nr. 84
apr 1998

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Europa, staat en vakbeweging - lezerskonferentie

Privatisering: geld in water gooien

In Nederland staat een nieuwe privatiseringsgolf voor de deur. Dat is een direkt gevolg van liberaliseringsbesluiten van de Europese Unie voor de sektoren openbaar vervoer, drinkwater, gas en elektriciteit.

ZOALS IK IN het vorige nummer van Solidariteit schreef, dreigt het Multilateraal Akkoord inzake Investeringen (MAI); dat binnen de OESO in onderhandeling is, het in de toekomst vrijwel onmogelijk te maken eenmaal genomen privatiseringsbesluiten terug te draaien.

Het lijkt dan ook een goed moment de risikoos van privatisering nog eens op een rij te zetten. In dit artikel ga ik vooral in op de ervaringen met privatisering in de watervoorziening. Ik baseer me daarbij op een artikel van Jan-Willem Goudriaan (onderzoeker bij Public Services International) en David Hall (werkzaam bij de Public Services Privatisation Research Unit).

Franse waterreuzen

Internationaal gezien wordt de kommerciële watervoorziening gedomineerd door een kleine groep multinationale ondernemingen. De twee belangrijkste 'watermulti's' hebben hun uitvalsbasis in Frankrijk: Générale des Eaux en Lyonnaise des Eaux. Deze twee franse reuzen, die de watervoorziening in Frankrijk beheersen, zijn daarnaast aktief in onder andere Spanje, Italië en Engeland. Sinds kort verzorgen ze de watervoorziening in een aantal steden in Midden- en Oost-Europa. Verder zijn ze op alle kontinenten werkzaam.

De laatste grote konkurrent van deze twee giganten in Frankrijk - SAUR - fuseerde een paar jaar geleden met Lyonnaise, waardoor Lyonnaise en Générale nu ongeveer 80 procent van de watervoorziening in Frankrijk in handen hebben. Buiten Frankrijk heeft Lyonnaise een belang van 24 procent in de spaanse 'konkurrent' Aguas de Barcelona, een bedrijf dat buiten Spanje vooral in Latijns Amerika opereert.

Britse nieuwkomers

In Engeland maakte de regering Thatcher tien jaar geleden serieus werk van de privatisering van de watervoorziening door de bestaande publieke bedrijven onder te brengen in tien onafhankelijke kommerciële waterleidingbedrijven. Deze nieuwelingen zijn internationaal tot nu toe veel minder aktief dan hun franse konkurrenten. De overname van één van de geprivatiseerde britse waterleidingbedrijven door Lyonnaise des

Eaux in 1996 bevestigde de voorsprong van de franse watermulti's.

Tentakels

Hoewel watervoorziening hun meest winstgevende aktiviteit is, strekken de tentakels van de franse waterreuzen zich uit in de richting van alle takken van dienstverlening die voorheen door overheidsbedrijven werden verzorgd:

* Afvalverwerking en -inzameling. In de internationale 'top vijf' van afvalverwerkingsbedrijven staan de franse Sita (eigendom van Lyonnaise des Eaux) en Onyx (eigendom van Générale des Eaux) naast het amerikaanse trio WMX Technologies, BFI en Laidlaw.

* Kommunikatie en media. Zowel Générale des Eaux als Lyonnaise des Eaux hebben dochterondernemingen die televisiekanalen, kabelnetwerken en mobiele telefoonnetwerken exploiteren.

* Bouw. De franse waterreuzen behoren tot de grootste bouwondernemingen ter wereld. Via dochterondernemingen zijn ze ook aktief in de waterbouw (Générale via Kruger en OW; Lyonnaise via Degremont).

* Andere diensten. Onder andere openbaar vervoer, wegenbouw, gezondheidszorg, elektriciteitsvoorziening, parkeergarages, gevangeniswezen, onderwijs en catering voor ziekenhuizen.

