nr. 81 nov 1997 |
Solidariteit
Arbeidspool in Amsterdam en Rotterdam - een verworvenheidNiet terug naar het beginTen onrechte wordt nog al eens gedacht dat flexibilisering een verschijnsel is van de laatste vijftien jaar. Maar aan in het begin van deze eeuw zochten de ondernemers in de amsterdamse en rotterdamse haven naar een methode om de pieken in het werkaanbod zo adekwaat mogelijk op te vangen. Dat leidde tot de oprichting van de havenpools, beter bekend als de SHB of tegenwoordig de Arbeidspool. Een blik in de ontstaansgeschiedenis leert dat zo'n pool, onder bepaalde voorwaarden, een verworvenheid van de havenarbeiders is.ROND DE EEUWWISSELING zijn bij de rederijen, naast het gespecialiseerde personeel in vaste dienst, steeds meer losse bootwerkers te bekennen. In Amsterdam is in die tijd nog sprake van enig evenwicht in de verhouding los/vast personeel, in Rotterdam is deze verhouding volslagen scheef. Tegenover de 1.800 vaste staan daar zo'n 10.000 losse havenarbeiders. Deze enorme arbeidsreserve wordt vooral veroorzaakt door de trek van het platteland naar de grote stad. HavenreserveIn 1916 besluiten de havenbaronnen in Amsterdam verandering te brengen in deze toestand. Zij richten het instituut Havenreserve op, waarin zo'n 200 bootwerkers, geworven uit het Steunkomitee, met een garantieloon werkzaam zijn. Door een regulering van de grote arbeidsreserve willen ze minder afhankelijk zijn van de losse bootwerkers. Ook, omdat met de opkomende stoomvaart de schepen volgens een regelmatiger tijdschema binnenkomen. Hun doel is tweeledig: direkte beschikbaarheid van arbeidskracht en geen arbeidsonrust. Rotterdam volgt in 1917, overigens na een week staking. Toch blijft de onrust. Vooral de toewijzing van arbeiders - besteking - is een heikel punt. Door een zekere formalisering via de Havenreserve kunnen ondernemers minder bepalen wie zij wel of niet het werk willen laten doen. Eind 1918 beraadt de werkgeversvereniging, Scheepvaart Vereniging Noord (SVN), zich op een mogelijkheid deze onrust te kanaliseren. In April 1919 neemt de SVN de Havenreserve over. De naam van de stichting die de besteking regelt, wordt Havenarbeidsreserve (HAR). Mensen met een garantieloon, dat omhoog gaat, worden als eersten ingezet. Verder komt er een ziekengeld uitkering. Hiermee is feitelijk de pool geboren. Enige cijfers ter illustratie: begin jaren twintig werken er in Amsterdam 2.700 mensen in vaste dienst, 2.100 bij de HAR en nog eens een extra reserve van 1.900 arbeiders zonder garantieloon. In Rotterdam zijn deze cijfers respektievelijk: 3.200 (vast), 2.100 (HAR) en 1.600 (extra). SHBDe ondernemers blijven lastig doen over de besteking. Ze nemen die weer geheel in handen, 'raddraaiers' kunnen ze zo uitsluiten. Maar onder druk van de grote havenstaking van 1939 gaat de besteking terug naar de HAR. Deze kwestie van 'selektieve besteking' speelt ook in het huidige konflikt een rol. Selektie ondermijnt de eenheid van de pool en leidt tot een situatie, waarin een deel van de pool permanent aan het werk is, zelfs fiks overwerkt, terwijl anderen thuiszitten en de leegloop dus groter wordt. Tijdens de oorlogsjaren maakt de SVN een plan om de HAR te reorganiseren. Op 28 mei 1945 wordt in Amsterdam de SHB (Stichting Samenwerkende Havenbedrijven) opgericht. De bootwerkers van de HAR komen met een vast arbeidskontrakt in dienst van de SHB. Er volgt een loonsverhoging van 25 procent en bij leegloop wordt 80 procent van het loon doorbetaald. Van dit 'improduktieve' loon betaalt de overheid de helft. In Rotterdam verloopt één en ander niet zo voorspoedig. Onder aanvoering van de Eenheidsvakcentrale wordt 28 juni 1945 gestaakt. Belangrijkste eisen: 25 procent loonsverhoging en een SHB vergelijkbaar met die van Amsterdam. Na een volgende staking in augustus wordt de 25 procent binnengehaald. Pas in 1955 wordt de HAR gereorganiseerd tot de Centrale voor Arbeidsvoorziening, een voorloper van de SHB van 1968. 100 procent bij leegloopOndanks de pools wordt er (met name in Rotterdam) nog veel zwart gewerkt, veelal via koppelbazen. In 1959 leidt dit tot een onderzoek in beide havens door het Sociologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Leiden. De uitkomsten bevestigen de praktijk. Lichamelijk zware arbeid, sterk wisselend en onder onaangename omstandigheden. Groot verloop, vooral bij jongeren. Laag basisloon, relatief gekompenseerd door toeslagen en overwerk. Bazen zijn hard en korrupt. Wat formeel met deze uitkomsten is gedaan, is nooit duidelijk geworden. Opvallend is wel dat kort daarna de geleide loonpolitiek in de havens wordt afgeschaft, een vijfdaagse werkweek van 43 driekwart uur volgt, een loonsverhoging van 7 procent en... een doorbetaling van 100 procent bij leegloop. Konklusie: de havenbaronnen hebben hun flexibiliteit en de SHB-ers volwaardige arbeidsvoorwaarden. Een bomWe zijn nu ruim 35 jaar verder. In de tussenliggende periode zijn de havens roerig gebleven. Behoud van werkgelegenheid en een volwaardige CAO voor allen die in de haven werken, dus ook de SHB-ers, bepalen het strijdterrein. De havenondernemers willen de geschiedenis terugdraaien en dus ook de 100 procent doorbetaling van loon bij leegloop stoppen. Drie jaar geleden heeft de overheid een bom onder de Arbeidspool gelegd. Ze beëindigt haar bijdrage aan de financiering van de leegloop met een afkoopsom. Dit geld wordt in Amsterdam misbruikt om de tarieven voor do ondernemers goedkoop te houden. Diezelfde overheid investeert bij het leven in infrastruktuur en uitbreiding van de havens. Maar bevordert tevens, onder hot goedkeurend oog van vooral de grote ondernemers, dat de mensen die in die havens werken de leegloop financieren. Dat is de krakende logika van het poldermodel. Lex Wobma |