nr. 92 okt 1999 |
Solidariteit
Het Groene Poldermodel - Vereniging MilieudefensieMileudiscussie wordt steeds meer een belangenstrijdWat willen Vereniging Milieudefensie (VMD) en Stichting Natuur en Milieu (SNM)? Die vraag roept de redactie van Solidariteit op in haar Redactioneel van juli 1999 (nummer 91). Waarom willen beide organisaties fuseren en wat vinden zij zo aantrekkelijk aan het 'groene poldermodel'? De redactie vreest dat integratie van de 'lobbyisten' en de 'activisten' van de milieubeweging zal leiden tot een "ontvolking van het actieterrein", tot "meeregeren zonder macht". Het zijn belangrijke vragen, die de organisaties zichzelf natuurlijk ook stellen. En waarover we intern ook niet allemaal hetzelfde denken.VMD en SNM hebben een lange traditie van samenwerking met een duidelijke taakverdeling. SNM is de belangrijkste denktank en lobbyorganisatie van de milieubeweging. Zij is deskundig op een breed scala aan onderwerpen, volgt actuele ontwikkelingen, formuleert visies en standpunten en probeert hier meerderheden voor te vinden, zowel in de maatschappij als in de politiek. VMD is traditioneel de belangrijkste actieorganisatie van de milieubeweging, die er keer op keer in slaagde nieuwe milieuproblemen op de agenda te krijgen door veel mensen te mobiliseren en daarbij soms confronterende acties te voeren. MeedenkenDe wisselwerking tussen de angstaanjagende activisten en de aardige lobbyisten is in het verleden vaak vruchtbaar geweest. Het is echter de vraag of het nu nog wel de ideale taakverdeling is. De fase van het agenderen van milieuproblemen is grotendeels voorbij. De milieudiscussie wordt steeds meer een belangenstrijd, waarbij de kwaliteit van het milieu (van onszelf, van mensen ver weg of van toekomstige generaties) wordt afgewogen tegen andere kwaliteiten. Met 'lobbyen' bereik je niet zoveel in zo'n belangenstrijd, zolang je niet kunt laten zien hoeveel draagvlak jouw voorstellen hebben. Aan de andere kant kun je en wil je het als actievoerder ook niet meer bij eenvoudige statements laten. Met het agenderen van een milieuprobleem heb je het nog niet opgelost: dan begint de strijd pas. Ook de overheid en, in haar kielzog, andere maatschappelijke organisaties, kijken met interesse naar de milieuorganisaties: wat willen jullie eigenlijk? Steeds meer worden we gevraagd in een vroeg stadium mee te denken over nieuwe plannen, van wetsvoorstellen tot bestemmingsplannen. De overheid hoopt daardoor tot betere plannen met meer draagvlak te komen. Als dat lukt, kunnen acties en lang slepende juridische procedures worden voorkomen. Kortom, het groene poldermodel. Vijf voorwaardenWij vinden dat de natuur- en milieubeweging de uitdaging van het groene poldermodel moet aangaan, maar niet zonder meer. Wij hebben vijf voorwaarden geformuleerd en in meerderheid geconcludeerd dat we deze uitdaging het beste aan kunnen gaan in samenwerking met SNM: 1. Het groene poldermodel wordt door sceptici wel gezien als een oefening in repressieve tolerantie. Zij zijn bang dat de onderhandelaars zich al te makkelijk met een kluitje in het riet zullen laten sturen. De milieubeweging zal deze scepsis moeten logenstraffen door selectief om te gaan met uitnodigingen aan de onderhandelingstafel. De milieubeweging zal slechts moeten onderhandelen vanuit een positie van kracht. Zonder kracht valt immers de onderhandelingspartner weinig te bieden. En wie weinig te bieden heeft, heeft ook weinig te eisen. 2. Om effectief te zijn in het groene poldermodel zal de milieubeweging haar positie altijd moeten blijven verstevigen. Een manier om dit te doen is door het bestaande instrumentarium te verbeteren en uit te breiden. Wij verwachten dat de milieubeweging, als gevolg van het groene poldermodel, eerder meer dan minder actie zal actie: het blijkt vaak een goed middel om de publieke opinie te mobiliseren. Bij een voorspoedige ontwikkeling van het groene poldermodel zal de gang naar de rechter wel afnemen. 3. Belangrijk voor de positie van de milieubeweging is ook haar interne democratisering. Naarmate de onderhandelaars van de milieubeweging aan invloed winnen, wordt hun legitimering steeds wezenlijker. Een milieuorganisatie wint aan kracht naarmate zij beter de wensen van haar achterban weet te verwoorden, en naarmate die achterban zichtbaarder is. Een onderhandelaar wint ook aan invloed in de onderhandelingen, als hij of zij de andere partijen kan garanderen dat in de hele beweging niemand beroep zal aantekenen tegen een akkoord dat door de onderhandelaar wordt ondersteund. Het is daarom belangrijk voor de natuur- en milieuorganisaties om zoveel mogelijk op één lijn te komen. Dit werkt twee kanten uit. Enerzijds moeten de organisaties daarvoor goed samenwerken. Anderzijds moeten zij democratiseren. Als de organisaties namens de beweging willen onderhandelen, zullen de leden mee willen praten over de te maken keuzes. Onderhandelingen in het groene poldermodel moeten zich daarom niet afspelen in achterkamertjes, maar moeten transparant zijn. 4. Onderhandelen betekent niet alleen nemen, maar ook geven. De milieubeweging is daaraan nog niet gewend. Zij is wel gewend de eisen van haar achterban te vertegenwoordigen, maar niet om concessies te doen namens die achterban. Men zal soms tevreden moeten zijn met deelresultaten. 5. Hoewel coalities met bewonersorganisaties een belangrijke krachtbron vormen voor de milieubeweging, zullen beide groepen een eigen rol moeten blijven spelen. Een te grote identificatie met bewonersbelangen zou het voor de milieubeweging moeilijk maken tot compromissen te komen. Bovendien zou de nadruk daardoor te zeer op leefbaarheidsvraagstukken komen te liggen, hetgeen ten koste zou gaan van de aandacht voor duurzaamheid. De discussie over het groene poldermodel is in onze organisaties nog net zo min voorbij als de discussie over de voorgenomen fusie. Uw bijdrage is welkom. Bertram Zagema |