nr. 96
mei 2000

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Verborgen of vergeten geschiedenis - stakende meubelmakers in Den Haag

Patroons onderdrukken "alle menschelijke en veerkrachtige eigenschappen"

In 1904 kwam in Nederland het eerste proefschrift uit over de vakbeweging. Het was geschreven door D. Hudig. De titel luidde: "De vakbeweging in Nederland 1866-1878". In zijn relaas over de vroege vakbeweging in ons land gaat hij uitgebreid in op de meubelmakers. Hij waardeert deze beroepsgroep als een zeer sterk sprekend voorbeeld van gematigde degelijkheid. Onder invloed van ontwikkelingen op de werkplek en in de politiek radicaliseren de meubelmakers. We hebben in Solidariteit al stakingen van meubelmakers voor het voetlicht gehaald in Amsterdam, Haarlem en Zaltbommel. Deze keer belichten we de strijd van meubelmakers in Den Haag in het begin van de vorige eeuw.

Begin juli 1910 laten de meubelmakerspatroons Wijnman en Ulléé, gevestigd aan de Voldersgracht in Den Haag, het personeel weten dat ze het bedrijf twee dagen zullen sluiten. De heren werkgevers gaan voor een uitstapje naar Brussel. Zonder hun toezicht kan de tent niet draaien. De werknemers moeten daarom maar thuis blijven, onbetaald uiteraard. Dit is de aanleiding voor de meubelmakers om bij elkaar te komen en hun grieven op papier te zetten. Ze schrijven: "Geachte Patroons. Naar aanleiding van u kennisgeving die u in de fabriek heeft geplaatst zonder aan het personeel eenige inlichten er over te verstrekken willen de ondergeteekende u eenige regel schrijven. Er heerscht reeds lang onderlinge ontevredenheid waar het lage loonen de basis van vormd maar nu nog gedwongen vrijen dagen er bij komen die wij zelf moeten betalen willen ook wij eenige Beleefde maar billijke vragen stellen. No.1. Aan ondergeteekende 1 cent per uur meer te betalen gezien de drukke werkzaamheden en de hooge loonen die overal betaald worden daar wij onze zaak gelijk stellen met die van Sas en Warners en meer dergelijke winkels waar ook ons werk gefabriceerd wordt en de gemiddelde loonen 23 en 24 cent zijn, nog niet gesproken van Hoogere loonen. No. 2. dat u ons alles betaald wat wij verdiend hebben daar wij op de winkels geen spaarpot maken terwille der patroons. No. 3. Dat de patroons de 2 dagen intrekken of als er 2 dagen verzuimd moet worden de patroons de dinsdag betaalen en wij de maandag voor rekening nemen, maar is het voor 1 dag deze ons zal worden doorbetaald. No. 4. Vanaf heden niet langer werken als van 6 tot 6 mits bij bijzondere drukte of haastwerk. Wij hopen dat de Patroons dit billijk verzoek ter harte willen nemen om ook onze werklust op te beuren."

Dienst geëindigd

We kunnen ons wel enigszins het tafereel van dat moment in de werkplaats voorstellen. De arbeiders zijn geschaard rond één hunner die de pen hanteert en geëmotioneerd met de nodige taalfouten het opgewonden gesprek samenvattend vertaalt in een wensenlijst naar de patroons. Er staan geen namen onder de brief vermeld. Er wordt anoniem afgesloten met "In afwachting van u antwoord. Het Personeel". De angst om persoonlijk gepakt te worden op ondertekening was gerechtvaardigd. De voorman, De Vries geheten, die de brief aan Wijnman en Ulléé overhandigt, wordt meteen ontslag aangezegd. Eerst mondeling en direct daarna schriftelijk. We beschikken over zijn ontslagbrief. De patroons waren soepel. De Vries werd ontslag aangezegd met een week. Als afzender is vermeld: Wijnman en Ulléé. Meubelen in alle stijlen. Gespecialiseerd in Friese en Oud-Hollandse meubelen. De brief is geadresseerd aan De Vries, meubelmaker en gedateerd 's-Gravenhage 9 Juli 1910 - "Door deze doen wij u weten dat u zich moet voorzien van anderen betrekking te weten dat u dienst bij ons geëindigd is de 16 Juli 10."

Wel direct op staande voet werd ontslagen meubelmaker Hofman, en wel op het moment dat hij de patroon de vraag stelde of hij op de eisen zou ingaan. Dat was te veel voor de mensen. Daarop verklaarden zijn collega's zich solidair met hem en De Vries en riepen ze een staking uit. Twaalf man legden het werk neer, acht meubelmakers en vier stoelenmakers. Niet iedereen deed mee, de zes beeldhouwers staakten niet.

