nr. 62
juli 1994

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Bedrijfsongeval en japanisering, een praktijkvoorbeeld

Veiligheid en disciplinering

Dinsdagavond 22 maart jongstleden overkwam mij een bedrijfsongeval bij Hoogovens. De installatie waaraan ik werk, behoort tot de Produktgroep Verpakkingsstaal die blik produceert. Het zeer dunne blik heeft vlijmscherpe randen, reden waarom wij gebruik maken van persoonlijke beschermingsmiddelen om snijwonden te voorkomen. Desondanks is een flinke snijwond iets wat ons allemaal wel eens overkomt, hoe vervelend dat ook is.

TIJDENS DIE BEWUSTE dienst liep ik een funktie waarbij je regelmatig proefplaatjes moet uitnemen, waarop dan in het stuurhuis bepaalde kwaliteitsproeven worden gedaan. Daarna gooi je de plaat weg. Ik had nog nooit iemand handschoenen zien dragen bij het vervoer van de proefplaten. Na het meten liep ik - ongekoncentreerd - met twee proef platen het stuurhuis uit. De platen begonnen te draaien in mijn rechterhand en door onhandig manoevreren sloeg de punt van het blik in mijn linkerduim. Zoiets is redelijk spektakulair, want het blik lijkt wel een scheermes, je bloedt dus als een rund. Door een kollega werd ik met de auto naar de verbandkamer gebracht. De dienstdoende verpleegkundige stuurde me door naar het Rode Kruis Ziekenhuis voor verdere behandeling. De arts van de eerste hulp raadde mij aan in verband met infektiegevaar de komende dagen thuis te blijven. Hiermee was mijn ongeval een 'verzuimongeval' geworden.

Weekbericht

Hoogovens is al een aantal jaren bezig met een kampanje om het aantal verzuimongevallen terug te dringen. Regelmatig verschijnt de stand van zaken in grafiek vorm op de mededelingenborden. In het kader van de 'japanisering' hebben wij tegenwoordig bovendien een bedrijfskrant van de Produkt groep, de "Vooruitblik" geheten. Ook is er iedere week een "Weekbericht" op posterformaat dat bij alle stuurhuizen wordt opgehangen. Naast ondermeer berichten over kwalitatieve en kwantitatieve produktie, klantenklachten en algemene peptalk, is het gebruikelijk om ongevallen in deze publikaties te beschrijven. Het slachtoffer wordt hierbij met naam en toenaam genoemd.

Publikatiebord

Bij ieder bezoek aan de verbandkamer krijg je van de verpleegkundige een standaardformulier, het Bedrijfsongevallen Registratieformulier (BOR). Dit BOR-formulier moet door de betrokkene samen met de direkte chef worden ingevuld. Het invullen van het formulier met je voorman (direkte kollega die meewerkt in de ploeg) of je opzichter (middenkader afkomstig van de vloer) levert over het algemeen weinig problemen op. Als je 'stom' hebt gedaan, is hier alle begrip voor, 'je weet toch hoe dat gaat'. Ik ken weinig mensen die deze procedure als intimiderend ervaren. Ik had er dan ook geen enkele behoefte aan te verdoezelen dat ik tegen beter weten in zonder handschoenen met blik aan het werk was geweest. Gewoon een voorbeeld van 'stom' en mij gebeurt dat voorlopig niet meer.

Belangrijker vond ik het punt van publikatie van mijn naam op alle publikatieborden en in het bedrijfskrantje. Eerlijk gezegd was mij dit al vanaf het begin een doorn in het oog. De grap op de ploeg was dan ook dat ik me expres zou hebben gesneden om deze kwestie aan te kunnen kaarten. Zo masochisties ben ik niet. Maar ik maakte wel van de gelegenheid gebruik om op het BOR-formulier te laten vastleggen dat ik geen toestemming gaf voor de vermelding van mijn naam in verband met dit ongeval anders dan voor registratie door de veiligheids- en mediese dienst.

Open gesprek

Twee dagen nadat ik weer aan het werk was gegaan, moest ik bij de bedrijfschef komen opdraven voor een gesprek over het ongeval. Naar mijn weten en dat van mijn kollegaas was dat voor een dergelijk 'gewoon' ongeval nog niet eerder gebeurd. Als reden voor het gesprek werd later aangegeven dat ik de bedrijfsleiding geen keus zou hebben gelaten door openlijk toe te geven dat ik geen gebruik had gemaakt van de voorgeschreven veiligheidsmiddelen. Het gesprek dat in eerste instantie als disciplinair was aangekondigd, had volgens de bedrijfschef een "open karakter" en zou gaan over het "algemeen veiligheidsbeleid" in de fabriek. Ik gaf aan dat een dergelijk gesprek gevoerd moet worden met het middenkader en dat ik niet betaald word om met de bedrijfsleiding over het "algemeen veiligheidsbeleid" te diskussiëren. Aangezien dit soort opmerkingen bij ons op dit moment gelijk staan aan vloeken in de kerk - iedereen behoort zich immers volgens de nieuwe managementtechnieken verantwoordelijk te voelen voor alles - was de sfeer niet echt prettig en 'open'.

