nr. 50
juni 1992

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Een balans, de positie van jongeren

Prioriteit aan sociaal-ekonomiese positie

Bij het opmaken van de balans uiteraard ook aandacht aan de positie van jongeren. Automaties belanden we dan bij de jongerenorganisatie in de FNV. Automaties, omdat we in Solidariteit over de jaren heen deze beweging op de voet gevolgd hebben. Ook het konflikt in de voormalige Jongerenbeweging verbonden met de FNV, eind 1989, is uitgebreid aan de orde geweest. Een konflikt dat uiteindelijk het voortbestaan van deze beweging de das om heeft gedaan, maar vervolgens uitmondde in de FNV Jongeren.

Op bezoek in het gloednieuwe hoofdkantoor te Houten spreken we met Raymond Massop. Raymond is al sinds 1985 werkzaam binnen de jongerenorganisatie, bij de oprichting van FNV Jongeren in 1990 werd hij lid van het dagelijks bestuur.

Een snelle start

De breuk in de Jongerenbeweging verbonden met de FNV wordt op het kongres van 7 en 8 oktober 1989 definitief. Wat is er vervolgens gebeurd?

Na dat kongres zijn de 'noorderlingen' bij elkaar gekomen om een nieuwe beweging, FNV Jongeren, op te richten. Zo'n 150 jongeren, betaalde krachten en kaderleden, namen het initiatief tot een nieuwe organisatie. Besloten werd dat er, overigens met steun van de FNV, een projektburo in het leven geroepen zou worden. Dit buro, gevormd door vijf mensen, ging vanuit dit hoofdkantoor in Houten aan de slag om allerlei organisatoriese en inhoudelijke voorwaarden te kreëren om die klub op te zetten.

Feitelijk is dit in een relatief korte tijd gebeurd. In november 1989 begon het projektburo en een paar maanden later, om precies te zijn 17 maart 1990, klonk het startsein voor FNV Jongeren.

Op dat moment wordt door FNV Jongeren gesteld dat de sociaal ekonomiese positie van jongeren het referentiekader is waaraan wij onze aktiviteiten zullen ophangen.

Ongeorganiseerde jongeren

Deze sociaal ekonomiese positie is toch een zaak van de afzonderlijke bonden?

Laat ik het zo zeggen. We hebben op basis van bestaande gegevens een analyse gemaakt van waar feitelijk onze doelgroep zit. Inderdaad stelden we toen dat de afzonderlijke benden primair verantwoordelijk zijn voor het vakbondsjongerenwerk in de eigen sektor. Dat betekent dat onze doelgroep zich bevindt onder jongeren die nog niet georganiseerd zijn. Duidelijk zal zijn dat de belangrijkste groep daarvan te vinden is in het onderwijs, en dan hebben wij het met name over het voltijds middelbaar beroepsonderwijs (MBO). Vooral deze tak van onderwijs vinden we interessant, omdat deze jongeren enerzijds voor een periode van een maand of tien stage lopen, en anderzijds wanneer zij van school komen direkt met de arbeidsmarkt worden gekonfronteerd. Op dat moment is het belangrijk dat zij kennis hebben gemaakt met de vakbeweging en weten wat haar rol is. Als tweede belangrijke doelgroep richten wij ons op allochtone jongeren en jongeren met een onafgemaakte opleiding. Die groep vind je voor een groot deel in de regeling van de JWG (Jeugdwerkgarantiewet).

Struktuur en relatie FNV

Voordat we verder ingaan op jullie aktiviteiten, vertel eerst eens iets over de struktuur van de nieuwe organisatie.

Daar kan ik vrij kort over zijn. We zijn gestart met het idee dat we een werkorganisatie wilden hebben op regionaal nivo. Konkreet betekent dit dat Nederland in zes regioos is opgedeeld met in elk regiokantoor twee bezoldigde medewerkers, in tegenstelling tot het verleden gaat het om medewerkers met een kontrakt voor onbepaalde tijd.

Dus je kunt er tot je 65ste werken?

Formeel gezien heb je daar gelijk in. Er is echter een aantal afspraken gemaakt binnen de FNV ten aanzien van loopbaanplanning. De medewerkers van FNV Jongeren dingen volledig mee in het interne vakaturebeleid van de FNV. Dat betekent dat we feitelijk die leeftijd van ongeveer 32 jaar nog steeds hanteren. Overigens is het zo dat de leden van het dagelijks bestuur, en dat zijn er drie, geen kontrakt voor onbepaalde tijd hebben. Deze zitten in principe tot de tijd waarop de zittingstermijn afloopt.

