nr. 7
jul 1984

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Uitkeringsgerechtigden - vandaag zij morgen wij

De vraag van de voorzitter: 'Hoe kan Solidariteit (nog meer) bijdragen aan de ontwikkeling van de strijd tegen de regerings- en ondernemingspolitiek en hoe kan de berichtgeving verbeterd worden', lokte als eerste reaktie de mening uit dat de vakbeweging zich niet meer kan beperken tot de puur ekonomische strijd. Ze zou daar ook politieke partijen bij moeten betrekken. De man die dat naar voren bracht had ook scherpe kritiek op de houding van de FNV tegenover de uitkeringsgerechtigden. Volgens hem laat ze die in feite in de steek. Overigens worden de beslissingen dienaangaande in de Tweede Kamer genomen. Dat betekent dat de uitkeringsgerechtigden ook politiek moeten gaan werken.

Op de vraag naar nadere precisering - bijvoorbeeld strijd voor arbeidstijdverkorting - komt als antwoord dat die ook een politieke zaak is. De vakbonden hebben te weinig politieke uitstraling. Bovendien laten ze na de uitkeringsgerechtigden werkelijk te mobiliseren. Een andere diskussiant wil dan weten in welke politieke richting de vakbeweging haar heil moet zoeken. Hij heeft de indruk dat de vorige spreker weinig of geen vertrouwen heeft in de politieke partijen van nu. Die vorige spreker vindt dan ook dat de vakbeweging zich zelf meer politiek zou moeten opstellen. Op de vraag van de voorzitter of dat betekent dat de vakbeweging meer druk dient uit te oefenen op de politieke partijen zegt de diskussiant weinig van die politieke partijen te verwachten: van de PvdA gezien haar gehele opstelling, van 'klein links' vanwege haar machteloosheid en haar beperking tot verbaal optreden. Op dat punt mengt zich een ander in de diskussie. Hij vertelt nog wel nominaal lid te zijn van een politieke partij, maar in de huidige partijen als zodanig weinig vertrouwen te hebben. Hij ziet meer in aktief zijn - op politieke basis! - in het wijkwerk. Het falen van de linkse partijen leidt tot politiek pessimisme. Van de vakbeweging vindt hij dat haar belangen in de eerste plaats liggen - of gevonden worden! - bij blanke mannen, van 20 tot 45 jaar, die (nog) werken. Hij sluit echter niet uit dat de macht van de vakbeweging zal leiden tot een zwaardere politieke rol.

Weer een ander merkt daarbij op dat de vakbeweging dan ook politieke verantwoordelijkheid op zich laadt en heeft daarbij z'n twijfels.

Dwarsverbindingen zijn nodig

Op dit punt doet de voorzitter een poging om de diskussie bij de gegeven vraagstelling te [tekst ontbreekt JT] De 'man van het wijkwerk' zegt daarop dat de bedrijfsledengroepen een belangrijke rol vervuld hebben en nog vervullen, maar tegelijk met de ontwikkeling van de Blg is het werk van de regionale afdeling in de versukkeling geraakt. Er zijn in de vakbonden nauwelijks dwarsverbindingen. Volgens hem dient de vakbeweging, veel meer dan nu, basisaktiviteiten voort te brengen. Zij dient zich niet vooral op het parlement te richten, maar op de dagelijkse levensomstandigheden van de brede massa's.

De enige vrouw in het gezelschap blijkt het met de 'wijkwerker' eens te zijn. Wat hij zegt werkt ook in de richting van de uitkeringsgerechtigden. Die kunnen in die visie veel meer solidariteit en verbondenheid verwachten.

Iemand die tot nu toe zijn mond gehouden heeft zegt dat de vakbeweging vreselijk burokratisch is. Daarom moeten we buiten de vakbeweging aktiviteiten ontwikkelen. We moeten lessen trekken uit de laatste jaren. Niet vast blijven zitten in verzet tegen de maatregelen, maar een anti-krisisplan ontwikkelen. Daarmee kunnen we proberen een offensief los te breken. Opnieuw mengt zich iemand in de diskussie. Het kapitalisme, zegt hij, brengt steeds en overal splitsingen voort. We moeten ons niet beperken tot buurtaktiviteiten. Solidariteit kan een grote rol spelen in het samenbrengen van de verschillende groepen.

Er moeten initiatieven komen, dwars door politieke partijen en vakbonden. Er worden wel overal diskussies gevoerd, maar met de uitkomsten daarvan wordt veel te weinig gedaan. Solidariteit kan het tot stand komen van een platform bevorderen.

