nr. 92
okt 1999

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Recht en Arbeid een bijzonder ontslagbesluit (3) - wordt vervolgd

FNV en CNV voor rechter

FNV-bestuurders Heilig en Ter Wisscha en CNV-bestuurder Van Buchem moeten zich verantwoorden bij de Kantonrechter te Amsterdam. Op 2 september 1999 heeft deze aan eenentwintig ex-werknemers van de Amsterdamse havenpool toegestaan de bondsbestuurders onder ede te horen in een heikele ontslagkwestie. Inmiddels is ook buiten de kringen van Solidariteit doorgedrongen dat hier iets bijzonders aan de hand is. Bondsbestuurders moeten zich wel vaker tegenover hun leden verantwoorden. Echter, het komt wat minder voor dat de rechter daarbij wordt ingeschakeld en de verklaring van de bestuurder keurig opschrijft.

Ontslagzaken zijn meestal niet zo eenvoudig. Dikwijls is onduidelijk waarover partijen twisten en, als dat al helder is, wie het gelijk ook kan aantonen. Ontslagen werknemers zijn daarbij in het nadeel. Zij hebben het contact met de collega=s verloren, terwijl de werkgever nog wel allerlei verklaringen kan produceren. Bewijs kan geleverd worden door mensen onder ede te horen. Liegen mag niet en verschijnen moet. Als opgeroepen getuigen niet komen, dan kunnen ze gegijzeld worden om op die manier een tocht naar de Kantonrechter af te dwingen. Omdat een getuigenverhoor behoorlijk ingrijpend is, wordt van dit middel spaarzaam gebruikgemaakt. Het is immers nogal belastend voor de opgeroepen getuigen. Bovendien, met een beetje getuigenverhoor is veel tijd gemoeid.

Voorlopig getuigenverhoor

Nog minder vaak gebeurt het dat getuigen worden gehoord, voordat een procedure wordt gestart. En dat laatste is precies wat de Amsterdamse havenarbeiders nu wel doen. Zij bouwen hun zaak voorzichtig op. Ze stellen dat veel mis is gegaan met hun ontslag en willen, alvorens de één of andere vordering in te stellen, eerst weten wat ze kunnen bewijzen. Ze hebben daarom de Kantonrechter gevraagd een zogenoemd voorlopig getuigenverhoor (artikel 214 wetboek van Rechtsvordering) te mogen houden.

De Kantonrechter heeft op 2 september 1999 getoetst of de werknemers geen 'misbruik van recht' maken. Anders gezegd, of er goede gronden zijn de getuigen die de arbeiders willen horen, ook op te roepen. Daarnaast heeft de kantonrechter onderzocht of hij zich aan de hand van de geproduceerde stukken voldoende voorgelicht voelt. De rechter speelt in Nederland een heel actieve rol bij het horen van de getuigen. Hij schrijft niet alleen de verklaring op, hij stelt ook vragen. Op de zitting van 2 september heeft de Kantonrechter beslist dat hij zich voldoende voorgelicht voelde en dat het horen van de getuigen werd toegestaan. Veel debat was er overigens niet. De werkgever was niet komen opdagen en ook de advocaat, die veel zaken voor vakbonden en ondernemingsraden doet, was niet op de zitting aanwezig. Naast de drie vakbondsbestuurders willen de werknemers nog een directeur van het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening (RBA) horen, een manager, een directeur en de voorzitter van het RBA.

Onderzoek ter terechtzitting

In het getuigenverhoor gaat het volgende onderzocht worden. Na het faillissement van de havenpool, september 1997, heeft de bond er voor gekozen zelf werkgever te worden. Het bestuur van de Scholingspool wordt gevormd door bonden en RBA samen. Het bestuur van de Operationele pool (de nieuwe havenpool) door de vakbonden zonder RBA. De bondsbestuurders van beide stichtingen worden benoemd door FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond.

Eenmaal werkgever heeft de bond besloten het model van een uitzendbureau, met bijbehorende hiërarchische structuur en eisen aan werknemers, te kiezen. Opmerkelijk, omdat immers evengoed de meer bij de arbeidersbeweging passende vorm van de coöperatie genomen had kunnen worden. Voor een vorm van zelfbestuur is echter niet gekozen. Na deze principiële stap werd de volgende gezet. Een goed draaiende havenpool is in de visie van de bondsbestuurders alleen mogelijk met goed opgeleid, gezond en werkwillig personeel. Daaruit volgde de conclusie dat de werknemers die niet volledig inzetbaar waren, of lastig, of van wie inlenende bedrijven stelden dat ze niet gewenst waren, niet mee mochten doen. Om te kunnen bereiken dat slechts het 'gemotiveerde' en 'werkwillige' personeel - dus in het bezit van de 'juiste attitude' - meeging in het nieuwe uitzendbureau, werd een truc bedacht. De truc van de driedeling.

Openbaarheid

Degenen met zogenaamd onvoldoende scholing kregen de kans zich in een scholingspool verder te bekwamen. Tien, twintig of dertig jaar in de haven gewerkt? Uit de testen kon toch volgen dat er geschoold moest worden. Maar bij testen bleef het niet. Ook werden de werknemers nog eens medisch gekeurd. Twee, drie kniebuigingen, ook dat werd verlangd. Dat was toch wel bijzonder. Aanstellingskeuringen vinden al niet zo vaak meer plaats, maar als methode om te selecteren zijn ze niet erg gebruikelijk (en bovendien in beide gevallen ook nog in strijd met de wet). Om nu de uitkomst volledig in de hand te hebben, werden in een aantal gevallen ook psychologische testen afgenomen en soms zelfs nog een persoonlijkheidstest. Ook dat weer was een criterium om geselecteerd te worden. Uiteindelijk mochten zo 144 werknemers naar de Scholingspool. Meteen door naar de reeds Operationele pool mochten 110 werknemers. Die laatste lijst werd door de werkgever de 'eerste keus' genoemd. Hoe deze lijst tot stand is gekomen, is onderwerp van het getuigenverhoor.

De eerste truc was dat gesteld werd dat de mensen die arbeidsongeschikt waren, ook niet konden werken en niet aan scholing konden meedoen. Zo viel de eerste groep af. De arbeidsongeschikten kregen niets aangeboden. Geen vakbond die zijn stem verhief.

De tweede truc was in zijn eenvoud ook niet mis. Na een jaar hield de scholingspool er mee op. Een ontslagvergunning werd verleend op de grond dat de scholingspool inmiddels zou ophouden te bestaan. Einde verhaal voor de werknemers die inmiddels nog niet naar elders waren bemiddeld. Ook nu verhief de vakbond zijn stem niet. En zo bleef na een jaar slechts de 'eerste keus' over.

Werknemers die het met deze gang van zaken niet eens waren, staan thans in een procedure tegenover de vakbond. De betrokken bondsbestuurders moeten in een openbaar getuigenverhoor verantwoording afleggen en antwoord geven op de vraag hoe zij personeel hebben geselecteerd. Mogelijk moeten hierna nog anderen worden gehoord. Wellicht is dan zo veel duidelijk dat de eenentwintig havenarbeiders ook een vordering gaan instellen.

Zonder twijfel reikt intussen het belang van deze zaak verder dan het belang van de eenentwintig.

Pim Fischer