nr. 88 jan 1999 |
Solidariteit
Het kaderlid in de vakbeweging - rondetafelgesprekHet gaat om het goede doelKaderleden kunnen van veel verhalen. Dat leidt vaak tot boeiende gesprekken. In dit geval met Hans Goosen (FNV Bondgenoten), Martien de Haan (Horecabond FNV), Bob Houthuyzen (FNV Bondgenoten) en Marie-Louise Sanders (ABVAKABO). Inzet van het gesprek: ontwikkelingen rond de positie van kaderleden in bond en bedrijf, wat van hen verwacht werd en wordt, hun visie daarop, hun concrete activiteiten nu en in de toekomst.Voor dit 'rondetafelgesprek' is bewust gekozen voor een vertegenwoordiging van verschillende bonden en posities van kaderleden. Zoals zo vaak in de vakbeweging, werd ook in dit gesprek duidelijk dat voor de één de realiteit van de bond vanzelfsprekend is, voor de ander juist reden om die ter discussie te stellen. Hans Goosen is werkzaam bij de Havenbeveiligingsdienst in Hoogvliet en voorzitter van de officieel per 1 januari 1999 opgeheven FNV-Afdeling Rotterdam. Martien de Haan, zelfstandig werkend kok bij een cateringbedrijf in Baarn, is lid van de cao-commissie van de Horecabond. Gastheer Bob Houthuyzen is monstercoördinator bij Quest International (producent van chemische smaak- en reukstoffen) in Naarden, bedrijfscontactpersoon. Marie-Louise Sanders werkt als beleidsmedewerker bij het stadsdeel Amsterdam Noord en is or-voorzitter. Vrijwillig, niet vrijblijvendOp de vraag wanneer een vakbondslid als kaderlid wordt beschouwd, op grond van welk soort activiteiten en door wie, valt geen eenduidig antwoord te geven. Bij de toenmalige ABOP (thans AOb) kwam het voor dat je - hoe actief verder ook - pas kaderlid werd, als je deel uitmaakte van het plaatselijk bestuur. Na de verloren slag om het zelfstandig bedrijvenwerk valt nu in de meeste, zo niet alle bonden het kaderlidmaatschap automatisch samen met het or-lidmaatschap. Dat houdt overigens niet als vanzelf in dat je ook contact hebt met of sturing krijgt vanuit de bond. Marie-Louise: Ik heb nauwelijks voeling met de ABVAKABO, behalve wanneer ik zelf om advies of ondersteuning vraag. Ik had verwacht dat ik bijvoorbeeld bij het innemen van standpunten in de or meer door de bond gevoed zou worden. Zeker nu het gemeentebestuur sterk is gedecentraliseerd, zou het toch een bondstaak zijn over de stadsdeelraden, met ieder hun eigen or, heen bundelend op te treden; om gezamenlijk kracht te ontwikkelen. Je slaagt er niet echt in dat naast je werk en or-lidmaatschap zelf te doen. Bij ons zijn het de or-leden die als dè man/vrouw van de ABVAKABO worden gezien. Martien: De Horecabond heeft net als andere bonden gebrek aan actieve leden. Sinds ik mijn vinger heb opgestoken voor de cao-commissie word ik als kaderlid aangesproken, in dingen gekend, uitgenodigd voor regiobijeenkomsten enzovoort. En ook duidelijk ondersteund. Van verdere formalisering zoals bij FNV Bondgenoten met een heel kaderstatuut heb ik niet gehoord. In hoeverre bijvoorbeeld vakbondsconsulenten die nu worden opgeleid om tussen kwestiebehandelaar en lid de eerste opvang te doen, als kaderlid worden beschouwd, is nog niet duidelijk. Hans: Toen ik zo'n zes jaar afdelingsvoorzitter was, heb ik me zelf moeten aanmelden als kaderlid. Omdat mijn activiteiten niet op de werkvloer lagen, wilden ze me bij de toenmalige vervoersbond niet als zodanig zien. In mijn visie verricht een kaderlid voor de bond of de federatie onbetaald werk op vrijwillige, maar niet vrijblijvende basis. Als FNV-bestuur houden we ons op gemeenteniveau bezig met werkgelegenheidsbeleid, armoedebeleid, sociaal-economisch beleid en dergelijke. We hebben daaraan toegevoegd dat we ook nog eens prettig willen wonen; dit noemen we stedelijk milieubeleid. We brengen op dat soort punten het FNV-standpunt naar voren en proberen ons daarop te profileren. Bob: