nr. 92
okt 1999

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Verborgen of vergeten geschiedenis - Amstels Eendracht in 1885

Pionier in sociale zekerheid

De vakorganisaties hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de opbouw van het stelsel van sociale zekerheid in Nederland. Ze begonnen in eigen kring ter bescherming van de aangesloten leden tegen ziekte, werkloosheid en de zorgen van de oude dag. De meubelmakersvereniging Amstels Eendracht was op dit terrein een lichtend voorbeeld en het paradepaardje van de afdelingen van de Meubelmakersbond. De bondsafdelingen hadden destijds een behoorlijk zelfstandig karakter; soms kun je bijna spreken van een kleine vakbond in een grotere vakvereniging. Amstels Eendracht, opgericht in 1864, behoorde met de afdeling Amsterdam van de Typografenbond, in 1861 van start gegaan als Onderling Hulpfonds Boekdrukkunst, tot de oudste vakbonden in ons land.

We beschikken niet over alle gegevens om Amstels Eendracht optimaal te kunnen plaatsen. Niettemin zijn we in staat een redelijk helder profiel te geven van deze afdeling of vakbond. We nemen daarvoor het jaar 1885. Kort daarna worden zowel de Meubelmakersbond als zijn afdelingen in een maalstroom van sociaal-politieke gebeurtenissen meegesleept.

ANWV

Om te beginnen het aantal leden: 170. Dat is 10 procent van het aantal beoefenaren van het meubelmakersvak en aanverwante vakken in Amsterdam. Een redelijke organisatiegraad voor die tijd. Hoger kan natuurlijk altijd, zoals uit een reactie in de bond blijkt: "Schande, meer dan schande is 't dat slechts 1/10 lid der vereeniging is. Hebben de beoefenaren van ons vak het zoo goed? Of is hun houding toe te schrijven aan onverschilligheid?"

Amstels Eendracht maakte eveneens deel uit van het Algemeen Nederlandsch Werklieden Verbond (ANWV) en van de Amsterdamsche Werkmansbond. De aansluiting bij deze grotere organisatorische verbanden hield vanzelfsprekend financiële verplichtingen in. Aan het ANWV betaalde Amstels Eendracht bijvoorbeeld een contributie van 20 gulden 80 per jaar.

Het bestuur bestond uit drie personen. B. Hagen was de president. J.C. Siebenlist de secretaris en P. Voogt de penningmeester. We treffen ze ook alle drie aan in het landelijk bestuur. Siebenlist en Voogt in dezelfde functies, Hagen als vice-president. De overige bestuursleden van de Meubelmakersbond waren B.H. Heldt, de president, D. Selling, tweede secretaris en H.M. Coenen, tweede penningmeester.

Over Heldt moeten we iets meer vertellen. Hij kwam uit een straatarm Amsterdams gezin en was nog geen negen jaar toen zijn vader stierf. Vervolgens kon de jongen zelf aan de slag om de kost mee te helpen verdienen. Op zijn tocht door allerlei baantjes in het meubelmakersvak groeide het besef van het belang van organisatie. Zijn vakbondsbasis werd Amstels Eendracht, door hemzelf opgericht. Vanuit de hoofdstad breidde hij zijn actieradius uit tot de landelijke Meubelmakersbond en het ANWV, waarvan hij vele jaren - van 1871 tot 1903 - voorzitter was. Heldt was politiek een liberaal, maar wel een sociale. Binnen het ANWV werd hij op een gegeven moment rechts gepasseerd door Klaas Kater met zijn protestants-christelijke achterban. Zij vormden Patrimonium. Links overdonderden de vroegere Internationale-mannen, zoals Gerhard en Ansing, hem. Zij stonden aan de wieg van de Sociaal-Democratische Bond, waarvan Domela Nieuwenhuis de welsprekende leider werd.

