nr. 92
okt 1999

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Het ethisch reveil van ondernemers - IHC Caland

Ook bij een gedragscode gaat de handel met Birma door

Al geruime tijd staat een omstreden leverantie van IHC Caland aan het militaire bewind in Birma onder vuur. Het bedrijf bouwt (vanuit Zwitserland in Maleisië) een drijvende opslagtanker bestemd voor de exploratie van de olie- en gasvelden in zee. Daarmee trekt het zich niets aan van de oproep van de Birmese oppositie - ruim 80 procent van de stemmen bij de laatste verkiezingen (in 1990) - tot een economische boycot van het generaalsbewind. Juist waar bedrijven als Heineken zich onder publieke druk uit het land terugtrokken, biedt IHC de helpende hand bij het verwerven van oliedollars.

In Nederland wijst een groeiende coalitie van politieke partijen en maatschappelijke organisaties de handel en samenwerking met het militaire bewind nadrukkelijk af. Desondanks komt de paarse coalitie maar niet tot dwingende maatregelen.

Het ABP geeft uitstel

Verschillende maatschappelijke organisaties, waaronder FNV Bondgenoten Rotterdam in de persoon van bestuurder Willem Dijkhuizen en de Partij van de Arbeid, zijn een gesprek aangegaan met de voormalige voorzitter van de Raad van bestuur van IHC Caland, Bax. Daarin werd aangedrongen op de instelling van een gedragscode. Toen bekend werd dat het ABP een pakket aandelen van IHC bezat, eiste ook dit pensioenfonds tijdens de aandeelhoudersvergadering van 5 juni 1999 een gedragscode. Door de dreigende toon van de ABP-woordvoerder liep de spanning op. Vooral toen ook de voorzitter van de FNV, De Waal, een duit in het zakje deed door in Trouw zijn twijfels te uiten over de waarde van gedragscodes van pensioenfondsen en bedrijven, als zij gewoon met IHC Caland en met Birma zaken blijven doen.

Op de bewuste aandeelhoudersvergadering werd snel duidelijk dat de directie weinig onder de indruk was van de dreigementen. Er was geen gedragscode en wanneer die zou komen, was onzeker. Maar, belangrijker, wat er ook in zou komen te staan, volgens commissaris Langman zal IHC Caland een volgende order van het militaire bewind in Birma gewoon aannemen. Vervolgens mocht IHC van het ABP een jaartje later met een gedragscode komen en is van De Waal over deze kwestie niets meer vernomen. Districtsbestuurder Dijkhuizen komt voorlopig nog niet toe aan het mobiliseren van de vakbondsleden bij IHC voor de instelling van een gedragscode - om nog maar te zwijgen over een boycot van Birma.

Deze ontluisterende geschiedenis is een goede aanleiding om een paar standpunten over gedragscodes te inventariseren.

Een code als ondergrens

Ineke Zeldenrust, coördinator van de Schone Kleren Campagne, wordt niet moe er op te wijzen dat de huidige bedrijfscodes helemaal geen (goede) gedragscodes zijn. In haar visie is een gedragscode een normering van het doen en laten van de directie. En dan vooral gericht op het internationale vlak om de leemtes in de internationale wet- en regelgeving op te vullen. Het gaat haar om een ondergrens op het gebied van arbeids-, milieu- en mensenrechten, waaraan een bedrijf zich verbindt. Zo'n code treedt, volgens Ineke, nooit in de plaats van nationale wetten of internationale verdragen zoals die van de ILO. Een goede code gaat juist verder en schrijft naast een verbod op kinderarbeid bijvoorbeeld een beloningsysteem voor, waarvan mensen een redelijk bestaan kunnen opbouwen, en beperkte werktijden. Van het grootste belang is de doorzichtigheid, de meetbaarheid en de controleerbaarheid van de overeengekomen normen. De controle op de naleving mag niet in handen van het bedrijf blijven. Op dit punt maakt de Schone Kleren Campagne zich vooral sterk voor de ontwikkeling en instandhouding van een internationaal netwerk van contacten en de uitwisseling van ervaringen. Zo worden signalen van overal op de wereld voorgelegd aan de opdrachtgevers in Nederland en elders, die zich aan een gedragscode hebben verbonden. Soms helpt de vaststelling van zo'n code om de internationale contacten tussen werknemers van verschillende vestigingen van een internationaal opererend bedrijf op gang te brengen. In de kledingbranche lijkt in Nederland nu, na zo'n tien jaar strijd, een behoorlijke code te worden overeengekomen.

