nr. 50 juni 1992 |
Solidariteit
Stellingen konferentie 13 juni 1992Supra-internationalisering en vakbondsmacht1 - Op de globe konkurreren Japan, Amerika en Europa. Konkurrentie tussen werelddelen/ landen is in de praktijk konkurrentie tussen ondernemingen die zich om bedrijfsekonomiese redenen in een bepaalde regio vestigen. Binnen ieder gebied zo ook binnen Europa heeft dit het ontstaan van kernregioos voor ekonomiese aktiviteiten tot gevolg. Regioos daarbuiten worden ekonomies drooggelegd. De tegenstellingen arm rijk zijn niet langer met landsgrenzen (noord/zuid Europa) te bepalen, want binnen ieder land ontstaan arme regioos. 2 - Nationale staten trachten hijgend aansluiting te blijven vinden bij de ekonomiese groei van hun werelddeel. Zo ook Nederland bij Europa. Dit heeft een terugval in het behaalde welzijnsnivo tot gevolg. Regioos worden met extra milieubelasting opgezadeld, welzijnsvoorzieningen (gezondheidszorg, uitkeringen) worden om wille van ekonomiese doelstellingen zoals bijvoorbeeld terugdringing financieringstekort afgebouwd. 3 - Het EEG verdrag is een ekonomies verdrag. De sociale dimensie van Maastricht is slechts een amendement op de konkurrentiedoelstellig. Zolang europese politiek geen allesomvattend beleid betreft, blijven arbeidsmarktbeleid, inkomensbeleid om over andere onderdelen van een welzijnsbeleid maar te zwijgen - nationaal beleid en dus gevangen in een ekonomiese konkurrentie strategie. 4 - Werkne(e)m(st)ers moeten zich niet blind staren op en laten ontmoedigen door de europese besluitvorming van Europese Commissie of Europees Parlement. Politieke besluitvorming is altijd een resultante van de machtsverhoudingen in de samenleving. Werkne(e)m(st)ersmacht ligt in de bedrijven op de werkvloer. Wèl moeten vakbondsgroepen in de bedrijven zich bewust zijn van het europees en mondiaal konkurrentiekader, waarbinnen het ondernemersgedrag zich ontwikkelt. Eveneens kunnen zij er van overtuigd zijn dat hun verzet tegen ondernemersbeleid gelijktijdig gedeeld wordt door het verzet van kollegaas elders in Europa tegen soortgelijke plannen. We moeten ons niet laten afschrikken door wat elders in Europa gebeurt. Wat elders in Europa door werkne(e)m(st)ers wordt ondernomen, wordt nooit door ondernemers verteld. Vakbondsgroepen zullen zich minimaal op de hoogte moeten stellen hoe elders in Europa kollegaas zich verweren, en - zo mogelijk - gezamenlijk een strategie uitwerken. Maar zich niet afhankelijk maken van het al of niet aanwezig zijn van een gezamenlijke strategie. 5 - De supra-nationalisering heeft gevolgen voor de positie van de FNV. Sektoren (bonden) zullen zich europees organiseren. Het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) zal zich snel moeten ontwikkelen tot een krachtige vakcentrale, waarbij de europees georganiseerde bonden zijn aangesloten. Het EVV zal een beleid moeten ontwikkelen dat de bonden bindt, maar waarop de bonden ook rechtstreeks invloed kunnen hebben. Dit EVV beleid zal gekenmerkt moeten worden door een solidariteit tussen de rijke en arme regioos over de nationale grenzen heen; door een solidariteit tussen inkomens en uitkeringsgerechtigden; door een visie op de toekomst van Europa, waarbinnen de faktor arbeid bevrijd wordt van de slavernij. De FNV moet vanuit haar ervaringen en deskundigheid meewerken aan het tot ontwikkeling brengen van een sterke EVV. Op den duur zal de positie van de FNV gereduceerd zijn tot een regionale vakcentrale, zoals ook de positie van de nationale bonden deze wijziging zal ondergaan. 6 - Steeds weer zullen bij iedere beleidsbeslissing vakbondsleden, vakbondskaderleden en vakbondsbestuurders zich bewust moeten zijn in wiens dienst zij opereren: het kapitaal of de mens, in wie de arbeidskracht steekt. Dilia van der Heem |