De voorzitter zegt dan dat Solidariteit nu nog vooral gericht is op vakbondskaderleden. Er wordt gestreefd naar verbreding. De grote vraag is echter: Hoe?

Hij krijgt ten antwoord dat Solidariteit het doorzichtig maken van de problemen mist. Daardoor bereikt het blad niet de brede lagen. Onze vrouwelijke gesprekspartner stelt de vraag: Voor wie schrijf je? Als je bredere lagen wilt bereiken is een minder hoog nivo nodig. Je moet een keus maken: of het kader of de brede lagen. Overigens zou het goed zijn een serie elementaire basiskennis in te lassen.

Ze krijgt bijval. Bijvoorbeeld: artikelen over de oorzaken van de krisis en een vervolgdiskussie ontketenen over de middelen tegen de krisis. Nu bestrijden we de gevolgen, niet de oorzaken.

Deelgroepen bij elkaar brengen

De voorzitter: Hoe moeten we de problematiek van de uitkeringsgerechtigden aan de orde stellen, in samenhang met andere deelproblemen?

Daarop wordt gezegd dat het belangrijk is je te verdiepen in de levenssfeer van de uitkeringsgerechtigden. Je moet de mensen bereiken op de plaats waar ze zijn: niet meer op het werk. Onder aan de ladder heb je geen stem. We moeten ze (opnieuw) laten spreken.

Een ander wil niet zozeer de nadruk op de deelgroepen. We moeten het grote geheel in het oog houden en ons breder oriënteren. De solidariteit van de verschillende sektoren moet van de grond komen. Deelgroepen zijn belangrijk, maar we moeten ons daarop niet toespitsen. De (nog) werkenden moeten aan onze diskussie blijven deelnemen.

Opnieuw een van de eerste diskussianten: Mensen moeten gemobiliseerd worden om invloed te kunnen uitoefenen. Solidariteit moet werken aan die mobilisatie. De groepen kunnen het niet alleen, ze streven in de eerste plaats hun eigen doelen na. Solidariteit moet bevorderen dat ze bij elkaar steun zoeken.

We zijn het er over eens dat het 'heden ik, morgen jij' benadrukt moet worden. De voorzitter zegt dat dan aan Solidariteit de nodige informatie verschaft moet worden.

Inderdaad moet de solidariteit versterkt worden en dient het verband tussen het levenspeil van werkenden en uitkeringsgerechtigden alle aandacht te krijgen.

Iemand zegt dat de basis als enige in staat is het beleid te veranderen; dat geldt ook voor de uitkeringsgerechtigden.

Dit ontlokt de reaktie dat grondige verandering van het beleid alleen mogelijk is wanneer het perspektief een gezamenlijke strijd is. Afzonderlijke groepen hebben niet genoeg macht. De strijd moet gekombineerd gevoerd worden en op een steeds hoger plan gebracht.

Maar, wordt gezegd, waar wordt het beleid gemaakt? Dat hebben de mensen niet door: Een handjevol mensen bepaalt wat er tenslotte gebeurt. En een ander valt bij: Het is bijvoorbeeld moeilijk jongeren duidelijk te maken wat er eigenlijk gaande is.

Strijd loont en schoolt

De vraag wordt gesteld: Wat mobiliseert mensen? Strijd schoolt. Nu zien vele duizenden de vakbeweging niet zitten. Maar wanneer er strijd geleverd wordt stijgt de strijdbaarheid. De vraag is gesteld: op welk publiek mik je? Het belangrijkste is: mensen bijbrengen dat strijd bewust maakt. De arbeidersbeweging heeft tot plicht dat perspektief te bieden.

Als dan gevraagd wordt waarom de jongeren de strijd niet oppakken, is het antwoord dat de verdeeldheid door het kapitalisme voortgebracht en in stand gehouden wordt. Deelbelangen moeten daarom opgenomen worden in een totaalperspektief.

Alles goed en wel, klinkt het, maar geen enkele partij organiseert het verzet. Men beperkt zich tot het parlement. Toch is er vandaag de dag meer beweging dan er ooit geweest is, maar die beweging wordt niet gebundeld.

Ja, wordt er opgemerkt, de Industriebond houdt z'n bek als AbvaKabo in aktie is... Een laatste opmerking wordt gemaakt: We moeten niet alleen de struktuur van het kapitalisme aan de orde stellen, maar ook de aktie organiseren, politieke leiding geven aan de sociaal-ekonomische strijd, het werk aan de basis organiseren.

Rein van der Horst