nr. 88
jan 1999

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Het kaderlid in de vakbeweging - de nieuwe eisen

Teveel en verkeerd gevraagd

Als kaderleden van FNV Bondgenoten hebben we de afgelopen jaren nogal wat meegemaakt. 'Oude vormen en gedachten' gingen op de helling. In de plaats van de kracht van het collectief kwam het individu. Begrippen die wij blindelings dachten te kennen, kregen andere betekenissen. Democratie is niet meer samen tot een besluit komen, elkaar verbeteren en aanvullen, maar invullen van een enquêteformulier op basis van individuele kennis. Loyaal ben je niet meer tegenover je collega's, maar naar de bond.

In samenhang daarmee is de betekenis van het begrip kaderlid veranderd. Ging het in het verleden om een actief lid dat zijn collega's vertegenwoordigde in de diverse organen van de bond, nu moet hij of zij een specialist zijn met kennis op één of twee gebieden. Het kaderlid wordt zelfs zo gedegen opgeleid dat het behaalde diploma ook buiten de bond geaccepteerd wordt. Zo kan de bond voor kaderleden, net als voor bestuurders, een opstap zijn naar een verdere carrière.

Hoe is het zover gekomen en wat zijn daarvan de gevolgen?

Doe-kaderlid

In 1994 werden bij de toenmalige Vervoersbond FNV sessies gehouden over de toekomst van de bond. Van tevoren was duidelijk dat de koers aangepast moest worden aan de nieuwe tijd. Maar wat voorgesteld werd, had volgens veel aanwezigen weinig meer met vakbondswerk te maken. De bond zag zich niet meer als een bijzondere behartiger van belangen van zijn leden, maar als één van de vele. Net als andere bedrijven verkocht de bond een product en werden de leden consumenten. Kaderleden zouden doe-kaderleden moeten zijn, gecertificeerd in een specialiteit.

Leg je het oor te luisteren bij de leden, dan hebben die echter weinig boodschap aan deze vernieuwing. Zij willen dat hun belangen worden behartigd en dat af en toe een bestuurder zijn gezicht laat zien door bijvoorbeeld in de kantine een praatje te houden.

Zonder twijfel kunnen kaderleden die rol van bestuurder ook voor een deel vervullen, maar ze zijn meer afhankelijk van de werkgever dan de bestuurder. En dat was toch ooit de reden om bestuurders, toen nog vrijgestelden geheten, aan te stellen?

Volgens de leiding van de bond moeten wij, als kaderleden, in de moderne arbeidsverhoudingen in staat zijn als volwassen vertegenwoordigers van de bond dit bestuurderswerk te doen. Dat is in de meeste gevallen een illusie. Zolang werkgevers er belang bij hebben om groepen mensen tegen elkaar uit te spelen, zullen zij die houding niet veranderen. Als kaderlid loop je dan een grote kans om in negatieve zin te worden afgerekend. Daarnaast zal het individuele optreden van (kader)leden alleen een succes worden als zij zich aan alle kanten gesteund weten.

De bond als bedrijf

In de vroegere FNV Dienstenbond werd de leden op het congres van 1991 een keuze voorgelegd. Willen jullie een bond gericht op de bedrijven of op de afdelingen of op de dienstverlening? De leden kozen voor een bond gericht op de bedrijven. Opvallend was vooral de starre keuze 'het één of het ander'. Een combinatie was niet mogelijk, terwijl velen op dat congres van mening waren dat je kleine bedrijfjes het beste via brede afdelingen zou kunnen benaderen. De visie van de bond werd mooi verwoord door een bestuurder: 'als voor het één gekozen wordt, zullen er mensen afvallen èn bijkomen, wordt voor het andere gekozen, zullen er anderen stoppen èn binnenlopen'. Je kreeg vaag het idee dat het bondsbestuur de keuze voor dienstverlening al gemaakt had en dat bedrijvenwerk of afdelingswerk als gelijkwaardige pakketten dienstverlening werden gezien. Maar echt weten waar het heen moest, nee, die indruk gaf het bestuur beslist niet.

