Welkom
Overgenomen
Solidariteit "overgenomen"

Reactie op artikel Harry Peer over het Waterlooplein (20-12-2020)

Roosjesslijpsters

José J. Bolten

Harry, wat weer een mooi geschrift van jouw hand. Dankjewel. Het lezen was alsof ik de tentoonstelling nogmaals bezocht. Ik zag 'm in december en was er een paar uur zoet mee. Alles wat je over de foeilelijkheid van de Stopera schrijft, is me uit het hart gegrepen, maar toch één kanttekening: je schrijft dat het gebouw van binnen misschien functioneel is. Nu heb ik ruimschoots in de opera en – voor mijn werk - nogal eens in het stadhuis vertoefd ....

De akoestiek in de opera, nota bene bespeeld door één van de allerbeste operagezelschappen ter wereld, háált het (nog steeds) in de verste verte niet bij die van het Concertgebouw en heeft vanaf het begin scherpe kritiek opgeroepen en tot corrigerend kunst- en vliegwerk met versterkers en zo geleid.
Het stadhuis is mijns inziens een prototype van een 'sick building', ik zou er van mijn leven niet willen werken. Als Amsterdamse burger ben ik er eens zo'n twintig minuten steeds radelozer in verdwaald, omdat ik de afspraak locatie niet kon vinden. En meer dan één keer ben ik er bevangen geweest door een aanval van claustrofobie, omdat ik er niet uit kon komen: razend makende beveiligingsmaatregelen, zoals sluizen als hedendaagse gevangenispoortjes en onduidelijke pasjes. De werk- en spreekkamers zijn werkelijk inhumaan, zowel voor die arme ambtenaren als voor de burgers die er moeten zijn, al geldt dat voor veel meer kantoorkolossen.

Bolsjewiek

De roosjesslijpsters. Ik heb van mijn moeder eens een gouden ringetje met een roosgeslepen diamantje gekregen, dat zij op haar beurt had geërfd van een oudtante van haar of zo, in wier bezit het diamantje een oorbel had gesierd. (Als je van twee oorbellen twee ringen liet maken, dan kon je er twee nazaten blij mee maken.) Ben ermee naar Gassan gegaan voor een nader onderzoek, waardoor ik te weten kwam dat het om een inmiddels antieke roosslijping gaat, in dit geval Amsterdamse roos om precies te zijn. In de twintigste eeuw, na een revolutionaire ontdekking in 1919, kwamen er meer geavanceerde slijptechnieken ten tonele die diamanten nog meer deden flonkeren.

Ooit leerde ik in mijn werk een voormalige diamanthandelaar kennen en volgens hem was het diamantje een zogenaamde Bolsjewiek. Dankzij jouw roosjesslijpsters ben ik wat dieper in het internet gaan graven en nu weet ik ook waar dat woord in deze branche vandaan komt. Na de Russische revolutie kwamen er veel diamanten 'op de markt' en die waren nog allemaal 'old cut'. De handelaren gingen toen alles van de oude slijptechnieken 'bolsjewieken' noemen. Kortom, ik wind bij gelegenheid een bolsjewiek om mijn vinger.