Van de wieg tot het graf

In het jaar 1885 kunnen de hiervoor genoemde meubelmakers het nog aardig met elkaar vinden, hun wegen zullen echter uiteengaan bij latere politieke verwikkelingen. Voorlopig treffen ze elkaar nog op de huishoudelijke vergadering, die elke eerste zondag van de maand wordt gehouden van 12.30 tot 14.30 uur. De contributie bedroeg 17 cent per week, elke woensdagavond tussen 21.00 en 22.30 uur te voldoen. Op datzelfde tijdstip en op hetzelfde adres, dat van de Amsterdamsche Werkmansbond, Spuistraat hoek Kattengat, was de inschrijving als lid. Het lidmaatschap gaf de arbeider allerlei voordelen of bood voorzieningen die we tegenwoordig van de werkgever of de overheid verwachten. Een goede meubelmaker moet kunnen tekenen en ontwerpen. Dat zal dus wel de reden zijn dat van een educatief /recreatief aanbod, verbonden aan het lidmaatschap van de bond, een wervende kracht werd verondersteld. Om te beginnen mocht je voor een lager bedrag dan andere cursisten de lessen volgen aan de Tekenschool voor Kunstambachten in de Jacob van Campenstraat. Dat buitenkansje gold eveneens voor de kinderen van de bondsleden. Voorts kon je gratis gebruikmaken van de bibliotheek van de Werkmansbond en lid worden van de zangvereniging Kunst na arbeid.

Veel belangrijker waren de financiële tegemoetkomingen bij ziekte, pensioen en overlijden. We beginnen de opsomming daar waar het leven start. Na tien maanden lidmaatschap kreeg je bij bevalling van de vrouw een kraamgeld van 5 gulden. Na drie maanden kon je recht doen gelden op een ziekte-uitkering van 4 gulden per week gedurende negen maanden. Amstels Eendracht beschikte over een eigen pensioenfonds, waarvoor 3 cent van de wekelijkse contributie was bestemd. Na zes maanden lidmaatschap kregen de nabestaanden bij overlijden van het bondslid 20 tot 45 gulden, afhankelijk van het aantal jaren dat men lid was geweest. Tevens bestond een uitkering bij overlijden van de echtgenote.

Het noodlot kon je ook op een andere manier treffen. Wanneer je gereedschap door brand was verwoest, kon je daarvoor een uitkering van 20 tot 50 gulden krijgen. En als de brand tot werkverzuim had geleid, had je recht op maximaal twee weken loon.

Uitvoering van dat alles moet in de praktijk een zorgvuldige administratie hebben gevergd. Het wekt de indruk dat de meubelmakers hun bond efficiënt konden leiden. Amstels Eendracht wist haar beloften waar te maken. In 1884 kregen 21 leden in totaal 105 gulden aan kraamgelden uitgekeerd. Zieke leden ontvingen 728 gulden 96; aan erven van overleden leden of vrouwen werd 250 gulden uitbetaald.

De ouden van dagen werden in twee categorieën verdeeld. Zij die in een gesticht waren opgenomen, kregen 155 gulden 50; de overigen 400. De grootste storting voor het Pensioenfonds bestond uit de wekelijkse centen van de leden. Het fonds werd verder nog gevuld met vrijwillige bijdragen. Amstels Eendracht werd niet moe om de patroons te smeken eveneens te storten voor het Pensioenfonds. Een enkele keer streek een patroon over zijn hart. In 1884 waren er vier gulle gevers, gezamenlijk droegen zij 19 gulden bij. Naarmate het fonds groeide, accumuleerde ook de rente.

Hoe stond het met de werkloosheid? Ongeveer twintig leden moesten zich tijdens de wintermaanden vervoegen bij de commissie voor tijdelijke werkverschaffing en zijn daar ten dele geplaatst. Werkloosheid en werkverschaffing brachten armoede met zich mee. Het merendeel van de leden kon om die reden de contributie niet meer voldoen en verliet de bond. Over het geheel genomen waren er in Amsterdam in 1884 ongeveer honderd meubelmakers zonder werk.

