nr. 76
dec 1996

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Nummer 75, 26 oktober 1996 - forumdebat

Twee werkelijkheden

Het forumdebat heb ik twee keer gehoord, 'live' en via de band. De tweede keer bleek interessanter, het was als een typerend en leerzaam tijdsbeeld van enige afstand beschouwd. Maar het bleef tegenvallen. Waarom? Het thema en de samenstelling van het forum waren toch, na uitvoerige diskussie, heel bewust gekozen, grondig voorbereid en aantrekkelijk bevonden? De afwezigheid van Dorien Pessers door vervelende persoonlijke omstandigheden heeft zeker invloed gehad; niet betrokken in het professionele milieu van vakbeweging en politiek had ze de verschillende patstellingen kunnen doorbreken. Maar toch, de voorspelbaarheid van wat gezegd werd en de beperkte kontekst van de aanvaarde werkelijkheid boden onvoldoende inspiratie. Rienke Schutte, die op verzoek aan het einde van het debat haar konklusies trok, sloeg de spijker op de kop: "Verschillende forumleden blijken de huidige ontwikkelingen totaal anders te beoordelen dan de zaal, het lijkt wel of er twee werkelijkheden zijn."

Uit de banden van dit debat, die zoals van alle bijeenkomsten van Solidariteit bewaard blijven, zijn voor dit verslag een paar onderwerpen gekozen waarover de forumleden hun mening hebben gegeven. Eerst over de relatie vakbeweging en politiek, daarna over de (brede) vakbeweging, de werking van de markt, de overlegekonomie en de armoede in Nederland.

Zwakte

Ger Harmsen zet de toon door als een histories gegeven vast te stellen dat, in vergelijking met omringende landen, zowel de moderne vakorganisaties als de sociaal-demokratiese partij in Nederland een zwakke positie innemen. Was dat niet het geval geweest, dan zouden ze - ook nu - een veel hechter bondgenootschap kennen. Hun zwakten heeft de twee uiteengedreven.

Ruud Vreeman en Lodewijk de Waal wensen deze toon niet mee te zingen. Vreeman is "geneigd te zeggen dat in Nederland, ondanks dat misschien getalsmatig sprake was van een minder dominante stroming, de sociaal-demokratie zeker zoveel maatschappelijke resultaten heeft opgeleverd als in onze buurlanden." De Waal verhaalt van kollega-bestuurders uit België, Duitsland en Engeland die jaloers zijn op de nederlandse arbeidsvoorwaarden, de sociale zekerheid en het overlegmodel. Hij merkt wel op dat zij daarmee niets wilden zeggen "over de manier waarop we dat bereikt hebben". Juist de onmogelijkheid van de SDAP en later de PvdA om op eigen kracht een regering te vormen, is - naar de mening van Harmsen - verantwoordelijk voor hun grote bereidheid tot koncessies. Eind jaren dertig betekende dat het einde van een organisatoriese band met het NVV, dat op zijn beurt een eigen weg ging door toenadering te zoeken tot de konfessionele vakcentrales. "Na de Tweede Wereldoorlog ontstaat er een tijd lang een omgekeerde verhouding. Was eerder de SDAP als de dood zich te vervreemden van de arbeidersaanhang van het machtige NVV, ten tijde van de rooms-rode koalitie oefende de PvdA een geweldige pressie uit op het NVV om in de pas te open, te kapituleren en een sobere levensstijl te oefenen."

De huidige verhouding, waarin de PvdA de vakorganisaties langzamerhand als een en niet de maatschappelijke groepering ziet, betreurt Harmsen zeer. Vreeman is het daarmee eens en is voorstander van een "informeel bondgenootschap, omdat er kwa doelstellingen en hoofdlijnen veel overeenkomsten zijn en het een verantwoordelijkheid is van de PvdA dat de vakbeweging een door de overheid erkende positie houdt". De Waal erkent die overeenkomsten, maar wenst vanwege het pluriforme karakter van de achterban en "uit het oogpunt van belangenbehartiging zakelijke kontakten te onderhouden met alle politieke partijen".

