudingen tussen mensen bedorven. Leden liepen weg, omdat ze niet mee wilden doen aan acties waarmee ze het oneens waren." Een deel van de tegenstanders van deze partijbemoeienis wilde de EVC opheffen en een ander deel wilde doorgaan. Deze verdeeldheid werd gevoed door een reeds bestaand verschil in visie op de verhouding tussen partij en vakorganisatie en de betekenis van een onafhankelijke vakbeweging. De Groot nam al in de jaren twintig, toen veel communisten actief waren in het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS), het standpunt in dat zijn partijleden zich in de massavakbeweging dienden te organiseren. Dat betekende dus een overstap naar het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (NVV). In België en Frankrijk opgegroeid en politiek gevormd, had hij een afkeer ontwikkeld van het "quasi-radikale en gemakzuchtige syndikalisme, dat niet bereid was het moeilijke en ondankbare werk in de massavakbeweging te doen". Een serie conflicten was het gevolg. Het NAS sloot voor veel CPN'ers goed aan bij hun ideeën. Dat het geen grote organisatie was, zagen ze niet als een hinderpaal. De valDe conflicten binnen het partijbestuur kwamen meestal niet naar buiten. Voor de meeste leden bleven ze in zoverre onbekend dat ze de afloop beslecht zagen door 'zelfkritiek', vertrek of royement van dissidenten. Dit gebrek aan interne openheid en democratie hing samen met de arbeidsdeling in de partij. Het bureau en de bestuurders onderhielden het contact met de Sovjet Unie (meestal liep dat overigens andersom), stelden het programma op en stippelden de uitvoering uit. Conformisme was geboden. Waar nodig werd het afgedwongen en geuit door het eigenaardige ritueel van wat zelfkritiek genoemd werd, maar veel weg had van een biecht, schuldbekentenis of zelfverloochening. De leden waren vooral bezig met het praktisch organisatorische werk aan de basis van de afdelingen, comités en bonden en veelal niet op de hoogte van het reilen en zeilen van de internationale contacten en de privileges die aan het bestuurlijke en internationale werk vastzaten. Uiteraard waren leiding en leden van elkaar afhankelijk. Bovendien kenden beide groepen een indrukwekkende inzet en opofferingsgezindheid. Aan de ene kant vormden ze in eenheid de partij en aan de andere kant bevonden ze zich in geheel verschillende werelden. Zo verschillend dat terugkijkend 'gewone leden' tot de conclusie komen dat er eigenlijk sprake was van twee partijen: het apparaat en de beweging. Toen in de jaren tachtig na hevige interne strijd het centralisme met het partijapparaat verschrompelde, raakten veel leden politiek en persoonlijk in de versukkeling en uit beeld. Ook in de vakbeweging verdween de CPN als katalysator van acties. Een kleine groep zette de sociale actie in buurt of bedrijf voort. Enkelen organiseerden zich in een nieuwe partij of stapten naar een andere stroming over. Sommigen verwierven bestuurlijke banen in de vakbond of bij de overheid; kennelijk verschilde de bestuursstijl niet zo veel. De meerderheid lijkt in de anonimiteit verdwenen. Met de partij verviel het georganiseerd verband tussen de leden. Een val die De Groot nog meemaakte, die van de muur niet. Herre de Vries Jan Willem Stutje, De man die de weg wees. Leven en werk van Paul de Groot 1899-1986. Amsterdam, 2000. |