welkom
extra
Solidariteit

Jodenhaat ex-Kaiser Wilhelm II onderbelicht in publicatie Universiteit van Utrecht

Doorn in het oog

Otto van de Haar

Over Wilhelm II, de Duitse keizer die na de pijnlijke nederlaag in de Eerste Wereldoorlog in ons land asiel kreeg, schreef de historicus Cees Fasseur dat hij zich in Doorn vestigde "om er verder met het zagen van hout en het lezen van de krant zijn levensavond te slijten. Hij stierf in 1941".1 Wie de eind 2015 verschenen dagboekfragmenten van de trouwe adjudant van Wilhelm II Sigurd von Ilsemann leest, komt tot een heel andere conclusie.2

Omslag boek Het is waar. Na de christelijke ochtenddienst ging het in looppas naar de houthakkershut, maar de banneling zaagde even driftig aan de poten van de "zwijnenrepubliek" van Weimar. Samen met de ex-Kaiser en de restanten van diens hofhouding, bestaande uit tientallen adellijke officieren en functionarissen, zette Von Ilsemann in 1918 voet op Nederlands grondgebied. Met zijn getypte Dagboekfragmenten wilde hij latere generaties een "waarheidsgetrouw" beeld geven van Zijne Majesteit in ballingschap. Daarin is hij geslaagd, hoewel van Wilhelms frequente en virulente antisemitisme opmerkelijk weinig is terug te vinden in zijn notities.

Oom Willy

Vlak voor de dreigende Duitse inval in 1940 liet Von Ilsemann zijn Dagboekfragmenten uit veiligheidsoverwegingen inmetselen. Na de dood van de ex-Kaiser bleef hij beheerder van Huis Doorn tot hij in 1952 de hand aan zichzelf sloeg. Pas in 1968 volgde in Duitsland de uitgave door Harald von Koenigswald die inzage kreeg in het origineel (typoscript), maar van de familie Von Ilsemann de opdracht aannam bepaalde gedeeltes weg te laten. De Nederlandse vertaling kwam in 1969 en hiervan is een nieuwe druk verschenen met notenapparaat, personenregister en een veelomvattende introductie van Jacco Pekelder, hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht.3

Engeland en het zwaar getroffen Frankrijk, de landen die Duitsland hadden verslagen, wilden Wilhelm in 1918 voor het gerecht brengen en eisten van Nederland uitlevering, maar dat werd door de autoriteiten geweigerd. Het feit dat Wilhelm II hier soepeltjes asiel kreeg, lag in het verlengde van de 'familiecontacten' die de jonge koningin Wilhelmina al sinds eind negentiende eeuw onderhield met de Kaiser ("oom Willy"), toen nog één van de machtigste mannen van Europa.
Meer dan eens werd Wilhelmina ("mijn lieve nichtje") met alle egards door hem ontvangen in het Duitse Reich. Wilhelm had op zijn beurt Nederland al een paar keer (officieel) bezocht. Tijdens zijn ballingschap bleef hij zich attent gedragen tegenover Wilhelmina. Von Ilsemann noteerde dat bij een keizerlijk uitje naar de Arnhemse heide op 31 augustus 1933, haar 53ste verjaardag, Wilhelms Mercedes versierd was met enorme bloemstukken. Kleur: oranje.
De banneling moest beloven, gezien de dreigende houding van Engeland en Frankrijk, de provincie Utrecht niet te verlaten en zich van iedere politieke activiteit te onthouden. Dat laatste lapte hij, blijkt uit de Dagboekfragmenten, aan zijn laars.