In onze praktijk wordt ieder die niet alleen zijn mond opendoet, maar ook daadwerkelijk zijn schouders eronder wil zetten, al gauw door de vaste kern als kaderlid ingelijfd. En de bond neemt dat dan wel over. Kaderlid zijn drukt zich, naast je or-werk en andere regionale of landelijke functies, op bedrijfsniveau uit in het gezicht geven aan de bond. Door als vraagbaak te fungeren. In het organiseren van ledenvergaderingen als er op cao-gebied iets geregeld moet worden. In het via je netwerk motiveren en mobiliseren op momenten dat er actie nodig is. OpvoedenZijn dat dan tegelijkertijd de activiteiten waarmee een kaderlid zich onderscheidt van ieder ander willekeurig vakbondslid of een ongeorganiseerde? Hoe is hij/zij zichtbaar op de werkvloer, binnen de eigen afdeling? Bob: Dan gaat het toch om de individuele belangenbehartiging. Ik ben in feite bezig 'mijn' leden op te voeden. Ik ga niet zelf achter ieder probleempje aan, maar adviseer hoe het aan te pakken valt, bij wie iemand moet zijn enzovoort. Lukt dat niet, dan doen we het samen. Dat kan ook, omdat destijds door onze bestuurder enkele mensen als kaderlid bij het bedrijf zijn aangemeld, zo herkenbaar zijn en als aanspreekpunt functioneren. Het is ook maar net wat je zelf als je taak ziet, waar je je toe geroepen voelt om tegen te strijden. Martien: Je onderscheidt je door de specifieke vakkennis die je hebt opgedaan, bijvoorbeeld in zo'n cao-commissie. Maar je moet ook gevoed worden door de leden. Zij moeten je het handvat geven om naar de or te gaan, of de manager. Marie-Louise: Mensen durven vaak niet te zeggen waar ze mee zitten. Niet alleen bij een afdeling P & O, maar ook naar de or en de bond zijn de drempels nogal eens hoog. Misschien kun je dat doorbreken door informeel, in werkoverleg, aan de kantinetafel of waar dan ook het gesprek aan te gaan. Zodat een klimaat ontstaat waarin mensen wat makkelijker naar voren komen met wat ze denken en vinden. DoodsteekIn relatie tot de or is de afgelopen tien jaar de positie van het kaderlid in sommige bonden ingrijpend veranderd. Worden andere eisen gesteld, zijn er bijvoorbeeld meer of minder mogelijkheden? Hans: De afdeling is opgeheven, dus wat dat betreft heb ik minder mogelijkheden. Maar het werk pakken we op een andere manier toch wel weer op. Wat me meer dwarszit is de gedachte om van de vakbeweging een sociale ANWB te maken en daar een heleboel mensen voor in te schakelen. Dat is niet waar de bonden ooit voor zijn opgericht. Op termijn betekent dat de doodsteek voor de vakbeweging. Martien: Maar hoe is dat gekomen? Wat wil het nieuwe lid? Ik ben binnen mijn bedrijf leden aan het werven. En dan krijg je vragen als 'wat betaal ik er voor en wat krijg ik er voor terug?' Of een jongen van twintig zegt dat zijn vader het nog niet nodig vindt. Leden door actiesJe merkt niet dat mensen vanuit een soort vanzelfsprekendheid lid worden? Vanuit de overweging dat de vakbeweging een sociale beweging is die (mede) de maatschappij zou kunnen veranderen? Marie-Louise: Nee. Maar dat komt volgens mij ook, omdat actieve leden die discussie niet meer (durven) aanzwengelen. Wanneer krijgen wij nieuwe leden? Als er acties gevoerd worden. Bob: Dat is ook mijn ervaring. Toen het bedrijf vorig jaar in andere handen overging, hebben we er samen met de bonden enorm veel uit weten te slepen. En dat spreekt aan. Het lijkt wel of je alleen kunt scoren, als er iets te winnen valt, als je resultaten kunt laten zien. Martien: Bij ons in de bond is het projekt bedrijvenwerk opgestart. We hebben bedrijfsbezoeken afgelegd door het hele land, onder andere bij MacDonald's. Je komt dan in de kantines. En bij een tweede of derde bezoek komen de problemen op tafel. Zo zijn naar aanleiding van een loononderzoek in Zaandam bepaalde dingen rechtgetrokken. Op dat