nr. 96
mei 2000

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Solidariteit op scholingspad - het Nationaal Arbeids-Secretariaat,1893-1940

Van onderen op bestuurd

"Nu zal het me toch verwonderen, wat wij eigenlijk kunnen ondernemen saam en welk werk er aan de winkel zal komen?" Aldus één van de hoofdbestuurders van een aangesloten vakbond in september 1893 op de eerste bestuursvergadering van het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS). Veertig jaar later was het NAS "een gevreesde naam", zoals de oprichters van een rooms-katholieke voetbalvereniging ervoeren. Zij hadden de aardige gedachte om hun club Na Arbeid Sport, kortom NAS te noemen. Maar het revolutionaire NAS was nog wijd en zijd bekend en vooral berucht. De geestelijk adviseur vond het maar niets.

Tussen deze twee polen heeft de beeldvorming van het NAS altijd gezweefd: amateurisme en revolutie. Wanneer we de werkelijke activiteiten van de NAS-leden bekijken en analyseren, vallen heel andere zaken op. Daarvoor worden in kort bestek de organisatie en de doelstellingen onder de loep genomen aan de hand van een aantal gebeurtenissen of beschrijvingen van personen.

Onafhankelijk van partij

Op 27 augustus 1893 richtten vertegenwoordigers van vakbonden het NAS op. Het NAS is het resultaat van de beweging van arbeiders vanaf 1888 om de vakorganisatie ongedeeld te laten zijn. Want voor die tijd bestonden vakverenigingen op religieuze en politieke grondslag. Daarbij kwam ook nog eens de grote sociale afstand tussen 'losse arbeiders' (haven, fabrieken, land en veen) en 'geschoolde werklieden'. Door de maatschappelijke ontwikkelingen - ontstaan van fabrieken en daardoor langzame afbraak van het ambacht, maar ook schaalvergroting van de losse arbeid - radicaliseerden de ambachtslieden en voelden de arbeiders meer noodzaak tot organisatie. De Sociaal-Democratische Bond van Ferdinand Domela Nieuwenhuis en Christiaan Cornelissen speelt een sleutelrol.

Het is vooral Cornelissen die in de jaren 1890-1892 de vakverenigingen de weg wijst naar de zelfstandige ontwikkeling los van de socialistische partij. Hem stond bij de oprichting van het NAS als doel voor ogen: "de opkweeking en ontwikkeling van een nationale vakbeweging, die het richtsnoer van geen enkele politieke organisatie zou hebben te volgen - zoomin dat van de anarchistische groepen." Een voorbeeld van zo'n proces is het ontstaan van de Nederlandsche Bakkersgezellenbond van 1890. In 1889 ontstonden overal stakingen, eerst van de havenarbeiders te Rotterdam op initiatief van socialisten, maar later van vrijwel alle beroepsgroepen in vele andere steden en onder leiding van henzelf. Ook bakkersgezellen te Amsterdam staakten voor betere arbeidsomstandigheden en hoger loon. Eerst waren het bestuurders van de socialistische organisatie Loon naar Werk die de staking leidden. Later bemoeiden ook bestuurders van het neutrale Ons Genoegen zich er mee. Eendrachtig werkten zij vervolgens samen en brachten de staking tot een goed einde. Uit deze samenwerking is de bond ontstaan, en om deze samenwerking te eren werd de zinspreuk "Ons Genoegen is Loon naar Werken" bij de naam gevoegd.

Bestrijding kapitalisme

Uit deze beweging, die bij vrijwel alle beroepsgroepen toesloeg, is het NAS ontstaan. Los van de politiek, in één vakbeweging, met de klassenstrijd als uitgangspunt. Dat laatste zou nog vele moeilijkheden geven, zoals de Spoorwegstakingen van 1903 laten zien. Het verhaal is bekend, maar de rol van het NAS is vooral beoordeeld als 'stakingsgymnastiek' of als propaganda voor de politieke algemene werkstaking, waardoor het zicht op de werkelijkheid van spoorwegarbeider ontbrak. Het NAS bezat echter vooral een ideologie van 'alle arbeiders willen organiseren, ongeacht hun politieke en religieuze opvattingen'. Dit idee is een onderdeel van de mythe van de eenheid van de arbeidende klasse: 'arbeiders aller landen verenigt u'. De belangen van de arbeiders zijn in deze visie in principe gelijk. Bij zo'n gecompliceerde en ook 'verpolitiekte' beweging als de spoorwegstaking in april 1903 levert zo'n ideeëncomplex vooral verliesposten op. Anarchisten en sociaal-democraten hadden veel minder last van dit mythologische idee. En konden daarom beter hun strategie en tactiek bepalen. Het NAS was daarom meer een speelbal dan een speler.