Zaakwaarnemer

Ab Harrewijn pleit voor een wederzijdse beïnvloeding van GroenLinks en FNV, zonder een direkte en exklusieve band. "De tijd van één harmonieuze familie is nostalgie. GroenLinks heeft te maken met meerdere bewegingen - milieu, vrouwen, uitkeringsgerechtigden, derde wereld - en de vakbeweging is daar één van." Een vakbeweging die naar zijn mening breed moet zijn, zich niet alleen bezighoudt met loonstrijd en met name op de terreinen van werkgelegenheid, herverdeling van de arbeid en outsiders op de arbeidsmarkt veel meer initiatieven moet nemen. "Niet achter de feiten aanlopen en afstand nemen van de marktwerking in de sociale zekerheid".

"De vakbeweging zal van trendvolger tot trendsetter moeten worden", noemt Tineke van der Kraan dat. Zij betrekt dat overigens ook op de progressieve, politieke partijen die zich "veel te veel konformeren aan de maatschappelijke trend van de markt". De stelling over wat de vakbeweging kan verwachten van 'de politiek' draait zij om:

"Politieke partijen funktioneren net als spreekbuis van heel veel mensen in de samenleving, ze staan steeds meer los van de dagelijkse, sociale problemen. Mensen stemmen helemaal niet meer. Die afstand is een zorgelijke ontwikkeling." Rob Gerretsen gaat daarin nog verder: "Kritiese en strijdbare vakbondsleden hebben niets positiefs te verwachten van de huidige politiek, zie de toenemende armoede, massawerkloosheid, afbraak van de sociale voorzieningen en bijvoorbeeld de uitbreiding van Schiphol. De politiek van het neoliberalisme staat haaks op een samenleving gebaseerd op solidariteit."

Van der Kraan maakt van de gelegenheid gebruik De Waal nog eens te wijzen op de kritiek van de Vrouwenbond FNV op het voorstel van de FNV over een nieuwe Grondslag. "De toelichting dat het allemaal wel meevalt, overtuigt ons niet. De nieuwe koncentratie op 'arbeid en inkomen' is een versmalling en getuigt tevens van de oude manier van denken waarin mannen het betaalde werk verrichten. En dat in een periode met een toenemende deelname van vrouwen. Alles wordt afgeleid van de betaalde arbeid. Neem zo'n rare term als 'niet-aktieven', daaruit spreekt toch geen respekt voor de onbetaald werkenden. Neem het pleidooi voor 24-uurs kinderopvang, wat is dat voor een samenleving waarin kinderen ook 's nachts elders slapen. Mij lijkt het beter te eisen dat ouders met kleine kinderen van nachtdienst vrijgesteld worden." Die dreigende versmalling van het werkterrein van de FNV zit ook Harmsen niet lekker. Hij was uitgenodigd op het feestje bij het 20-jarig bestaan van de FNV. "Ik kreeg een tasje met de tekst 'de FNV, uw zaakwaarnemer'. Ik dacht: waar zijn we nou terechtgekomen, ik ben toch zelf de FNV en beslist geen zaakwaarnemer. Als de FNV haar breedheid zou verliezen, ben ik één van de eersten die bedankt." De Waal is de Grondslag aan het herschrijven, maar benadrukt nog eens dat de FNV zich als progressieve organisatie specialiseert "op de brede wereld van de arbeid, dus ook op de uitkeringen die daaraan vastzitten, de toegankelijkheid van allerlei voorzieningen en de vele internationale aspekten die met werk samenhangen. Op dat terrein willen we de grootste, sterkste en de beste zijn". Over het zaakwaarnemerschap merkt hij op dat het een kampanje is om leden te werven, "leden benader je anders, maar onderzoek wijst uit dat 75 procent de kampanje goed tot zeer goed vindt."

Antiliberaal

Ook Gerretsen spaart de vakbeweging niet en veroordeelt de 'natuurlijke arbeidsdeling' met de politiek. "Dat betekent net dat de vakbeweging net aan politiek doet, maar ze doet dat op de verkeerde manier. Ze ziet ook wel dat de politiek zich met ons hele bestaan bemoeit, maar in de kern van de zaak vindt ze dat de politiek ook het recht heeft dat te doen. Ze praat en overlegt, demonstreert af en toe tegen de uitholling van de sociale zekerheid, maar organiseert geen politiek verzet. Sterker nog, de nederlandse vakbeweging is een verklaard tegenstander van politieke stakingen. En dat is in andere landen wel anders, denk alleen maar aan de franse stakingen van vorig jaar december tegen de regering Juppé." Zijn kritiek op het "overheersende marktdenken" in politiek en vakbeweging valt niet zo best en roept allerlei reakties op.

