nr. 86
sep 1998

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Privatisering - liberalisering energiesektor

Europese Unie geeft in het duister vol gas

Veel van de privatiseringen en liberaliseringsmaatregelen in Nederland zijn een uitwerking van afspraken binnen de Europese Unie. In de praktijk blijkt het besluitvormingsproces vaak een zeer gebrekkige demokratiese kontrole te kennen.

Met het afsluiten van de Europese Akte, de blauwdruk voor de Interne Markt, werd in 1986 de basis gelegd voor de stelselmatige ontmanteling van traditionele overheidsmonopolies bij de posterijen, spoorwegen, telekommunikatie en de energievoorziening in de Europese Unie.

Europese telekomgiganten

Gebruikmakend van het nieuwe instrumentarium van deze neo-liberale konstitutie, nam de Europese Commissie de liberalisering en privatisering van de telekomsektor in de eerste helft van de jaren negentig voortvarend ter hand. Dit gebeurde met aktieve steun van een klub als de European Roundtable of Industrialists (ERT). In die periode stonden de president-direkteuren van bedrijven als Ericsson, Olivetti, Philips, Siemens en het Spaanse Telefónica op de ledenlijst van de ERT.

In het boek "Privé de public; a qui profitent les privatisations?" (EPO, 1995) geeft de belgiese journalist Gé;rard de Selys een fascinerende beschrijving van deze 'suksesvolle roofoverval' door de europese telekomgiganten. Hij gaat daarbij uitgebreid in op de rol van de Europese Commissie en de ERT en het falend verzet van de vakbeweging.

Het besluit tot geleidelijke liberalisering van de europese aardgasmarkt - op 11 mei dit jaar door de energieministers bezegeld - betekent opnieuw een grote winst voor het transnationale europese bedrijfsleven. De kosten komen voor rekening van het milieu en het grootste deel van de bevolking van de Europese Unie.

Elektriciteitsakkoord

Europese transnationale ondernemingen drongen al vanaf het begin van de jaren tachtig aan op liberalisering van de europese energiemarkten. Ze wezen daarbij steeds op het konkurrentienadeel dat internationaal opererende bedrijven uit de Europese Unie zouden hebben ten opzichte van rivalen uit de VS. Daar liggen de energietarieven enkele tientallen procenten beneden het europese nivo. Industriële energieslorpers bleven de europese beleidsmakers deze cijfers onvermoeibaar onder de neus wrijven en dreigden met produktieverplaatsing naar landen met gunstiger energietarieven.

Voor het overbrengen van deze boodschap werden allerlei parallelle kanalen gebruikt - zoals CEFIC (de europese koepel voor de chemiese industrie), UNICE (de europese federatie van werkgeversorganisaties) of de al genoemde ERT - waarin ruim veertig van de machtigste europese transnationals vertegenwoordigd zijn. Minstens zo belangrijk waren 'onafhankelijke' adviesorganen van de Europese Unie, zoals de in 1996 door Commissievoorzitter Jacques Santer ingestelde Competitiveness Advisory Group of de Benchmarking Group van Industriekommissaris Bangeman. In beide organen heeft het transnationale europese bedrijfsleven een dominante stem.

In juni 1996 behaalde deze taaie lobby voor liberalisering van de energiemarkten in de Europese Unie een eerste sukses. De lidstaten sloten toen na acht jaar moeizaam onderhandelen een akkoord over de geleidelijke liberalisering van de elektriciteitsmarkt. Onder druk van vakbondsverzet (met name door de franse CGT, met ruim 70.000 leden in de energiesektor) zijn de oorspronkelijk veel ambitieuzere plannen flink afgezwakt. Toch beschouwden de pleitbezorgers van de 'voltooiing van de Interne Markt' het elektriciteitsakkoord van 1996 als een grote overwinning.

Gasliberalisering

Ook de liberalisering van de europese aardgasmarkt stond al sinds 1988 als integraal onderdeel van het Interne Markt projekt op de agenda van de Europese Unie. De gasliberalisering was echter op een laag pitje gezet, toen de liberalisering van de elektriciteitsvoorziening zo moeizaam bleek te verlopen. In de euforie vlak na het afsluiten van het elektriciteitsakkoord verwachtte het neo-liberale kamp dat er nu snel een vergelijkbaar akkoord voor de aardgassektor zou kunnen worden afgesloten.

Tijdens zowel het ierse als het nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie (in respektievelijk de tweede helft van 1996 en de eerste helft van 1997) werden dan ook alle zeilen bijgezet. De nederlandse kampioen van het neo-liberale denken, oud-minister Wijers van Economische Zaken, maakte liberalisering van de aardgasmarkt zelfs tot één van zijn prioriteiten. Maar door de grote verschillen tussen de opbouw van de nationale aardgasmarkten in de lidstaten, en de daaruit voortvloeiende belangentegenstellingen, duurde het allemaal toch langer. Pas onder het luxemburgse voorzitterschap bereikten de europese energieministers op 11 december 1997 een kompromis.

Kompromis over gasmarkt

Het kompromis bevatte onder andere de volgende elementen:

1) De initiële marktopening wordt beperkt tot minimaal 20 procent (het oorspronkelijke voorstel ging uit van een veel verdergaande marktopening). Dit percentage zou in een periode van vijftien jaar stapsgewijs moeten oplopen tot 33 procent. De marktopening betreft alleen het bovenste gedeelte van de markt, dat wil zeggen de industrië;le megaverbuikers. Dit heeft grote gevolgen voor de inkomsten van de gasproduktie- en gasdistributiebedrijven die in vrijwel alle lidstaten in overheidshanden zijn. De overheidsinkomsten zullen navenant verminderen.