moment heb je wel een ingang naar nieuwe leden. De hele actie was bedoeld om bedrijfscontactpersonen te vinden, plus het opstarten van or'en. De bond wordt dan zichtbaar. Meer dan luisterenZo'n actie is een klassieke taak van de vakbeweging en zal ook zeker mensen aantrekken. Maar als de resultaten die de bond boekt, zich niet meer onderscheiden van wat een 'goede' werkgever zou doen, of wat een advocatencollectief zou bereiken, waarom zou je dan lid worden? Het gaat dus ook om het type resultaten, die iets zouden moeten aangeven van de positionering van de bond in het geheel van de maatschappij. Bob: Dan zijn we beland bij de kaderleden. Het gaat toch om het gezicht dat kaderleden de bond geven. En om wat de bond heeft geïnvesteerd in geld, tijd, energie en opleiding om ze op een bepaald niveau te krijgen. Iets wat op dit moment veel te weinig gebeurt. Maar ik denk dat wat de bond in het verleden in mij en anderen heeft gestoken, nu nog steeds vruchten afwerpt. Het luisteren naar leden en ongeorganiseerden, vertrouwen opbouwen, mensen binnenhalen ... Marie-Louise: Het draait om meer dan luisteren. Een kaderlid moet ook proberen invloed uit te oefenen op wat mensen meemaken, daar een mening over ontwikkelen, initiatieven nemen. Dat is wat ik bedoel met van onderaf discussie organiseren over het belang van werkgelegenheid, de instroom van allochtonen, noem maar op. Daar zijn mensen best op te mobiliseren, maar daar moet je tijd voor uittrekken, dat moet je opbouwen. Pet niet genoegDat brengt ons op een punt dat daarmee samenhangt. Bijvoorbeeld bij FNV Bondgenoten wordt gesproken over de professionalisering van het kaderlid, met rechten en plichten, certificering, functieomschrijvingen enzovoort. Wat merken jullie en wat vinden jullie daarvan? Bob: Nog niet zo veel. De gedachte op zich staat mij wel aan. In het bedrijf gebeurt hetzelfde. Maar om nou ook gecertificeerde kaderleden te hebben. Ik besef bovendien dat mensen daar niet altijd trek in hebben. Ze doen wat ze doen voor het goede doel, uit overtuiging. Daar is geen certificaat voor nodig. Waar ik wel in geloof is dat als je kaderlid wilt zijn, je daarin ook getraind en opgeleid moet worden. Een pet met kaderlid erop, is niet voldoende. Zeker niet met de partijen die tegenover je aan tafel zitten. Daar zul je op ongeveer hetzelfde niveau mee moeten kunnen praten. Martien: Als er nog maar zo weinig leden via het kaderlidmaatschap doorstromen naar een bestuurdersfunctie, dan zou certificering juist een goed hulpmiddel kunnen zijn. Marie-Louise: Een risico is wel dat bij certificering technische kennis van bedrijfs- en arbeidsaangelegenheden voorop komt te staan, en niet andere criteria zoals bijvoorbeeld strijdbaarheid. En dat daardoor een nog grotere kloof ontstaat tussen het gecertificeerde kaderlid en 'gewone' leden. Het valt niet te hopen dat met name kritische (kader)leden al die zeven niet doorkomen. Hans: Ik maak me er niet zo veel zorgen over. Centraal kunnen ze wel van alles bedenken, maar wij zijn degenen die het moeten doen. En als het ons niet uitkomt, dan hebben ze mooi pech. Veel belangrijker is dat we met bezoldigden en kaderleden over dit soort onderwerpen de confrontatie kunnen aangaan. En dat we de verhouding tussen die twee groeperingen eens goed doorspreken. Niet van bovenaf met een kaderstatuut, maar juist vanuit de positie van de kaderleden zelf. Een tweede wezenlijk punt is dat we moeten zien te komen tot een veel betere en snellere uitwisseling tussen alle echelons van de bond, en dwars door de bonden heen, van allerlei kennis en ervaringen. Dat we met gebruikmaking van bestaande moderne middelen elkaar efficiënt informeren over wat er gaande is, wie waar zit en met wat bezig is. Zodat we niet steeds opnieuw het wiel moeten uitvinden. Hans Fransen van de Putte |