Harrewijn zegt vertwijfeld: "Maar wat wil je nou, je kan de markt toch niet ontkennen. Het sturend vermogen van de markt is inderdaad soms irritant aanwezig, maar ik heb niks tegen de markt in zijn algemeenheid, wel tegen de desastreuze uitwerking in de sociale sektor. Wil je te hoop lopen tegen de markt, wil je staatseigendom, dan weet ik waar je over praat."

Vreeman sluit zich daarbij aan: "Je kan je niet tegenover de markt plaatsen, terwijl de meeste mensen in de markt hun boterham verdienen. Enerzijds kennen ze de onzekerheden van de markt in hun dagelijks even. Anderzijds heeft werken in de markt iets van een uitdaging, ondernemend bezig zijn, het bedrijf op een goeie manier overeind houden. Ondernemerschap vind ik een progressieve aktiviteit. Dan bedoel ik net spekuleren, maar een bedrijf beginnen, nieuwe ideeën ontwikkelen, iets zinvols doen in het even, in de buurt wat aanpakken als vrijwilliger."

De Waal citeert ut het koncept van de nieuwe Grondslag, waarin gesproken wordt van "temmen van het beest van de marktwerking".

Harmsen meent een radikalistiese krtiek gehoord te hebben en komt na een aanloop tot een bekentenis. "Wie de markt zou willen afschaffen, spreekt histories gezien onzin. De vakbeweging is als het ware een antwoord op de vrije marktwerking en kan deze enigszins reguleren door kollektief op te treden. We hebben nu helaas te maken met een situatie dat we in het kapitalisme geen verandering hebben kunnen brengen. In zekere zin heeft de socialistiese beweging een nederlaag geleden, het kapitalisme is in volle bloei. Daarom moeten we het grote goed van de verzorgingsstaat, waarin die markt is afgezwakt, verdedigen. Die verzorgingsstaat is niet afgebroken, zoals wel beweerd wordt, maar aangetast. Ten opzichte van mijn vroegere standpunt ben ik veranderd, ik hecht aan de overlegekonomie, aan het voortbestaan van de SER enzovoort. Niet zo maar overleg, daarvan is geen sprake in de verhouding kapitaal-arbeid, maar onderhandelen en die onderhandelingen zijn nog steeds gaande. De staat is er om de sociaal zwakken te beschermen tegen de uitwassen van de vrije markt. Die vrije markt is een ramp, dat blijf ik zeggen. Wij zijn antiliberaal."

Vullis

Vreeman is, zoals bekend, een fervent voorstander van de overlegekonomie: 'het rijnlandse model'. Tot verrassing van sommigen gaat hij nogal vierkant achter 'paars' staan. "Het is modieus om te zeggen dat de overlegekonomie uit elkaar valt. Een jaar geleden vond iedereen dat, terwijl ze nu één van de belangrijkste krachten achter het werkgelegenheidsbeleid is. Ik zou de overlegekonomie willen formuleren als een strijdterrein, vooralsnog wordt die strijd gewonnen door degenen die de overlegekonomie willen moderniseren. Ze is in haar prestatie krachtig, zie de arbeidstijden, de versterking van de positie van de flex- en deeltijdwerkers en bijvoorbeeld de medezeggenschap in de kleine bedrijven. Als er één kabinet is dat de AOW als basisverzekering een toekomst geeft, is het wel paars. We hebben een grotere banengroei dan in de omringende landen en investeren giganties in de infrastruktuur. Dit zijn de feiten. Grote beelden zeggen me niks. Ik ben jaren belangenbehartiger geweest, programmaties gericht, prakties en af en toe een 'zondige reformist'. Voor mij is de vraag wat voor stappen zetten we. Er zijn zwakke kanten in het kabinetsbeleid, maar ik vraag aandacht voor de sterke kanten. Die balans wil ik opmaken, precies analyseren waar de mogelijkheden liggen."