2) Landen hoeven de gasdistributie niet te liberaliseren, als ze kunnen bewijzen dat de vervulling van een 'vitale' publieke dienst in gevaar komt. In het akkoord is vastgelegd dat het Europees Gerechtshof en niet de Europese Commissie daarover het laatste woord heeft. Jospin verkocht dit in december vorig jaar als een overwinning voor Frankrijk. Het zou een garantie inhouden voor het distributiemonopolie van staatsbedrijf Gaz de France. Het lijkt er eerder op dat de franse regering de opheffing van dit overheidsmonopolie doorschuift naar het Europees Gerechtshof om zich, als het eenmaal zover is, achter deze a-demokratiese instelling te kunnen verschuilen. Bij het doordrukken van de privatiseringen in de telekomsektor heeft het Europees Gerechtshof een kruciale rol gespeeld bij het onderuithalen van vergelijkbare 'garanties' (zie het boek van de Selys).

3) Voor distributiebedrijven worden beschermende maatregelen getroffen, wanneer zij met gasproducenten langlopende kontrakten hebben afgesloten voor een vaste afname tegen vooraf vastgestelde prijzen ('take or pay' kontrakten). Gaz de France heeft een aantal van zulke kontrakten en was bang met grote hoeveelheden onverkoopbaar aardgas te blijven zitten, als industriële supergrootafnemers straks zelf op zoek mogen gaan naar de goedkoopste leverancier. De rekening zou onvermijdelijk terechtkomen bij alle andere klanten van Gaz de France die in tegenstelling tot de reuzen geen keuzevrijheid hebben. Dergelijke bescherming lijkt principieel strijdig met de liberaliseringsverplichtingen die ook in het kompromisakkoord staan, en kan dan ook op termijn door het Europees Gerechtshof ongedaan gemaakt worden.

Ongunstig voor milieu

Bezien vanuit het oogpunt van het milieu belooft het kompromis nadelig uit te werken. De lagere aardgasprijs voor megagebruikers zal het nemen van energiebesparende maatregelen ontmoedigen. Het duurt dan immers veel langer, voordat de bespaarde kosten opwegen tegen de benodigde investeringen. Verder heeft de europese lobby van bedrijven van warmtekrachtkoppeling, de COGEN, ook al aan de bel getrokken. Deze bedrijven nemen in tegenstelling tot de meeste exploïteurs van konventionele gasgestookte elektriciteitscentrales onvoldoende aardgas af om binnen het geliberaliseerde marktsegment te vallen. Zij vrezen dat de financiële voordelen van warmtekrachtkoppeling hiermee voor een deel zullen verdwijnen. De gedeeltelijke liberalisering van de aardgasmarkt lijkt daarmee het doel van de Europese Commissie: verhoging in de Europese Unie van het aandeel van warmtekrachtkoppeling in de energieproduktie van 18 tot 25 procent, vrijwel onhaalbaar te maken.

Het meest wrange van deze zaak is nog wel dat de COGEN, na de ondertekening van het akkoord, in mei 1998 heeft aangekondigd te zullen vechten voor dezelfde rechten als de megaverbruikers. Daarmee zal de neerwaartse druk op de gasprijzen in Europa en de bedreiging van de bestaande staatsondernemingen alleen maar toenemen. Het milieu zou het meeste gediend zijn bij hoge energietarieven voor iedereen. Daarbij geeft de (nog) bestaande struktuur van overheidsmonopolies op produktie en distributie de beste garantie dat de winsten in principe bij de samenleving terechtkomen.

Falende demokratiese kontrole

Het kompromis dat in december vorig jaar door de energieministers werd afgesloten, heeft de oppositie in het Europees Parlement vakkundig de mond gesnoerd. In het najaar van 1997 uitten europarlementariërs van verschillende politieke groepen nog grote twijfels over de wenselijkheid van een gedeeltelijke liberalisering van de europese aardgasmarkt. Ze verwezen daarbij vaak naar negatieve ervaringen bij de uitvoering van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt. Maar in april van dit jaar bleek deze kritiek verstomd. Bang om het moeizame kompromis door amendementen om zeep te helpen, keurde het Europees Parlement het akkoord zonder meer goed. Het ontbreken van effektieve druk op europees nivo vanuit vakcentrales en milieubeweging zal hieraan zeker hebben bijgedragen.

Hoewel hier sprake is van een dramaties falen van demokratiese kontrole, heeft de non-beslissing van het Europees Parlement de meeste kranten niet eens gehaald. Het gebrek aan politiek debat geeft transnationale ondernemingen de ruimte om hun triomftocht voort te zetten. Het bewijst eens te meer wat een onzalige konstruktie de huidige Europese Unie is en hoezeer zij ontwikkelingen in de richting van een demokraties, sociaal en ekologies Europa in de weg staat.

De golf van liberaliseringen en de, in het kielzog daarvan volgende, privatiseringen betekenen een massieve overdracht van gemeenschappelijke rechten en rijkdommen naar transnationale partikuliere ondernemingen. Dokumentatie en analyse van deze supranationaal aangestuurde overdrachtsprocessen, en het zo breed mogelijk verspreiden van deze kennis, zijn essentieel voor een effektieve tegenbeweging. Het is hoog tijd dat vakbeweging, milieubeweging en groepen die streven naar meer gelijkheid en demokratie, deze uitdaging gezamenlijk aanpakken.

Erik Wesselius
(medewerker van het Corporate Europe Observatory en bestuurslid van Naar een Ander Europa)