Betrekkelijke konkurrentie

Volgens de voorstanders betekent privatisering konkurrentie en dat zou dan weer leiden tot grotere efficiëntie en lagere kosten voor de eindgebruikers. Voor de kommerciële waterleidingbedrijven is konkurrentie echter een relatief begrip. De lagere kosten blijken in de privatiseringspraktijk dan ook sterk tegen te vallen.

In Engeland kregen alle geprivatiseerde waterleidingbedrijven in 1989 van de regering Thatcher regionale monopolies voor vijfentwintig jaar kado. In Frankrijk domineren de twee waterreuzen, en zolang de europese konkurrentiewetgeving niet van toepassing is op waterleidingbedrijven, hoeven zij ook van die kant geen aantasting van hun riante positie te vrezen.

Bij de internationale aanbesteding van koncessies voor watervoorziening brengen de watermulti's in voortdurend wisselende joint ventures en konsortia offertes uit. Het wordt daardoor steeds onduidelijker waar het ene bedrijf ophoudt en het andere begint. Bij de aanbesteding van de waterkoncessie voor Buenos Aires in 1993 werden twee europese offertes uitgebracht. Het engelse Thames Water moest het opnemen tegen een konsortium van Lyonnaise des Eaux, Générale des Eaux, Aguas de Barcelona en Anglian Water, en verloor. Maar twee jaar later dong Thames Water, middels een gezamenlijk met Générale des Eaux opgesteld bod, naar een waterkoncessie in het zuiden van Australië. En deze keer viste een samenwerkingsverband van Lyonnaise des Eaux met het britse scheepvaartkonglomeraat P&0 achter het net.

Ook in andere sektoren maken de franse watermulti's deel uit van kartels en joint ventures. In 1995 kreeg Générale des Eaux een forse boete voor deelname aan een kartel dat in het zuiden van Frankrijk de tarieven in offertes voor vuilophaaldiensten kunstmatig opvoerde.

Ook bij grote bouwprojekten werken de groepen regelmatig samen. Voorbeelden zijn de Kanaaltunnel en het nieuwe franse nationale stadion in Parijs, waarvan bouw en exploitatie in handen zijn van een joint venture tussen Lyonnaise des Eaux, Générale des Eaux en een derde frans bouwbedrijf.

Korruptie en wanbeheer

In een dergelijk klimaat van marktbeheersing en kartelvorming komen berichten over omkoping en korruptie niet als een verrassing.

In de afgelopen jaren zijn beide franse bedrijven meerdere malen op beschuldiging van omkoping en korruptie voor de rechter gedaagd en moest in een aantal gevallen een forse boete betaald worden.

In Engeland is gebrekkig onderhoud aan het leidingennet, na de privatisering, één van de grootste problemen gebleken. Yorkshire Water had het een paar jaar geleden zelfs zo bont gemaakt dat het bedrijf in 1995-1996 een vloot tankwagens moest huren om in een aantal kleinere steden de watervoorziening op gang te houden.

Tarieven

De tarieven blijken intussen niet omlaag te gaan, zoals voorstanders van privatisering altijd beweren. Na privatisering kan de politiek tariefsverhogingen veel moeilijker tegenhouden dan vroeger.

In Engeland zijn de tarieven van de waterleidingbedrijven sinds de privatiseringen dan ook veel sneller gestegen dan de inflatie. Deze prijsverhogingen werden gedeeltelijk gebruikt voor investeringen, maar de meeste winst verdween in de vorm van exorbitante salarissen en bonussen voor het topmanagement en hogere dividenden voor de aandeelhouders.

In Frankrijk zien we eenzelfde beeld. In Saint Etienne, waar een joint venture van Générale en Lyonnaise in 1990 de watervoorziening van de gemeente overnam, zijn de watertarieven tussen 1990 en 1996 ruim verdubbeld.

Investeringen

In ontwikkelingslanden zijn vaak grootschalige investeringen in waterleiding en riolering nodig. De watermulti's beweren dat alleen zij de expertise en kredietwaardigheid hebben om deze investeringen bij elkaar te krijgen of dat zij dat in elk geval sneller en goedkoper kunnen dan lokale of regionale overheden.