De keizer ontvangt

Ten eerste pendelden Wilhems vrouw Hare Majesteit prinses Hermine von Reuss en enkele van zijn trouwe officieren en functionarissen in de jaren twintig en dertig naar Duitsland. Ze trachten manieren te vinden om de monarchie in ere te herstellen door steun te zoeken bij uiterst rechtse partijen en organisaties. Voorts vonden aftastende gesprekken plaats met hoge nazi's, onder wie Hitler. Bij terugkomst werd aan Wilhelm II verslag uitgebracht. Toen er nog verkiezingen werden gehouden, hield Hitler zich in deze kwestie uit electoraal oogpunt op de vlakte. Na de Machtantritt in 1933 en de daaropvolgende gelijkschakeling, werden de monarchisten in het defensief gedrukt. Velen van hen zagen zich daarop 'gedwongen', verlies van luxe status, toe te treden tot de NSDAP, een enkeling belandde in het behoudende verzet, of moest een aantal weken brommen.

Foto August von Mackensen
August von Mackensen
Wilhelm II mocht van de Nederlandse autoriteiten blijkbaar wel (hoge) gasten ontvangen: Om er een paar te noemen: De Amerikaanse publicist George Viereck4, wapenfabrikant Gustav Krupp von Bohlen, Hermann Göring, koningin-moeder Emma, veldmaarschalk August von Mackensen, graaf Detlev von Moltke, prinses Juliana en haar man, hertog van Albrecht von Würtemberg, de Zweedse volkenkundige Sven Hedin (bewonderaar van de ex-Kaiser en Hitler), Adolf von Trotha (die zich achter de Kapp-putsch van 1920 had opgesteld, zie verder), Wilhelmina's echtgenoot prins Hendrik (aanhanger van Von Hindenburg), de journalist Randolph Churchill (zoon van Sir Winston), Von Papen (kort vicekanselier onder Hitler) en Thomas Gaffney (voormalige Amerikaanse consul in Duitsland). Wilhelmina beperkte zich bij feestelijkheden tot het sturen van een enkele bloemenmand.
Ten tweede deed Wilhelm II zijn uiterste best om zijn 'onschuld' aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog te bewijzen. Dat was verre van eenvoudig. Von Ilsemann laat bij herhaling duidelijk blijken dat het 'Zijne Majesteit' aan iedere zelfkritiek ontbrak.5 Ten slotte becommentarieerde hij vol overgave de politieke ontwikkelingen in Duitsland en in Europa in de hoop op machtsherstel. Daar zag het inderdaad een paar keer naar uit.

Foto
Tweede van rechts Kaiser Wilhelm II. Links vooraan George Viereck,
in het midden Sigurd von Ilsemann.

Felicitatie aan de Führer

Al in 1920 sloeg de keizerlijke kompasnaald uit naar Berlijn waar Von Lüttwitz en Kapp een putsch pleegden om een einde te maken aan de 'zwijnenrepubliek' van Weimar. Reactie van de ex-Kaiser: "Vanavond is er champagne!." Te vroeg ontkurkt, want de coup liep na een week stuk op een algemene staking. Veel interesse toonde hij ook voor de Münchener Bierkellerputsch die Hitler en Ludendorff in 1923 ondernamen. De laatste onderhield (brief)contact met Von Ilsemann. Vijf maanden voor de machtsovername van Hitler (1933) verkondigde Wilhelm II in een gesprek met Thomas Gaffney: "Hij [Hitler] had met 50.000 nazi's naar Berlijn moeten marcheren, [president] Hindenburg naar huis moeten sturen en zelf de door hem en de nazi's gewenste macht moeten overnemen." Hitler was blijkbaar niet radicaal genoeg, zo lijkt het.

