nr. 70 nov 1995 |
Solidariteit
Arbeidsvoorwaarden - van vakbond naar or?Gewogen en te licht bevonden"Is er bij de totstandkoming van arbeidsvoorwaarden sprake van een verschuiving in de posities van vakbonden naar ondernemingsraden?" Dit was de probleemstelling van het onderzoek "Ondernemingsraden gewogen" dat een groep (deeltijd)studenten, Vakgroep Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, dit jaar verrichtte.IN 1993 ONDERZOCHT een andere groep studenten de representativiteit van de vakbonden in het bankwezen. Eén van hun konklusies luidde: "Wat betreft de taakverdeling tussen vakbond en ondernemingsraad, zijn alle partijen van mening dat de ondernemingsraad zich moet bezig houden met de secundaire arbeidsvoorwaarden. De vakbonden moeten over de primaire arbeidsvoorwaarden blijven onderhandelen." Ons onderzoek sloot daarop aan. Omdat vele betrokkenen in de arena van het arbeidsvoorwaardenoverleg aangeven dat een verschuiving van bond naar ondernemingsraad onvermijdelijk of zelfs gewenst is, hebben wij getracht empiries vast te stellen wat daar van waar is. Verschuiving hebben we daarbij omschreven als: "een aantoonbare kwalitatieve en kwantitatieve verandering in de posities van vakbonden en ondernemingsraden in een bepaalde periode." Posities als: "het domein waarbinnen een partij zich, op zowel formeel-juridische als informeel-feitelijke gronden, beweegt. Het betreft verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een partij, maar ook de machtsverhouding tussen betrokken partijen." Non-verschuivingIn de 'inlees-fase' viel het ons op dat over de posities van ondernemingsraden en bonden veel is gepubliceerd. Nergens is echter in de door ons bestudeerde literatuur aangetoond dat er inderdaad sprake is van een verschuiving. Veel teksten handelen over de histories gegroeide positie van beide partijen, de voor- en nadelen van een verschuiving in de richting van de ondernemingsraad en de ontwikkelingen en trends die een verschuiving in de hand kunnen werken. Maar of er daadwerkelijk sprake is van een verschuiving, daarover is helemaal niets te vinden. Gezegd moet worden dat wij zeker in de eerste maanden van het onderzoek in de veronderstelling leefden dat de door zo velen gesuggereerde verschuiving aangetoond zou worden. Dat bleek nauwelijks het geval. Vooral in de 'interview-fase' kreeg onze diskussie een andere wending. We spraken van een 'non-verschuiving' en bedoelden daarmee dat we ons niet alleen moesten koncentreren op een eventuele verschuiving, maar ook op uitblijven ervan. Om tot een werkelijk beeld te komen, bestudeerden we een aantal CAO's van de afgelopen tien jaar. Ook uit deze analyse bleek slechts een minimale verschuiving. Eén en ander bevreemdde ons. Want zouden we afgaan op de geluiden van de overheid, vakbladen en professionals, maar ook van de vakbeweging, dan zou er een absolute 'domeinverschuiving' te zien zijn. DecentralisatieWe verrichtten ons onderzoek in een drietal sektoren: de gezondheidszorg (thuiszorg en ziekenhuiswezen), de industrie en het openbaar vervoer. Naast de eerder genoemde CAO-analyse werden er interviews gehouden met direkt betrokkenen. De enige echte verschuiving die we konstateerden, vindt plaats in het streekvervoer waar de ondernemingsraad een belangrijkere rol krijgt toegewezen bij de vaststelling van een aantal rijdiensten. Werktijden zijn altijd een zaak van de CAO geweest en in die zin kun je spreken van een arbeidsvoorwaardelijke verschuiving. Overigens is de rol van de ondernemingsraad ten aanzien van dit punt meer een toetsende of kontrolerende, omdat het raam van de dienstroosters in de CAO is geregeld. Of