Bernardus H. Heldt

Vele vakorganisaties boden in die tijd, toen de overheid het liet afweten, gelijk Amstels Eendracht een verscheidenheid aan verzekeringsvormen. De werknemers wisten dat ze daarmee waren ingedekt tegen risico's op het vlak van sociale zekerheid. De commerciële fondsen waren voor hen te duur. De vakbonden en werkliedenverenigingen waren brede organisaties. Ze hielen zich zowel met de primaire belangenbehartiging bezig als - noodgedwongen - met steunverlening, waar werknemers anders op de armenzorg, op familie of burenhulp hadden moeten terugvallen. De vakvereniging was een democratische organisatie die garant stond voor controle, toezicht op en een verantwoordingsplicht voor het met contributies opgebouwde kapitaal. In de bond kwam je verwante geesten tegen. Kortom, er was een vertrouwensbasis die legitimiteit gaf aan het beleidsmatig en financieel handelen van het bondsbestuur.

Een overzicht van deze periode is niet compleet zonder de vermelding dat de voorman van de georganiseerde meubelmakers Bernardus H. Heldt in 1885 voor de Liberale Unie in het district Sneek als eerste werkman in de Tweede Kamer werd gekozen. Drie jaar later kreeg hij een medestander van allure in het parlement, rechtstreeks vanuit de gevangenis: Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Heldt was een pionier op vele terreinen van het maatschappelijk leven. In dit verhaal hebben we hem alleen naar voren gehaald - en dan nog zeer beknopt - in zijn rol binnen de vakbeweging. Mijns inziens wordt Heldt als voorvechter van de arbeidersbelangen ondergewaardeerd. Het stigma dat hij "de slippen van de heren" droeg, is hij nooit kwijtgeraakt. Hem kan in ieder geval niet verweten worden opportunistisch te zijn. Zijn hele leven is hij consequent een sociaal-liberaal gebleven. In de eigen politieke kring was hij een buitenbeentje. Politieke tegenstanders in arbeiderskringen legden hem eveneens voortdurend het vuur aan de schenen. Het is wel duidelijk dat de gematigde Heldt het in de publieke beeldvorming moest afleggen tegen de radicale, profetische en charismatische Domela, de apostel van de arbeiders.

Internationaal

In de communicatie tussen bondsbestuur en leden en tussen afdelingen en leden onderling werd in de Meubelmakersbond een belangrijke stap gezet. In het verleden waren brochures, rapporten en dergelijke over allerlei onderwerpen verschenen. Augustus 1885 werd een proefnummer gelanceerd van de Meubelmaker, het blad van de Algemene Meubelmakersbond, afdeling Nederland. Dat werd een succes. In januari 1886 verscheen het eerste nummer met een oplage van 3.000 exemplaren, later teruggebracht tot 1.000. Het internationale in de naamgeving vraagt om een toelichting. Enkele jaren daarvoor had de Meubelmakersbond de vakbroeders in Antwerpen op krachtige wijze bij een staking gesteund. Dat leidde bij onze zuiderburen tot de oprichting van een Meubelmakersbond, waarmee nauw samengewerkt werd. Tevens begon een briefwisseling met de Engelse meubelmakers. Dat heeft allemaal niet zo lang geduurd, maar principieel betrof het een belangrijke zaak. Het is heel bijzonder, aangezien het Algemeen Nederlandsch Werklieden Verbond, waarbij de Meubelmakersbond was aangesloten, in 1871 juist was opgericht om zich af te zetten tegen de Nederlandse sectie van de Internationale Arbeidersvereniging. De oprichters van het ANWV en de Meubelmakersbond, met gematigde figuren als B.H. Heldt, moesten niets hebben van dat internationale netwerk met op de achtergrond dreigende figuren als Karl Marx en Friedrich Engels.

Harry Peer

Literatuur:
- J. van Genabeek, Met vereende kracht risico's verzacht. De plaats van onderlinge hulp binnen de negentiende-eeuwse particuliere regelingen van sociale zekerheid. Amsterdam 1999.
- R. op den Camp, Heldt, B.H, in Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland, deel 6, pp. 87-91. Amsterdam 1995.