In Italië draaiden de fascisten in de jaren twintig het parlement de nek om.6 Dat liet de Doornse balling steenkoud. Maar dat Mussolini de monarchie van Viktor Emanuel III in stand hield, dat bood een wenkend perspectief. "Ik geloof dat het fascisme ook naar Duitsland zal overwaaien en dat daardoor de monarchie hersteld zal worden", aldus Von Ilsemann. Een geheime politie als in Italië, door de ex-Kaiser op één lijn gesteld met die onder Lenin, was ook wenselijk in Duitsland zodra hij weer op de troon zou zitten.
Rond 1930 werd Finland geconfronteerd met de fascistische Lapua-beweging. Waarom hebben we niet zo'n antibolsjewistische beweging in Pruisen, vroeg hij zich stampvoetend af. De royalistisch fascistische relschopperij in de Franse hoofdstad (1934), de heldendaden van Mussolini in Ethiopië (1935-1936, 'blank tegen zwart') en Hitlers Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland (1938), het kreeg allemaal bijval in Doorn.
Het deed de oude Kaiser bijzonder genoegen dat Engeland wel sputterde, maar niks durfde te ondernemen. Daaraan kon je goed zien, merkte hij op, dat Europa zelf in staat was beslissingen te nemen. De overwinning van de Franco troepen op de wettige regering gaf Wilhelm II geestdriftig met blauwe pijlen aan op een landkaart. Net zoals hij dat had gedaan ten tijde van de Eerste Wereldoorlog; hij was weer helemaal in zijn oude militaristische doen. Hitlers inval in Polen (1939) bood hetzelfde tafereel. De eisen van de Führer met betrekking tot Dantzig en de Corridor, schrijft Von Ilsemann, achtte de keizer aan de gematigde kant. Wilhems 'finest hour' sloeg in 1940 met Hitlers Blitzkrieg in Noordwest Europa. Na de nederlaag van Frankrijk verzond hij op 17 juni van dat jaar vanuit het bezette Nederland een felicitatietelegram aan de Führer die hem daarvoor een week later bedankte.

Onvervalst antisemitisme

Over Hitlers binnenlandse politiek was de voormalige Kaiser beduidend minder te spreken. Zijn gefoeter op de nazi's vloeide echter voor het merendeel voort uit diepgewortelde frustratie dat ze zijn monarchale ambities blokkeerden. Hij, bij de gratie Gods. Over de beruchte Reichskristallnacht (1938) toonde hij zich verontwaardigd. Zijn visie formuleerde de banneling bondig: Als Hitler "de monarchie in zijn vaandel zou hebben geschreven, was hij een groot man geweest."
Ondanks dat Hitler hem een 'samenlevingscontract' weigerde, ging Wilhelm II nooit over tot een ondubbelzinnige breuk met het naziregime. Daarvoor waren de overeenkomsten te talrijk - dictatoriaal, racistisch, expansionistisch en antisemitisch.
Het is opmerkelijk dat van Wilhelms (protestantse) antisemitisme maar weinig terug te vinden is op de bladzijden van de 'waarheidsgetrouwe' Dagboekfragmenten.
Zowel qua frequentie als qua virulentie treffen we dit antisemitisme aan buiten het boek van Von Ilsemann.7

De Dagboekfragmenten bieden weliswaar een intrigerend inzicht in het doen en laten van de oude Kaiser en zijn ondergeschikten, maar door het vrijwel ontbreken van diens antisemitische uitwasemingen zijn ze verre van 'betrouwbaar' voor latere generaties. En dat was nu juist Von Ilsemanns pretentie. Jacco Pekelder heeft in zijn overigens zeer kundige introductie deze incongruentie niet geregistreerd, of niet als probleem gezien. Volgens de Utrechtse hoogleraar zou bij ieder bezoek aan de voormalige residentie in Doorn de tekst van Von Ilsemann de 'begeleidingsmuziek' moeten zijn. Een aardig idee, maar laten we de muziek dan niet te hard zetten.