dan van een verschuiving gesproken kan worden, is dus nog maar de vraag. Wel merkten we dat in de meeste sektoren gestreefd wordt naar een vorm van decentralisatie in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Met name de komst van een raam-CAO werd veel genoemd. InsidersBij onze CAO-analyse leek er in eerste instantie wel degelijk een verschuiving te hebben plaatsgevonden. Het aantal artikelen waarin bevoegdheden aan de ondernemingsraad worden toegekend, is aanzienlijk toegenomen. Echter, bij nadere bestudering bleek dat het hier voornamelijk gaat om het informatie- of instemmingsrecht bij een regeling die in de CAO in grote lijnen is vastgelegd en met de ondernemingsraad verder uitgewerkt kan worden. Twee voorbeelden: de kinderopvang en de bepaling van vergoedingen woon/werkverkeer. Het gaat ons inziens te ver op basis van deze onderdelen te konkluderen dat er in de totstandkoming van arbeidsvoorwaarden een verschuiving plaatsvindt van vakbond naar ondernemingsraad. Toch overheerst bij de 'insiders' de mening dat die positieverschuiving zich aftekent. Dan wordt het interessant na te gaan waar die indruk - of is het niet meer dan een gevoel? - vandaan komt en welke partijen er kennelijk belang bij hebben deze gevoelens op te roepen en/of te versterken. In onze interviews hebben wij dan ook alle partijen gevraagd waar het arbeidsvoorwaardenoverleg thuis hoort. WerkgeversBij de werkgevers is het animo om met de ondernemingsraad te onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden de laatste jaren flink gegroeid. Zij zien een goede mogelijkheid om op bedrijfsnivo de arbeidsvoorwaarden 'op maat' te krijgen. Dwingende CAO-afspraken voor een hele sektor passen volgens de werkgevers niet meer in een tijd van vergaande individualisering en flexibilisering. Vanuit een raam-CAO op bedrijfstaknivo zal vervolgens decentraal het één en ander met de ondernemingsraad moeten worden ingevuld. In het algemeen zijn de werkgevers overigens van mening dat over de primaire arbeidsvoorwaarden met de vakbonden moet worden onderhandeld. Ze zien het als hun gezamenlijk belang, onder andere uit het oogpunt van konkurrentie, de primaire arbeidsvoorwaarden gemeenschappelijk vast te stellen. Daarnaast noemen ze in dit verband de handhaving van de arbeidsrust. De vakbeweging beschouwen ze daarbij als een belangrijke partner. OndernemingsraadBij de ondernemingsraden kunnen globaal twee typen onderscheiden worden: 1. gedomineerd door vakbondsleden en 2. meer op zichzelf staand en opererend. Bij het eerste type is er een sterke aversie tegen een arbeidsvoorwaardenoverleg met de ondernemingsraad. Bij het tweede type wordt dit meestal genuanceerd, maar ook daar wordt aan de vakbonden, zeker waar het gaat om de primaire arbeidsvoorwaarden, een centrale rol toegekend. Opvallend is dat leden van ondernemingsraden zelf aan de orde stellen dat zij niet voldoende toegerust (deskundig) zijn om te onderhandelen over arbeidsvoorwaarden. Door velen wordt ook de bedrijfsafhankelijkheid als een lastig probleem ervaren. Uit de gesprekken hebben we een aantal bezwaren tegen de ondernemingsraad gehaald, die volgens de geïnterviewde leden inhouden dat de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden bij de vakbond moeten blijven: * Gebrek aan deskundigheid. * Gevoeligheid voor het organisatiebelang. * Beperkte objektiviteit door loonafhankelijkheid. * Tegenstrijdige belangen. * Onvoldoende oog voor maatschappelijke ontwikkelingen. * Gebrekkig zicht op tendensen in andere sektoren. * Regelmatig verloop, na elke verkiezing een nieuw begin. * Geen toegang tot een aktiemiddel als de werkstaking. VakbewegingBij