De NVV-bond en de RK Bond van Meubelmakers, Behangers en Stoffeerders St. Joseph nemen de leiding van de staking op zich. Ze geven een manifest uit: "Mede-arbeiders! Maandag 11 Juli is bij de Firma Wijnman en Ulléé, Voldersgracht, een staking uitgebroken onder de Meubelmakers die daar werken. De aanleiding tot deze strijd is het schandelijk lage loon, alsmede het ergerlijk systeem van uitzuigen, wat door deze patroons wordt toegepast. Deze arbeiders staan in een zeer slechte fabriek, voor een loon van 14 tot 19 cent per uur en voor dit loon moeten zelfs gehuwden werken." De arbeiders wordt medewerking gevraagd om deze patroons een geduchte slag toe te brengen, zodanig dat deze strijd in het voordeel van de arbeiders zal worden opgelost.

De meubelmakers zoeken steun op de gebruikelijke wijze. Ze schrijven andere afdelingen van hun bonden aan en vragen om financiële hulp. Het afdelingsbestuur schrijft brieven naar de redactie van de plaatselijke kranten. Een extra complicatie, waar het hoofdbestuur van de NVV-bond vanuit Rotterdam op wijst, is dat de Haagse afdeling met haar eigenmachtig optreden in dit arbeidsconflict de steunverlening aan stakers in Enschedé op dat moment doorkruist. Niettemin wordt begrepen dat men de leden in Den Haag nu niet kan laten vallen en wordt de helpende hand toegestoken. Het lijkt te helpen. We zijn in het bezit van een briefkaartje van Wijnman en Ulléé met stempel gedateerd 21 juli. De patroons zijn bereid afdelingssecretaris J. van de Werff te ontvangen.

We weten niet hoe dit arbeidsconflict is afgelopen. Het lijkt erop dat het onderhoud van Van de Werff met Wijnman en Ulléé niet geholpen heeft. De staking zal nog een tijd hebben geduurd. Op 12 augustus verstuurt R. Halich, de afdelingssecretaris van de Meubelmakers-bond uit Vlaardingen een kaartje aan zijn "waarde bondsbroeder" in Den Haag. Hij vraagt om enige inlichtingen over Wijnman en Ulléé, die bij enkele leden langs zijn geweest om bij hen te komen werken. Halich wil zo spoedig mogelijk antwoord of dat wel vertrouwd is.

Het heeft er veel weg van dat de heren patroons op pad waren om onderkruipers te ronselen.

Ruwe wreedaard

Op zondag 31 juli 1910 zijn alle 35 werknemers van de firma Haring bijeen in gebouw Concordia, Hoogezand, in Den Haag. Ze zijn het gedrag van Haring zat. De lage lonen, de willekeurige behandeling, de ontslagen. De bond heeft een loonlijst opgesteld van wat ieder verdient, de stoelenmaker, politoerder, zager, loopknecht. De bedragen variëren van 21 tot 25 cent per uur en van 10 tot 17 gulden per week. Met een motie verklaren de aanwezigen dat ze de afdeling Den Haag van de Algemeene Nederlandsche Bond van Meubelmakers, Behangers en aanverwante vakgenoten beschouwen als het instituut om met patroon Haring te onderhandelen over de hoognodige veranderingen van de arbeidsvoorwaarden.

De dag erop gaat een brief van de afdelingssecretaris Van de Werff naar de weledele heer Haring, stoelenfabrikant. Van de Werff wijst op het ongenoegen bij het personeel en verzoekt beleefd doch dringend om een onderhoud. Tijdens die bijeenkomst wil hij de volgende kwesties bespreken: de korting van de arbeidsdag, het stukwerk en de administratie daarvan, de verhoging van het loon bij stukwerk en ander werk en de invoering van een nader vast te stellen aantal vrije dagen met behoud van loon.

Op 10 augustus schrijft J.M. Haring - fabrikant in stoelen, fauteuils en canapés - terug. Zijn antwoord liegt er niet om: "Mijnheer! In antwoord op uw schrijven, bericht ik U, dat ik voorkomende klachten of grieven van mijn personeel steeds persoonlijk met hen behandeld en tot oplossing heb gebracht, en dit in het vervolg ook wensch te doen. Ik ben steeds aan de fabriek, en te allen tijde bereid mijn personeel te woord te staan". Er volgt nog een tweede zeer beknopte reactie op 15 augustus: "Mijnheer! In antwoord bericht ik U dat mijn eerste schrijven zeer duidelijk is en ik daarbij blijf."