Alles heeft zijn tijd nodig

Het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW) heeft een heel andere opvatting. Het NCW (evenals de 'consultancies' die zich op de groeimarkt van bedrijfscodes hebben gestort) plaatst de codes nadrukkelijk in de context van het 'ethisch ondernemen' en van de 'integriteit' die door 'onregelmatig gedrag van werknemers' geschaad wordt. Het NCW propageert dan ook 'top-down statements', opgebouwd uit de 'missie', 'kernwaarden', 'normen' en 'regels' die in het bedrijf de code moeten vormen en tussen de oren van de werknemers geprent.

Het Internationaal Verbond van Vrije Vakverenigingen (IVVV) heeft een Gedragscode Voor Multinationale Ondernemingen opgesteld. Naast de ILO-basisrechten van organisatie en collectieve onderhandelingen, een verbod op dwangarbeid, discriminatie en kinderarbeid, bepleit het IVVV, net als de Schone Kleren Campagne, een leefbaar loon en normale arbeidstijden. De IVVV-code schrijft ook voor dat de gedragsregels in de hele productieketen behoren te gelden.

Annie van Weezel, beleidsmedewerker bij de FNV voor internationale samenwerking Azië en Midden-Oosten, begroet in het blad Zeggenschap van juni 1999 de toegenomen bereidheid van internationaal opererende bedrijven om bedrijfscodes op te stellen. Zij waarschuwt echter dat die codes nogal eens als afleidingsmanoeuvre worden gebruikt. Op ineffectieve, zelfgeformuleerde en niet-gecontroleerde codes zit, volgens haar, niemand te wachten. Zij typeert de opstelling van IHC Caland rond de bedrijfscode als een truc om de discussie over de vuile handel met Birma van zich af te houden.

Willem Dijkhuizen tenslotte, praat met IHC over een code die verder en over meer zaken gaat dan de handel met Birma. Daarover heeft hij contact gehad met FNV mondiaal. Want veel codes zijn zo vaag dat je er alle kanten mee op kunt. De opstelling van IHC Caland schrijft hij toe aan de twee kampen die in het bedrijf bestaan. "Het ene kamp wil een vage code en gewoon handel blijven drijven met landen als Birma, het andere wil verder gaan en net als wij heldere afspraken over de opstelling in het buitenland." "Maar om die nuance te zien, moet je het bedrijf wel erg goed kennen", voegt hij er aan toe. Zo ziet Willem bij IHC Holland meer ruimte. Die vestiging staat naar zijn oordeel helemaal los van de handel met Birma en is bovendien op verschillende punten aangewezen op steun van de overheid. Daarbij dringen ook verschillende aandeelhouders op een code aan. "Maar alles heeft zijn tijd nodig." Hij voelt er weinig voor een grote broek aan te trekken en voor de poort te gaan liggen. Dat zou juist veel weerstand oproepen van de werknemers bij wie het Birma-probleem nauwelijks leeft en de angst domineert voor de publicitaire schade van het bedrijf. Om die reden heeft hij plannen om de werknemers, en dan in het bijzonder de ondernemingsraad, er bij te betrekken. Maar, zo benadrukt hij opnieuw: "Alles kost tijd en die is juist nu erg schaars. De ene na de andere scheepswerf gaat failliet. Daar ligt mijn prioriteit. Ik heb geen tijd me de hele dag met Birma bezig te houden. Ergens in oktober ga ik weer met IHC praten."

Jan Müter
(Stichting Searchweb)