de vakbeweging is voorzichtig gezegd een opvallende koerswijziging waar te nemen. Anders dan in het verleden is er tussen vakbond en ondernemingsraad steeds minder rivaliteit, laat staan vijandigheid te bespeuren. In de jaren zeventig en begin tachtig kritiseerde de vakbeweging de ondernemingraad veel te veel mee te denken met de werkgevers. De ondernemingraad werd beschouwd als een instituut dat akties blokkeerde. Tegenwoordig opereren bonden en ondernemingsraad steeds vaker als wapenbroeders in de strijd. Deze ontwikkeling is voor een belangrijk deel het gevolg van de gewijzigde opstelling van de bonden. Ook zij zijn van mening dat op maatschappelijke veranderingen als individualisering en flexibilisering ingespeeld moet worden. Daarnaast, en misschien is dit wel de belangrijkste reden voor de huidige samenwerking, hebben de bonden binnen de bedrijven en instellingen een zwakker wordende positie. Hoewel in de jaren zeventig veel moeite is gedaan deze positie op te bouwen, is dat mede als gevolg van de dalende organisatiegraad mislukt. Gegeven het feit dat de meerderheld van de or-leden een vakbondsachtergrond heeft, proberen de bonden nu via de ondernemingsraad hun herkenbaarheid te vergroten. Scholing en advies aan ondernemingsraden hebben inmiddels een hoge prioriteit. De vraag lijkt dus gerechtvaardigd of het de bonden veel uitmaakt, wanneer de ondernemingsraden een grotere rol spelen in de arbeidsvoorwaardenvorming. In ieder geval is ons uit de interviews filet gebleken dat zij op dit moment hun positie in dit opzicht bedreigd zien. Opvallend, omdat de overheid werkt aan een nieuwe herziening van de Wet op de Ondernemingsraden die deze raden 'eigentijdser' en 'flexibeler' en daarmee belangijker moet maken. Zelfbevestigend procesZoals reeds gezegd, heeft ons onderzoek de veronderstelde verschuiving weerlegd. Duidelijk is echter wel geworden dat er een ontwikkeling gaande is die een prominentere rol van de ondernemingsraad bij de totstandkoming van de arbeidsvoorwaarden in de hand werkt. Van veel kanten is ons meegedeeld dat de steeds verdergaande individualisering hieraan ten grondslag ligt. Op zijn minst opmerkelijk zijn dan de CAO-gegevens van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die eerder een beweging van kollektivering veronderstellen. Het aantal werknemers dat onder een CAO valt, is namelijk de laatste jaren substantieel toegenomen. Even opmerkelijk is dat de roep om meer flexibele arbeidsvoorwaarden, die decentraal invulling zouden moeten krijgen, als een autonome maatschappelijke ontwikkeling beschouwd wordt. Zo wordt een zelfbevestigend proces gekreëerd dat de arbeidsvoorwaarden meer op het bordje van de ondernemingsraden schuift. Kennelijk zijn er 'partijen' die belang hebben bij zo'n verschuiving en in de diskussie hierover het initiatief proberen te nemen en te houden. Dat beeld dringt zich op uit een aantal vakbladen op het terrein van de ondernemingsraad. De vakbeweging lijkt zich hier bij aan te sluiten. Zo wordt de wens de vader van de gedachte. Als dit proces zich doorzet, en daar heeft het alle schijn van, ontstaat er op niet al te lange termijn een situatie waarin de onderhandelingen over de primaire arbeidsvoorwaarden op een centraal (makro) nivo plaatsvinden en waarin zo veel mogelijk bedrijfseigen kwesties naar een decentraal (mikro) nivo gaan. Op dat laatste nivo zou dan de ondernemingsraad moeten opereren. Of de werknemers hier wel bij varen, is een volgend onderzoek waard. Zeer te denken geeft dat in ons onderzoek naar voren komt dat de leden van ondernemingsraden het minst op deze ontwikkeling zitten te wachten. Lex Wobma |