En dat is een probleem. Het is mooi als kaderwerk de basis is van het bondswerk, maar het mag dat nooit alleen zijn. Het moet vooral ook het sluitstuk zijn. Pas als je een idee hebt wat voor bond je wilt, kun je een idee krijgen hoe het kaderwerk eruit moet zien.

Na dat congres kwam er een omkering in het kaderwerk. Het nieuwe kaderlid moet te allen tijde loyaal zijn aan de bond. Geen kritiek van binnenuit, gewoon taken uitvoeren net als een werknemer in een bedrijf. Hij is een specialist die klussen doet en daarbij wordt gecoacht door de regiobestuurder. In het verleden was dat volgens ons andersom. De bestuurder deed de klussen en werd kritisch gevolgd door kaderleden of de klussen werden gezamenlijk gedaan. Het lijkt erop dat de bond als bedrijf een leger vrijwilligers nodig heeft om zich 'in de sector' staande te houden. De voor een deel zelf gecreëerde concurrenten, als ondernemingsraden en instellingen voor commerciële dienstverlening, liggen kennelijk op de loer.

Onmogelijke verwachtingen

FNV Bondgenoten heeft een missie, waarvan een Kaderstuut en een Ledenstatuut zijn afgeleid. Eerst een paar opmerkingen over dat Kaderstatuut, om precies te zijn: over de notitie "Over kaderopbouw" (januari 1998) die daaraan voorafging.

In die notitie staan hoge verwachtingen van de kaderleden te lezen. Bijvoorbeeld:

* "meer en meer zelfstandig opereren",

* "krijgen steeds sterker de rol van uitvoerder van belangenbehartigend werk",

* "functioneren steeds meer als kritisch controleur van het bezoldigdenapparaat",

* "nemen meer verantwoordelijke taken op zich",

* "onderscheiden (...) zich meer van elkaar door zich te bekwamen in die functies of taken waar ze belangstelling of talent voor hebben".

Los van de vraag naar de nodige bevoegdheden, is dat nogal wat.

Als het gaat over wie kaderlid is, lijkt FNV Bondgenoten zich rijk te rekenen. Elk or-lid wordt als kaderlid geteld. Maar zoals bekend, is lang niet elk or-lid actief in de or, laat staan in de bond. Dat betekent dat de actieve or-leden, die ook actief in hun bond zijn, het simpelweg aan tijd ontbreekt om daarbij al dat werk te doen wat in de genoemde notitie verwacht wordt. In de praktijk zal het er op neer komen dat veel kaderleden keuzes moeten maken, en zeker als zij zich niet willen specialiseren, uit beeld zullen verdwijnen.

Is dat de reden dat onlangs alle kaderleden een brief kregen met de vraag: wil je geen kaderlid meer zijn, stuur dan even een berichtje en je wordt van de kaderledenlijst geschrapt? Of er veel reacties zijn gekomen, weten we niet. Maar we vermoeden wel dat bij 'omkering' van de vraag - dus: wie wil een actief kaderlid zijn - de bond een probleem had gehad.

De bond is gekloofd

Een andere kwestie. FNV Bondgenoten heeft als doelstelling geformuleerd dat bestuurders voor de helft uit het kader gerecruteerd moeten worden. Nu al leert de ervaring dat hier geen sprake van is, omdat er eisen worden gesteld waaraan veel kaderleden niet kunnen voldoen. Er zijn inmiddels voorbeelden bekend dat de bond niet duidelijk kon maken waarom solliciterende kaderleden afgewezen waren. Misschien, omdat zij teveel vakbondservaring hadden? Steeds meer zien we namelijk dat de nieuwe bestuurder van de universiteit of het HBO komt en geen ervaring heeft op vakbondsgebied. Of is dat laatste juist de bedoeling? Moet de nieuwe bestuurder, niet gehinderd door ervaring, alleen 'op afstand' kunnen coachen? Kweken we daar dan geen bureaucraten mee?

Met deze vragen willen wij niet zeggen dat bestuurders per definitie bureaucraten zijn en kaderleden per definitie niet. Maar zowel de werving van bestuurders als de eisen aan de solliciterende kaderleden versterken, volgens ons, de bureaucratie in de vakbeweging. De kloof tussen (kader)leden en bestuurders wordt immers een steeds groter probleem. Een paar illustraties.