Haring houdt de deur gesloten voor de bond. Wel schiet hij zijn werknemers persoonlijk aan. Hij zet ze onder druk of doet ze vage beloften. Het afdelingsbestuur deelt een pamflet uit aan de leden: "Kameraden! Op wat voor manier wij ook trachten het de patroons aan het verstand te brengen, dat onze duidelijk geformuleerde eischen, zoo menschelijk en rechtvaardig mogelijk zijn, het helpt ons niet. Alle patroons hebben als leden der bezittende klasse slechts één belang, dat is: de arbeiders onder te houden en alle menschelijke en veerkrachtige eigenschappen te onderdrukken, daar dit noodig is voor de winst, die, wil men met succes concurreren, ontzaggelijk moet zijn."

De lezer wordt gewaarschuwd niet op eventuele voorstellen van de patroon in te gaan. De boodschap is om de regie bij het afdelingsbestuur te laten en je niet uit elkaar te laten spelen: "De eertijds ruwe wreedaard, die frissche lucht voor een arbeider overtollige weelde vond, voelt zijn positie als uitbuiter bedreigd, en komt met allerlei schoone verlokkingen, zich voordoend als een vriend, die noodig is om de wijze van voortbrenging te reegelen."

De wenk is om zelf tactisch te handelen: "Een ieder past dus op en geeft op geen enkele vraag antwoord, maar verwijst naar het antwoord zooals gij dat hebt neergelegd in de motie, door het personeel aangenomen, die ook U patroon ontvangen heeft."

De mensen moeten voorlopig buigen voor de harde vuist van hun patroon. Haring ontslaat een woordvoerder van de arbeiders. Het is een hard gelag. De vakbondsleden schatten de krachtsverhoudingen in. Ze nemen een motie aan die de afdelingssecretaris doorstuurt naar Haring. De motie is ongedateerd, ze luidt: "Het personeel gehoord de bespreking van het bestuur der Algemeene Nederlandsche Bond van behangers, stoffeerders, beddenmakers, meubelmakers en aanverwante vakken, afdeling Den Haag, inzake de houding van hun patroon den Heer J.M. Haring / Stoelenfabrikant, spreekt over die houding haar diepe afkeuring uit, inzonderheid met betrekking tot bovenomschreven organisatie, en het ontslag Mets, en besluit zich krachtig te organiseeren, teneinde in een voor haar beteren tijd terug te komen op de door haar eens gestelde eischen."

Bespreking "onnoodig"

Het afdelingsbestuur van de Meubelmakersbond in Den Haag blijft de werkgevers nauwlettend volgen. Op 8 februari 1912 schrijven L.M. Cordonnier en J.A.G. van der Steur, als architecten betrokken bij het Vredespaleis, aan B. Olvers, de secretaris van de moderne meubelmakersbond: "Mijnheer, In antwoord op Uw schrijven dd. 31 Januari jl. No. 169 Deel No. II moet ik U mededeelen, dat de door U verstrekte inlichtingen omtrent de arbeidsvoorwaarden van meubelmakers aan het Vredespaleis geheel onjuist zijn. Het loon van 22 cent per uur, ongerekend de wekelijksche toelage van f 1,- en f 0,75 resp. aan gehuwde en ongehuwde werklieden, wordt uitgekeerd slechts aan halfwas-meubelmakers. Ik moet dus herhalen, dat een bespreking met Uw bestuur mij geheel onnoodig voorkomt." Een week later komt een brief bij de bond binnen van de fabrikant G. Tomson: "Mijnheer, Als antwoord op een zoo even ontvangen schrijven, deelt deze mede dat ik een onderhoud niet noodig acht, aangezien elke patroon het recht heeft, met inachtneming der bepaalde opzeggingstermijn, werklieden uit zijn dienst te ontslaan. Aan deze formule voldaan hebbende ontzeg ik een ieder het recht mij verantwoording te vragen. U diene er goede nota van te nemen dat dit mijn eersten en laatsten schrijven over dezen zaak is." Enkele maanden later een schrijven van de Koninklijke Nederlandsche Meubelenfabriek H.P. Mutters en Loon, Behangerij en Stoffeerderij, gedateerd 7 juni 1912: "Mijne Heeren, In antwoord op Uw schrijven van heden deelen wij U mede dat door ons met een ieder naar billijkheid zal gehandeld worden. Een onderhoud vinden wij momenteel niet noodzakelijk."

Als actief vakbondslid moet je tegenslagen kunnen verwerken. Op 20 juli 1912 schrijven C. Simonis, A. Westerduinen, J. Neervoort en S. Joure, leden van de bond, een brief aan hun afdelingssecretaris in Den Haag: "Geachte Secretaris, Ondergetekend, meld uw bij deze, dat zij heden bedanken voor uw bond, daar wij al reeds ongenoegen met onze patroon gehad hebben. Wellicht komen wij later noch wel eens tot een ander resultaat. Wees zoo goed ons niet weder te komen bezoeken, daar dat vergeefsche moeite zou wezen."

Harry Peer

Bron: Mappen Afdeling Den Haag, IISG.