Zo'n vage en misschien wat naïeve ideologie heeft bijna de ondergang betekend van het NAS. Na 1903 zakt het ledental, dat toch al niet te hoog is geweest, snel naar een schamele 3.000. Het is Harm Kolthek jr, vanaf 1907 secretaris, die het NAS de vastheid van richting geeft. Hij was ook degene die de intellectuelen van zowel anarchistische als sociaal-democratische kant met gelijke wapens kon bestrijden. Kolthek was een begaafd spreker, maar ook een kundig en vasthoudend organisator. Al heel snel na zijn aantreden was er een nieuwe beginselverklaring. Daarin komt de volgende passage voor: "de onafhankelijke vakorganisatie [wil] de arbeiders organiseeren, ongeacht hun politieke of godsdienstige meeningsverschillen. Zij stelt zich daarvoor de taak, het behartigen hunner oogenblikkelijke en toekomstige belangen, door bestrijding van de kapitalistische productiewijze, overal waar die zich openbaart op economisch of politiek terrein."

Deze beginselverklaring van 1908 werd met een grote meerderheid aangenomen. Het was de aanzet tot groei van het NAS. Een verstandige arbeider is lid van een vakbond, hield Kolthek vol, ook al is die arbeider katholiek of anarchist. De vakbeweging was in zijn visie voor alles een 'praktische' beweging. Ook ten aanzien van de sociale wetgeving was Kolthek tot de overtuiging gekomen dat het NAS, na de moeilijke compromissen van de jaren daarvoor, geen afwachtende houding meer kon blijven aannemen. Dat het NAS zich op deze nieuwe grondslagen verder positief ontwikkelde, liet zien dat in brede kring van het NAS die denkbeelden weerklank vonden. Na vijf jaar was het NAS weer een vakcentrale met zelfvertrouwen. In 1919 groeide het ledental zelfs uit tot 52.000, mede door de revolutionaire geest van het naoorlogse tijdperk. In de jaren twintig krijgt het NAS het moeilijk door de economische crisis en onderling geharrewar. In 1940 heeft het NAS nog maar 10.000 leden over. In mei 1940 wordt het NAS door de Duitse bezetter verboden.

Organisatie van stakingen

Jan van Zomeren, voorzitter van het NAS van 1896 tot 1902, werd eind vorige eeuw te hulp geroepen door lompensorteerders uit Gorkum. Zij waren tot wanhoop gedreven door lage lonen en de botte weigering van de baas om hen zelfs maar aan te horen. Jan ging er heen, maar werd buiten de poort gehouden: geen inmenging van vreemden.

Dan ontspint zich de volgende discussie. Van Zomeren vertelt dat het NAS de stakers gaat steunen; "dan zoek ik arbeiders van buiten Gorkum", zegt de baas. "Dan gaan we posten, advertenties in kranten zetten, zodat niemand naar Gorkum komt", zegt van Zomeren. Maar de baas houdt het vol, het posten begint. Anderhalve week later haalt de baas bakzeil: alle eisen als hogere lonen en meer zeggenschap over arbeidsomstandigheden worden ingewilligd. Na twee weken krijgt Van Zomeren een brief uit Gorkum, maar nu van de baas: met zijn personeel was geen land te bezeilen. De arbeiders jouwden hem na en de meisjes spuwden achter hem op de grond. Als hij iets terug zei, dan zeiden de arbeiders: "pas op of we schrijven naar die meneer van het NAS in Amsterdam." Van Zomeren kwam en legde de lompensorteerders uit dat het zo niet ging en dat ze geen geld ontvingen, als ze door hun schuld zonder werk kwamen te zitten.

