nr. 78 apr 1997 |
Solidariteit
Europese Unie - oorlogsindustrieDe FNV en de vredeIn de nieuwe FNV-Grondslag, waarover op het kongres in mei 1997 besloten wordt, staat: "Steeds opnieuw moet bekeken en beoordeeld worden welke maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn voor de vakbeweging." Vervolgens wordt inderdaad verwezen naar europese integratie, duurzaamheid en milieuvervuiling, armoede en ongelijkheid in de wereld. Dat is een goede zaak. Maar helaas vallen ook twee problemen op, doordat ze niet genoemd worden. De kwestie van oorlog en vrede, en de oorlogsindustrie.Het is verontrustend dat een organisatie die zich vroeger bemoeide met een bij uitstek praktiespolitieke zaak als de kruisraketten, er nu blijkbaar voor kiest dit soort onderwerpen buiten de poort te houden. Fort EuropaHet, in de Grondslag wel in ekonomiese zin genoemde, Fort Europa zal niet ongewapend zijn. Een belangrijkdeel van de europese lidstaten is lid van twee militaire bondgenootschappen, de West-Europese Unie en de NAVO. Het einde van de Koude Oorlog had eigenlijk het einde van deze organisaties moeten zijn, maar ze blijken springlevend. De NAVO is zelfs van plan uit te breiden in oostelijke richting. Dat betekent dat een ouderwetse vorm van machtspolitiek wordt voortgezet. Die politiek berust in laatste instantie op een gepantserde vuist: goed bewapende interventielegers die in staat zijn de belangen van het Fort Europa te behartigen, tot ver buiten de kasteelmuren. Er is meer: de kernwapens waarover menig vakbondslid zich in het verleden druk maakte, zijn er nog steeds. Grote aantallen zijn verwijderd, maar honderden bommen zijn verstopt op een aantal vliegvelden van de NAVO-bondgenoten, waaronder vliegbasis Volkel in Nederland. De franse en britse, europese partners zijn van plan hun atoommachten te behouden; de franse regering wil de hare zelfs onderbrengen in het toekomstige verenigde Europa. De kern van de gedachte achter deze machinerie is simpel en gevaarlijk: de veiligheid van Europa, dus ook van haar burgers, berust op het onverkort vasthouden aan een eigen europese/transatlantiese entiteit die anderen uitsluit. Daaruit volgt logieserwijs de handhaving van een militair apparaat, inklusief de genoemde nukleaire strijdmacht en vanzelfsprekend de bereidheid om die te gebruiken. Zo'n militair gereedschap is een vanzelfsprekendheid voor diegenen die denken dat een goede en veilige toekomst voor henzelf verzekerd is. Maar zulke apparaten hebben de neiging vroeg of laat gebruikt te worden. Niet alleen om have en goed te verdedigen, maar ook om het bij andere mensen weg te gaan halen. Naar ik mag aannemen, is er niemand bij de FNV te vinden die militaire avonturen ter bescherming van de olievoorraden voorstaat. AlternatievenEr zijn alternatieven voor deze eenzijdige veiligheidspolitiek: de beste verdediging is immers gebaseerd op de wederzijdse ekonomiese en politieke afhankelijkheid van mensen en staten, op elke mogelijke vreedzame manier. Er kunnen verdragen warden afgesloten die wederzijdse veiligheidsgaranties geven. Er bestaat zelfs al zo'n internationale afspraak: de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Maar ze is zwak en het belang dat eraan gehecht wordt, blijkt uit de financiering die ervoor beschikbaar wordt gesteld: het jaarlijkse budget voor het internationale kantoor in Wenen is gelijk aan de prijs van een paar F-16 gevechtsvliegtuigen. Waarom kan de FNV zich niet uitspreken voor het uitbouwen van dergelijke organisaties? De wapenindustrieEr zit nog een tweede kant aan het zwaar bewapende Europa dat voor de vakbeweging van groot belang is; namelijk de defensie-industrie. Deze vormt de noodzakelijke basis voor het militaire apparaat en verschaft veel europese burgers werkgelegenheid. De laatste jaren is deze echter steeds onzekerder geworden. Door een immense konkurrentiestrijd van europese bedrijven onderling en met amerikaanse firmaas warden vele duizenden werknemers de laatste tijd op straat gezet. Om zichzelf tegen de moordende konkurrentie te beschermen, zoeken de betrokken firmaas exportmarkten voor hun produkten. Door de instrumenten van oorlog te exporteren, kan een deel van de militair-industriële sektor in Europa in stand warden gehouden. Intussen wordt deze sektor ook getroffen door de nodige internationale reorganisaties en fusies, met als gevolg nog meer ontslagen. Vanouds zijn er verbitterde diskussies geweest tussen vredesaktivisten die simpelweg alle wapenfabrieken wilden sluiten, en de vakbeweging die de belangen van haar werknemers verdedigde. Er valt wel het één en ander af te dingen op de werkgelegenheidsargumentatie van de wapenfabrikanten. Er zijn heel wat onderzoeken geweest die aantoonden dat er veel meer arbeidsplaatsen gekreëerd werden door dezelfde investeringen in andere industrietakken te doen: bijvoorbeeld die van duurzame produkten. Op zijn minst kan door de FNV de vraag worden gesteld waarom zo'n verschuiving van kapitaal niet geschiedt. Dit is immers de enige manier om het dilemma voor de vakbeweging weg te nemen: namelijk vanuit kortzichtig eigenbelang de export van produkten ondersteunen die elders in de wereld gebruikt warden om andere burgers om zeep te helpen. Dat past toch moeilijk bij het streven van de FNV om "vrede en veiligheid in de wereld te bevorderen". Het is van belang dat het nieuwe Europa niet de exponent wordt van het zakenleven en de belangen die daaraan vastzitten. Dat geldt net zo hard voor de externe buitenlandse politiek als voor het interne sociale beleid. En wat vooral niet mag gebeuren, is dat een agressief Europa in het buitenland voor lief wordt genomen in ruil voor een sociaal Europa in het binnenland. Dat is de werkelijke implikatie van het begrip 'Fort Europa'. Karel Koster |