Maar uiteindelijk zijn het de waterafnemers die de leningen en de rente daarop betalen. Een internationaal konsortium onder leiding van Lyonnaise dat sinds een paar jaar het waterleidingbedrijf van Buenos Aires runt, heeft investeringsplannen voor meer dan één miljard dollar in werking gesteld. Daarbij zorgt een samenwerkingsverband van de Wereldbank en argentijnse banken voor 97 procent van de financiering, terwijl het konsortium zelf maar 3 procent van de totale investeringssom opbrengt en de risikoos dus gedekt zijn.

Ontslagen

De watermulti's weten de geprivatiseerde waterleidingbedrijven altijd binnen de kortste keren winstgevend te maken door een deel van de arbeiders te ontslaan. Een 'mooi' voorbeeld is de fusie die in 1995 plaatsvond tussen het regionale elektriciteitsbedrijf Norweb en het waterbedrijf North West Water. Het daarbij ontstane bedrijf United Utilities zette 2.500 mensen op straat om de fusiekosten en de daarbij aan de aandeelhouders beloofde dividenden te dekken. Het bedrijf trachtte zelfs vakbonden te weren, maar moest deze pogingen na internationale protesten staken. Rond diezelfde tijd werden in Cartagena de los Indias in Columbia meer dan 500 arbeiders van een lokaal waterleidingbedrijf op staande voet ontslagen na privatisering en overname door Aguas de Barcelona.

Privatiseringsval

Overheden zien de verkoop van overheidsinstellingen vaak als een middel om akute begrotingsproblemen op te lossen. Binnen de korte-termijn-horizon van politici kan dit misschien voordelig lijken, maar de inkomsten uit privatisering zijn eenmalig. Op de lange termijn lost dit weinig op en zal het begrotingstekort eerder groter worden door het wegvallen van de opbrengsten van een nutsbedrijf.

Tenslotte zijn privatiseringen later heel moeilijk terug te draaien. Een extreem voorbeeld hiervan speelde een paarjaar geleden in de spaanse stad Valencia. In 1900 privatiseerde Valencia de watervoorziening en gaf een koncessie voor maar liefst 120 jaar aan het bedrijf Aguas de Valencia. Toen de stad in 1994 wilde onderzoeken of het bedrijf (dat intussen gedeeltelijk eigendom was geworden van Lyonnaise des Eaux) nog wel waar voor zijn geld leverde, dreigde Aguas de Valencia onmiddellijk met een schadevergoeding voor 26 jaar gederfde winsten. De daarop gestarte onderhandelingen hadden als eindresultaat dat Aguas de Valencia het kontrakt behield.

Privatisering? MAI niet gezien!

Als het ontwerp Multilateraal Akkoord inzake Investeringen eind april 1998 onverhoopt toch zou worden ondertekend, zouden multinationale ondernemingen nieuwe en uitgebreidere mogelijkheden krijgen om dergelijke schadevergoedingsprocessen tegen overheden aan te spannen, als zij privatiseringen terug zouden willen draaien. Het MAI voorziet in een speciaal 'onpartijdig' tribunaal, waar multinationals staten kunnen aanklagen in de zekerheid dat lokale belangen het oordeel nooit zullen beïnvloeden. In de Brave New World van de multinationals spreekt het vanzelf dat vakbonden niet bij dit tribunaal terecht kunnen om multinationals aan te klagen, als deze de rechten van arbeiders schenden. Daar komt bij dat dit 'onafhankelijke' tribunaal onder de verantwoordelijkheid valt van de organisatie die de grootste multinationals ter wereld vertegenwoordigt: de Internationale Kamer van Koophandel of World Business Organisation.

Hier is maar één konklusie mogelijk: MAI niet gezien!

Erik Wesselius (Corporate Europe Observatory, CEO)