Zoals deze anekdote laat zien, staat achter elke actie of staking het vraagstuk van de macht. Is de baas of de arbeider in de fabriek degene die alles bepaalt? Was het bij deze situatie nog overzichtelijk, bij de volgende is het ingewikkelder, omdat twee richtingen in de vakbeweging - de moderne en de onafhankelijke variant - tegenover elkaar stonden.

Het lossen van de schepen gebeurde rond 1900 met de hand en schep. Het lossen en laden bood vele arbeiders werk en inkomen, maar het was zwaar werk. En bovendien was het langdurig werk, want een schip diende zo snel mogelijk gelost te worden. Werktijden van veertien uur achter elkaar waren meer regel dan uitzondering. En voor de bazen gold dat de efficiëntie niet echt hoog was. In 1905 is de elevator, en nieuwe vinding, ingevoerd om het werk te versnellen. Veel arbeiders waren er tegen, omdat het ding arbeid overbodig maakte. In 1905 waren woordvoerders van de 'moderne' (NVV) en de 'oude' (NAS) richting het niet met elkaar eens. Henrik Spiekman, voorzitter van de moderne Rotterdamsche Bestuurdersbond (RBB), was tegen de elevator en Janus Wessels van de onafhankelijke organisatie van bootwerkers vond de verlichting van de arbeid zo belangrijk dat hij een voorstander was van de elevator. Want het was een waar slagveld, versterkt door de houding van de bazen: "Ik heb liever dat er dagelijks drie werklieden van me doodvallen dan dat ik een defect aan mijn machine krijg, wat mij 25 gulden kost."

We zien hier een trekje van de modernen naar voren komen die het NVV en later de FNV kenmerken: een defensieve houding ten opzichte van nieuwe technologieën. Of het nu een verzet tegen het containervervoer of de computer in het onderwijs is, steeds wijzen de modernen op de nadelen.

In 1907 staakten alle arbeiders van beide richtingen en daardoor was het met de elevator gedaan na langdurige strijd. Pantserkruisers kwamen er aan te pas om onderkruipers te beschermen. Deze werkwilligen kwamen van heinde en ver om de staking te breken, maar het gelukte niet. Eendrachtige samenwerking leverde de overwinning op.

Verhouding tot partijen

De tragiek van het NAS in haar eerste veertien jaar is dat het bestuur, de leden en de sympathisanten zich in de onmogelijke positie hebben laten dringen te moeten kiezen tussen sociaal-democratie en anarchisme.

In het algemeen kan gezegd worden dat het NAS zich nooit heeft willen binden aan een partijpolitieke richting. Maar het NAS zocht wel samenwerking met anderen, die op een bepaald punt op dezelfde lijn zaten. In zijn historie tot 1940 heeft het NAS vele partijen gekend die de onafhankelijke organisatie voor hun eigen doeleinden wilden inzetten. Het NAS wilde alle arbeiders organiseren, ongeacht hun politieke en religieuze opvattingen. Samenwerking op concrete punten vond wel plaats. Dat was voor het eerst door in 1911 met de Sociaal-Democratische Partij (SDP) samen te werken in een Nationaal Comité voor de achturige arbeidsdag. En zo volgden er meer.

In de beginselverklaring van 1908 stond dat het NAS wel politieke actie wilde voeren, maar "uitsluitend met buitenparlementaire middelen". Dat laatste viel steeds minder te handhaven. Maar het NAS behield haar onafhankelijkheid ten opzichte van de SDP/CPN en van de Socialistische Partij van Kolthek. Wanneer de CPN eind jaren twintig definitief voor het NVV kiest en tegen de revolutionaire vakbeweging, zal het NAS op basis van onafhankelijkheid een samenwerking aangaan met de Revolutionair Socialistische Partij, en later - na de fusie met de Onafhankelijke Socialistische Partij - met de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij. Henk Sneevliet was toen de voorzitter van het NAS.