Het beleid komt nog steeds 'van boven' en dat maakt het voor kaderleden, die wel of geen bestuurder worden, moeilijk om achter en niet tegenover hun leden te staan. Steeds minder leden bemoeien zich actief met de democratie in de bond, stemmen met de voeten lijkt gemakkelijker. Veel kaderleden die ook in de or zitten, ontwikkelen een steeds pragmatischer opvatting over de vakbond. 'Als de bond ons niet goed helpt, dan gaan we toch naar naar onze adviseur ...' Best te begrijpen. Maar de houding zou moeten zijn, als het ons niet bevalt, bezetten we het vakbondskantoor.

Met deze ontwikkeling hangt ook samen dat er een kloof is tussen de oppositie bij de leden en de oppositie binnen het apparaat. De werkorganisatie en de vereniging worden steeds meer ontkoppeld. De vroegere Dialoog van Driebergen is nauwelijks meer voorstelbaar. Veel bestuurders ondersteunen hun kadergroepen goed, maar met weinig zicht op het geheel en dat leidt tot dezelfde beperktheid als bij kaderleden die zich op de or storten.

De bond als leefgemeenschap

We noemden al het Ledenstatuut. Daarin is de relatie tussen de bond en zijn leden vastgelegd. In zijn algemeenheid hebben de leden van FNV Bondgenoten, volgens dat statuut, recht op individuele en collectieve belangenbehartiging op het terrein van arbeid en inkomen.

Niets bijzonders zou je zeggen, maar de verschillende toelichtingen zijn niet bepaald wervend en aanmoedigend. Zo lezen we dat bij de collectieve belangenbehartiging, onder andere cao's en sociale plannen, rechten en plichten in elkaar overvloeien. Want, wil de werkgever niet, zijn er onvoldoende leden of willen de leden niet in beweging komen, zijn de mogelijkheden beperkt. Daar zit wat in. Maar hoe wordt dit probleem nu opgelost? Door te benadrukken dat het een voorrecht is lid van de bond lid te zijn. Allemaal uitverkoren kanjers dus? Even verderop staat een geruststelling. Leden van de bond kunnen voor de eerste opvang terecht bij betaalde medewerkers en bij kaderleden van de ledenservice. Die zijn te vinden in de kadergroepen, woonafdelingen, ledenservicepunten en regiokantoren.

Het staat er alsof die kadergroepen leefgemeenschappen vormen, samen in een groot huis wonen en dat de woonafdeling bestaat uit een aantal kamers voor gemeenschappelijk gebruik. In die commune wonen ze, en werken doen ze in de ledenservicepunten in de regiokantoren. Vergeten lijkt dat de kaderleden, die dit allemaal moeten doen, een baan hebben waarvan ze moeten leven en veelal maatschappelijk actief zijn. Vergoedingen en faciliteiten zouden dit probleem moeten opvangen. Ons spreekt dat niet zo aan, we zijn graag actief in onze bond, maar willen er geen 'vak' van maken. We zijn al werknemers met veel plichten.

Emancipatie

Het rare is dat de bond modern wil zijn en de 'knusse' vakbondsgedachte van vroeger verwerpt. Maar tegelijkertijd wordt een arrogantie uitgesproken, alsof er geen leven zonder de bond is.

Wij vrezen dat van de (huidige) kaderleden alleen de volgzame 'diehards' overblijven en anderen zich tot een klus zullen beperken, met het risico daarna af te knappen. De zogenaamde delegatie van taken heeft weinig te maken met democratie. Leden en kaderleden worden zo een stelletje donateurs, die een aantal professionals hun hobby laten uitoefenen; betaald of voorzien van faciliteiten en vergoedingen. We willen best ouderwets genoemd worden, als we vinden dat de bond een maatschappelijke en sociale beweging moet zijn met een visie op emancipatie en de inrichting van de samenleving. Het keurslijf, waarin we nu gedrongen worden, zal wel eens tot gevolg kunnen hebben dat de gewenste kaderleden en de nieuw geworven leden het 'normaal' vinden dat de bond een consumentenvereniging wordt op het terrein van arbeid en inkomen.

Ailko van de Veen / Harry Kappelhof
(FNV Bondgenoten)