1 Cees Fasseur, Wilhemina. De jonge koningin, 1998, Balans, p. 538. (terug)
2 Sigurd von Ilsemann, Wilhelm II in Nederland, 1918-1941. Dagboekfragmenten, 2015, Aspekt. (terug)
3 Deze uitgave is een samenwerkingsverband tussen het van overheidswege gesubsidieerde Huis Doorn (opdrachtgever) en de Universiteit van Utrecht. Maar liefst veertien studenten (een enkeling doorliep een 'wetenschappelijke stage' bij Huis Doorn), stonden Jacco Pekelder terzijde. Hij heeft het origineel van de familie Von Ilsemann niet mogen inzien. (terug)
4 In het door studenten van de Universiteit van Utrecht geactualiseerde Personenregister dat zeker niet zonder verdienste is, lezen we bij George Viereck (1884-1962): "Amerikaans schrijver, uitgever van het tijdschrift American Monthly". (p. 547) Onvermeld blijft dat Viereck een belangrijke nazi propagandist was in de Verenigde Staten. Bij Paul Bang (1879-1945) staat: "Duits nationaal politicus en auteur". (p. 532) Onvermeld blijft dat Bang leiding gaf aan het antisemitische Alldeutscher Verband. En was het nu maar bij deze voorbeelden gebleven. (terug)
5 Ook andere landen, zoals het imperialistische Rusland, dragen verantwoordelijkheid voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Helaas leidt een dergelijk 'vergelijkend onderzoek' meestal tot relativering, een soort schade-afwikkeling, van de (hoofd)rol van Duitsland. De bekendste illustratie van deze aanpak vinden we terug in het werk van de flamboyante historicus Christopher Clark, Slaapwandelaars, 2013.
Günter Grass heeft de rol van de Kaiser anno 1914 ironisch en adequaat onder woorden gebracht: ''Ik was nog op mijn zomerse reis door Noorwegen toen de Fransen en de Russen al met het geweer aan de voet ... Ik was volstrekt tegen oorlog ... ik wilde altijd al een vredesvorst zijn ... Maar als het niet anders kon ... Ook lag onze vloot verspreid ... maar de Engelse bij Spithead ... Jazeker, geconcentreerd onder stoom ... Ik moest wel handelen. In: Mijn eeuw, 1999, p. 64.(terug)
6 Adolf Hitler schreef in diezelfde periode over de "Joodse parlementair-democratische waanzin" in: Mein Kampf (Nederlandse uitgave, zonder jaartal), p. 717. (terug)
7 Een greep: Tegenover generaal Max von Mutius oordeelde hij in 1920 dat "de wereld, en met name Duitsland, niet eerder rust zal hebben, dan wanneer alle Joden doodgeslagen of op z'n minst het land uitgezet zijn". Toen Von Mutius antwoordde dat dit "helaas" niet zou lukken, repliceerde Wilhelm II: "Mijn lieve kind, dat kan wel en dat zal ik doen. Ik zal het u laten zien." (John Röhl, Keizer Wilhelm II, 2013, p. 186)
Tijdens een Doorns diner in 1921 verkondigde Wilhelm II tegenover zijn gasten: "Wanneer er in Duitsland weer andere tijden komen, zullen de Joden er danig aan moeten geloven ... Ze zullen alles moeten inleveren, hun kunstcollecties, hun huizen, al hun bezittingen. Ze moeten voorgoed uit alle overheidsfuncties ontheven worden, ze moeten volledig tegen de grond gesmeten worden'. (p. 186)
In 1927 liet hij zijn Amerikaanse vriend Poultney Bigelov weten: "Het Hebreeuwse ras is zowel in binnen- als in buitenland mijn aartsvijand; zij zijn wat zij altijd waren: degenen die leugens fabriceren en aan de touwtjes trekken bij onlusten, revolutie en chaos, omdat ze met hun giftige, bijtende, satirische geest gemeenheid verspreiden. Als de wereld wakker wordt, moeten zij hun verdiende loon krijgen". (...) "De pers, Joden en muggen zijn een plaag waarvan de mensheid zich op de een of andere manier bevrijden moet. Het beste middel is waarschijnlijk gas."(p. 186)
Aan de in Arnhem woonachtige gravin Alwina von der Golz briefde hij in 1940: "De 'antichrist' van vandaag is - zoals steeds sinds Golgotha - Juda, de vrijmetselarij, het wereldjodendom en zijn goudmacht'. (Willibald Gutsche, Ein Kaiser im Exil, 1991, p. 207). (terug)