Verhouding tot 'modernen'

Het NAS diende een dubbele strijd te voeren. Zowel tegen de moderne maatschappij als tegen de moderne vakbeweging. Het is geen toeval dat beide 'tegenstanders' van het NAS voorzien zijn van het woord modern. De historicus Rüter, die de spoorwegstaking van 1903 analyseert, ziet de parallel tussen de moderne bedrijfsvoering en het organisatieprincipe van het NVV. Dit principe van het in 1905 opgerichte Nederland Verbond van Vakverenigingen (NVV) is het best verwoord door de ideoloog en geldschieter Henri Polak. In de brochure De vakvereeniging vergelijkt hij een vakvereniging met een organisme. In een lichaam (van een mens, van een dier) zijn het de hersenen die de rest van het lichaam 'besturen'. Zo ook is het met de bestuurders van de vakvereniging. Zij besturen de vakorganisatie, de leden voeren de bevelen 'des bestuurs' uit, zoals de benen van een mens gaan lopen als ze de zenuwprikkeling van de hersenen ontvangen. Voor Polak was de beeldspraak van het biologische mechanisme voor de werking van een vakvereniging waarschijnlijk meer dan een vergelijking: de vakvereniging was een lichaam en de bestuurders waren de hersenen. Het doet heel erg denken aan de uitspraak van F. Taylor (van het scientific management) over arbeiders in een fabriek: "You are not supposed to think."

Tegen deze ideologie hebben de NAS-mensen zich altijd verzet. Maar de modernisering van de maatschappij heeft het NAS wel doen inzien dat, zoals Bertus Bouwman schrijft, aandacht voor de overheid nodig is, "omdat deze overheidsbemoeiingen hun eigen dagelijkse leven en werken steeds meer gingen raken." In de loop van de jaren zien we dan ook NAS-bonden deelnemen aan tal van overheidscommissies.

De invloed van het NAS op bijvoorbeeld het NVV is toch wel aanzienlijk te noemen. Dat gold voor sommige ideeën, maar het loutere bestaan van het revolutionaire NAS maakte dat het NVV niet al te sterk naar het midden opschoof. Met argusogen volgden NVV'ers de ontwikkelingen van het NAS.

Huidige belang

Het NAS bestaat niet meer. De enige organisatie die nog in de traditie van het NAS staat, is het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties (OVB), opgericht in april 1948. 'Onafhankelijk' en 'bedrijfsorganisatie', het zijn de begrippen waar ook het NAS voor stond. Die nadruk op organisatie per bedrijf dateert al van 1903, maar komt het beste tot uiting in de schrijfsels en discussies kort na de Eerste Wereldoorlog. Voor 1914 waren het de bouwvakarbeiders die zich sterk maakten voor de vakorganisatie per bedrijf. In 1919 besluiten zij die organisatievorm in te voeren. Het overheidspersoneel dacht er ook over, maar door de daarna intredende recessie en achteruitgang van de vakbeweging in het algemeen en de revolutionaire in het bijzonder werden de organisaties te klein om de zaak echt door te voeren. In feite is het in de Nederlandse sociale geschiedenis alleen de EVC (en dus niet het OVB) in enkele grote bedrijven gelukt deze gedachte in praktijk te brengen.

Overigens is de positie van het huidige OVB aanzienlijk zwakker dan van het NAS. Alleen daar waar organisaties van het OVB sterk waren, zoals in de Rotterdamse en Scheveningse havens, is er van invloed sprake. De huidige betekenis van het OVB ligt voor een groot deel in deze idee van bedrijfsorganisatie, in de nadruk op samenwerking van arbeiders in een organisatie (een netwerkorganisatie, zouden wij nu zeggen) en de revolutionaire kritiek op de moderne maatschappij.

Overigens zou het interessant zijn de mening te vernemen van de NAS-mensen over de huidige postmoderne en kapitalistische kennismaatschappij.

Marten Buschman
(OVB)

Mijn boek Tussen revolutie en modernisme. Geschiedenis van het NAS 1893 - 1907, uit 1993, is gereduceerd te verkrijgen voor tien gulden (plus vijf gulden verzendkosten) door overschrijving van dit bedrag op giro 4542402 (Buschman, Den Haag).