Wet persoonsregistraties

Intussen was er weer een "Weekbericht" verschenen. Daarin werd geen melding gemaakt van het ongeval. De bedrijfschef maakte mij duidelijk dat de beslissing hierover een week was aangehouden in verband met overleg hierover met de Produktgroepmanager en de veiligheidsfunktionaris. Er was al kontakt geweest met een jurist van Hoogovens die de bedrijfsleiding ervan had overtuigd dat er juridies geen probleem was. Opnieuw gaf ik aan mij te beroepen op de Wet persoonsregistraties en vertelde aktie te zullen ondernemen, wanneer toch overgegaan zou worden tot de publikatie van mijn naam. Toen ik kort voor het verschijnen van het volgende "Weekbericht" te horen kreeg dat mijn naam erin zou staan, deed ik nog een laatste poging door een brief te schrijven aan de Produktgroepmanager. Desondanks werd mijn naam vermeld in het "Weekbericht" van 5 april. Wel was de omschrijving van de toedracht van het ongeval aanmerkelijk korter gehouden dan tot dan toe gebruikelijk was.

Afschrikkingseffekt

De Produktgroepmanager benaderde mij meteen aan het begin van de wacht voor een mondelinge toelichting op dit besluit. Hoewel ik gevraagd had om een schriftelijke reaktie die mij ook was toegezegd, had ik daarvan nog niets gezien. De Produktgroepmanager vertelde dat het beleid wel degelijk was gewijzigd naar aanleiding van mijn brief.

Zoals mij al was opgevallen, werd het ongeval korter en 'neutraler' beschreven. Het noemen van de naam van het slachtoffer is voor de bedrijfsleiding echter een kruciaal punt. Anders dan ik in mijn brief had verondersteld, is het doel hiervan namelijk niet de verhoging van het algemeen veiligheidsbewustzijn, maar gaat het om het afschrikkingseffekt. "Als je weet dat je naam op alle publikatieborden komt, kijkje toch wel extra uit". Bovendien is het vanaf nu beleid om ieder ongeval, met en zonder verzuim, te bespreken met de Produktgroepmanager. Deze zal dan ook het BOR-formulier invullen. Na mijn opmerking dat het aantal ongevallen hierdoor op papier zeker drasties zal afnemen, beweerde de Produktgroepmanager zonder blikken of blozen dat de gesprekken niet disciplinerend zijn bedoeld.

Ik heb al van verschillende kollegaas gehoord dat ze in het vervolg het risiko naar de verbandkamer te gaan, als het maar enigszins kan, zullen vermijden. Bijzonder stuitend wordt vooral gevonden dat in de bekendmaking van dit nieuwe beleid wordt gesteld dat de Produktgroepmanager zonodig bij je thuis of in het ziekenhuis met je zal komen praten. We vragen ons af wat de gevolgen zijn als je dit weigert.

Registratiekamer

Intussen had ik wat rond gebeld en was terecht gekomen bij de "Registratie kamer" in Rijswijk. Dit is een overheidsinstelling die de Wet persoonsregistraties in de praktijk toetst. In eerste instantie had ik om een spoedprocedure gevraagd, de bedrijfskrant de "Vooruitblik" die bij alle personeelsleden op het huisadres wordt bezorgd, was immers nog niet uitgekomen. De redaktie van dit blad bestaat vooral uit personeelsvertegenwoordigers. Naar aanleiding van mijn 'geval' besloot de redaktie slachtoffers van bedrijfs-ongevallen niet meer met naam en toenaam in de "Vooruitblik" te vermelden.

De Registratiekamer reageert snel en geeft de bedrijfsleiding in een brief van 11 april drie weken de tijd om te reageren. In de brief verklaart de Registratiekamer de Wet persoonsregistraties van toepassing, omdat het gaat om een "verstrekking van persoonsgegevens uit de ongevallenregistratie". De bedrijfsleiding wordt gevraagd om "toelichting uwerzijds op de vraag hoe publikatie van de bedoelde gegevens zich verhoudt met de voorschriften uit de Wet persoonsregistraties, met name de normen voor derdenverstrekking(...)".

Hoewel de bedrijfsleiding mij herhaaldelijk heeft laten weten juridies zeker te zijn van haar zaak, heeft ze de gevraagde toelichting tot op dit moment (eind juni) nog steeds niet naar de Registratie kamer gestuurd. Onlangs is een nieuw verzoek uitgegaan.

Schandpaal

Veiligheid en ziekteverzuim blijken voor de bedrijfsleiding uitgelezen themaas om werkne(e)m(st)ers te disciplineren. Maatregelen als dubbel ziekmelden en gesprekken met hoge chefs over ongevallen hebben niets te maken met beleid om ons werkelijk veiliger en gezonder te laten werken. Ze leveren hoogstens op korte termijn een statisties voordeel op. Toch zie je duidelijk hoe dit wordt gebruikt voor een ander doel. De voorman en de opzichter zijn te ongrijpbaar voor de bedrijfsleiding om het BOR-formulier in haar visie betrouwbaar te kunnen invullen. Met het oog op de invoering van 'Taakgroepen', waarbij het middenkader helemaal moet verdwijnen, zijn de ongevallen een voorbode van hoe de bedrijfsleiding zich direkt met ons wil gaan bemoeien. Een BOR-formulier invullen met een direkte kollega als je voorman of met de hoogste chef van de Produktgroep, dat maakt nog al wat uit.

Mijn kollegaas volgen het konflikt over de naamsvermelding met interesse. De meesten vinden het gewoon belachelijk dat de bedrijfsleiding tegen mijn uitdrukkelijke verzoek in, is overgegaan tot publikatie. We vragen ons ook af voor welke dingen je dan nog meer openlijk aan de schandpaal kan worden genageld. Een flinke bedieningsfout waardoor produktieverlies is opgetreden? Met een heftruck door een stenen muur rijden? Voor de vijfde keer ziek melden in een jaar? Principieel is er geen verschil.

Judith Rümke (Industriebond FNV)