Harrewijn neemt de handschoen op. In de balans die hij opmaakt, is Vreeman nu wel wat doorgeschoten. "De modernisering van het overlegmodel komt niet goed tot stand, zie de arbeidstijdverkorting, de WAO en de ziektewet. Paars sukkelt er achteraan. Partikuliere verzekeringen ondermijnen de solidariteit in de samenleving en die is verder aangevreten dan in de PvdA gedacht wordt."

De politieke bal wordt inmiddels heen en weer gekaatst en Gerretsen lijkt daarbij enige tijd een toeschouwer tot hij door Harrewijn uitgedaagd wordt - "wat bedoel je daar nou mee" - een eerder ingebracht diskussiepunt, de behoefte aan een nieuwe arbeiderspartij, toe te lichten. "De diskussie daarover zou moeten starten. Nu is het zo dat in Den Haag geschrokken gereageerd wordt op de berichten over armoede in Nederland. Eerder gebeurde dat met de ziektewet en de WAO. Steeds is er weer schrik over de gevolgen van het eigen beleid en daarna wordt vrolijk op de ingeslagen weg voortgegaan. Een nieuwe arbeiderspartij richt je niet even op, zeker niet op dit moment. Maar de hartekreet van kritiese vakbondsleden 'hadden we maar een eigen partij' is terecht. De ontevredenheid is groot, maar tegelijkertijd zitten veel mensen gevangen in het marktdenken. Noch door de vakbeweging, noch door de politieke partijen wordt daar tegenover een alternatief ontwikkeld. De broodnodige diskussie daarover en nieuwe strijdervaringen zullen ook in de vakbeweging de vraag om een politieke vertaling oproepen." Harrewijn vindt dat een utopiese gedachte: "Je kan toch niet zitten wachten op die strijd. En zijn dan de huidige politieke partijen allemaal vullis?"

Niks beters?

Na een inspirerend optreden van het koor "De Rooie Toon", waarin de utopie zonder nostalgie gekoesterd wordt, komen de mensen in de zaal aan het woord. De woede en teleurstelling blijken hoog opgetast. Is dit de stand van zaken in 'links Nederland'? Ik wil 'rood' en krijg te horen dat 'paars' beter is dan 'blauw', het lijkt wel of het goed gaat met de vakbeweging en de politiek, is er echt niks beters?

Er bestaat vooral ergenis over een opmerking van Vreeman dat de armoede in Nederland kleiner wordt. En misschien heeft een kommentaar van De Waal daarin ook wel een rol gespeeld. "Ik ben verwonderd over de nieuwe diskussie over de armoede. De FNV heeft daar jaar op jaar op gewezen via rapporten, inkomensanalyses enzovoort. Dat neemt niet weg dat ik blij ben met de nieuwe aandacht."

Verschillende mensen leggen aan de hand van ervaringen en feiten uit dat "zoals mijn direkteur zegt, de markt oorlog is". En dat "ik niet zie dat de overlegekonomie tegen die oorlog is opgewassen". Dat de FNV wel notaas schrijft, maar het boek van de strijd gesloten heeft. Dat de sociale ongelijkheid toeneemt: "Volgens het CBS is de laatste tien jaar het aantal minimuminkomeris van 300.000 naar 900.000 gestegen en het aantal miljonairs van 10.000 naar 100.000." Dat Loesje voor steeds meer mensen gelijk heeft met haar 'aan het einde van mijn salaris houd ik een stukje maand over'. "Dat mensen aan de onderkant niet zitten te wachten op flex-banen met een permanente onzekerheid."

Retoriese vragen

En nu? De messen zijn geslepen. Van der Kraan brengt een herkenbare band met de zaal tot stand. "Ik geloof ook minder in de overlegekonomie dan andere forumleden. Tegen scherp onderhandelen heb ik niets, maar dan wel ondersteund door strijd. Dat is de lijn van de Vrouwenbond." Vreeman kan zich niet vinden in het beeld van een dominant neoliberalisme met "nog wat mafketels die dat proberen te korrigeren. We doen veel meer en zetten stappen vooruit. Ik voel me niet aangesproken door wat er kennelijk in de zaal leeft: het gaat allemaal de foute kant op en we zitten op de rand." De Waal pakt het wat steviger aan: "Ik hoor een retoriek die ik niet herken. Wij zijn in de praktijk de enige organisatie die konsekwent opkomt voor de mensen aan de onderkant. Ik denk dat u door uw opvattingen een beetje buiten de realiteit staat." In de tweede en laatste ronde wordt vanuit de zaal ingegaan op die twee realiteiten. "Ik hoor wel hoe het zou moeten worden, maar niet hoe het is. Welke visie, welke verklaring ligt er achter jullie stellingen? Waarom hebben we nu en niet in 1970 te maken met flex-werkers? Waarom hebben we nu, alles inbegrepen, twee miljoen werklozen en in de jaren zestig niet? Waarop zijn jullie konklusies gebaseerd? Volgens mij hield de sociaal-demokratie in: met kleine stappen het kapitalisme afschaffen. Nu wordt dat systeem geaksepteerd en geprobeerd te verbeteren. Is er dan nog wet een sociaal-demokratie? De vakbeweging is van oorsprong gebaseerd op solidariteit, elkaar vasthouden, nu gaat het over zaakwaarnemerschap. Is er dan nog wel sprake van een emancipatiebeweging die strijd voert door en voor de leden?"

Eigenlijk is inhoudelijk nu de bel geluid voor de eerste ronde, maar voor een groot deel is op de gestelde vragen het antwoord al gegeven, zij het impliciet. Het is tijd voor konklusies.

Mieke Verhagen heeft zich daarop voorbereid. "Voor kanslozen en vrouwen heb ik weinig hoopgevends gehoord. Van een progressieve politiek verwacht ik een overdracht en herverdeling van inkomens, zodat aan kanslozen en vrouwen toegang verschaft wordt tot werk, onderwijs, gezondheidszorg en zeggenschap in de samenleving. Van de vakbeweging verwacht ik dat zij zich in de volle breedte met de maatschappij bemoeit en door strijd en politieke eisen de overheid dwingt alle gemarginaliseerde groepen een levenswaardig bestaan te garanderen."

Rienke Schutte trekt de konklusie dat een diskussie over een nieuwe politieke partij nog ver weg ligt. Voor vakbondsaktivisten is dat namelijk een sympathiek idee, nu de PvdA zo is afgedreven van de sociaal-demokratie en de invloed van partijen als Groenlinks en de SP marginaal blijkt te zijn. De, met name door Vreeman en de europese top, zo aangeprezen overlegekonomie toetst zij aan de reaktie van de waalse arbeiders van Boël, een staalbedrijf waarop Hoogovens de ogen heeft laten vallen. "Zij vrezen de nederlandse overlegekonomie als de ziekte, omdat daarin totaal geen rekening wordt gehouden met de belangen van werknemers. Die ekonomie saneert radikaal en iedereen die niet nodig is, vliegt eruit. En wat doet de nederlandse vakbeweging? Zij verklaart dat de staking in Wallonië voor een 32-urige werkweek, als oplossing voor de teruglopende werkgelegenheid, niet in het overlegmodel past. Niet harmonieus genoeg. Dat is een leerzame ervaring voor de hier geuite zorgen over de armoede. Laten we maar eens beginnen via een drastiese arbeidstijdverkorting het werk te verdelen over iedereen die wit en kan werken. Daar is geen zaakwaarnemer voor nodig. En wat de nederlaag van de socialistiese beweging betreft, haar perspektief is aktueler dan ooit."

Voor De Waal is dit slotwoord aanleiding naar de zaal uit te halen: "Er is een rechtstreekse relatie tussen uw opvattingen en de impact van uw beweging. Als U radikalistiese, holle retoriek blijft uiten en geen realistiese oplossingen aandraagt, blijft u klein." Van der Kraan reageert diplomatiek, maar heel duidelijk. "Ik leg andere aksenten en heb heel wat dingen uit de zaal gehoord die me aanspreken. Mij gaat het om de kwaliteit van het bestaan, die zullen we pas realiseren door een herverdeling van werk en inkomen. Ik raad u aan: krities blijven en niet aanpassen."

Hans Boot