Maar goed, we kennen dus een verenigingsstruktuur bestaande uit zes regioos en een hoofdkantoor. In totaal gaat het om 24 bezoldigde medewerkers. Verder hebben we een jaarlijks kongres en maken we deel uit van de federatieraad van de FNV, als een soort negentiende bond.

Was dat niet het hoofdstrijdpunt tussen de 'noorderlingen' en 'zuiderlingen', de afhankelijkheid van de FNV?

Nee. Dat was een oneigenlijk argument, geen strijdpunt. Het grootste strijdpunt dat de breuk veroorzaakt heeft, lag in de vraag of we van een distriktsorganisatie over zouden gaan in een regionale organisatie. Zwart wit gezegd, kwam het erop neer dat de noorderlingen af wilden van een zeer versnipperde organisatie met 36 kantoren.

Goed, laten we het houden op een oneigenlijk argument, maar in feite zijn jullie nu toch totaal afhankelijk van de FNV?

Dat is pure onzin. We zijn een volledig zelfstandige organisatie en we bepalen ook volledig zelfstandig ons beleid. We laten ons wel op federatienivo aanspreken, dat is ook wat we willen. Daarmee kunnen we ook niet te pas of te onpas aangesproken worden door afzonderlijke bonden. Verder is het zo dat een deel van onze financiering loopt via de FNV. Konkreet komt dat neer op zo'n drie dubbeltjes per FNV lid per jaar. Hieraan kun je ook zien dat we absoluut niet afhankelijk zijn van de FNV, want een substantieel deel van onze financiering komt van WVC. In feite komt het erop neer dat 90 procent van WVC komt en maar 10 procent van de FNV.

We zijn dus meer afhankelijk van WVC, maar in vergelijking met vroeger ligt dat nu een stuk genuanceerder. Wij als FNV Jongeren hebben een subsidie van 3 miljoen per jaar, in 1989 was dat nog 7,2 miljoen. WVC heeft daarin al fors gesneden. En gelet op geluiden via kontakten in de Tweede Kamer, maar ook van WVC zelf, verwachten we niet dat daar nog een keer op bezuinigd gaat worden. Het is zelfs zo dat dit een startsubsidie is, op basis van onze aktiviteiten en resultaten zou het best eens kunnen zijn dat het later weer uitgebreid wordt. Daarnaast vinden we het ook belangrijk om te proberen een eigen inkomen te verwerven. Want het is natuurlijk wel leuk om 60.000 leden te hebben, maar dat zijn hoofdzakelijk dubbelleden. Dus leden die al lid zijn van een FNV bond er die betalen geen kontributie aan ons. Nu moeten we zorgen dat we zelf leden gaan werven, betalende leden. En die leden werf je alleen met beleid dat jongeren aanspreekt.

Milieufonds

Wat voor beleid is dat?

Laat ik het eens illustreren aan een voorbeeld, daarmee kom ik ook nog een keer terug op die kwestie of wij ons eigen beleid kunnen bepalen. Op 25 april hebben we ons kongres gehad. Daar hebben we gepraat over het standpunt van FNV Jongeren niet betrekking tot het milieu. Gesteld is dat er de komende jaren extra in spanningen ten aanzien van het milieu moeten plaatsvinden. De overheid heeft daar feitelijk te weinig geld voor of wil daar te weinig geld voor uittrekken. Wij hebben als FNV Jongeren gezegd dat we binnen de FNV de diskussie willen openen of een gedeelte van de loonruimte ingeleverd kan worden voor een nationaal milieufonds. Dat is op zich een behoorlijk ver gaand standpunt, maar we merken dat milieu een thema is dat jongeren aanspreekt. Dat jongeren bereid zijn om daar loon voor in te leveren, onder de hele nadrukkelijke voorwaarde dat ze daar zelf ook iets over te vertellen krijgen.

Daarmee zullen jullie niet populair worden.

Wij zijn er ook niet om ons bij de bonden populair te maken. We hebben onderzoek gedaan onder vakbondsjongeren en terwijl wij dachten dat de prioriteit bij de primaire arbeidsvoorwaarden zou liggen, kwamen daar hele andere zaken uit. Arbeidsomstandigheden, veiligheid, gezondheid en vooral milieu skoorden heel hoog. Overigens is dit zomaar een voorbeeld van het kongres en hebben we het hier niet over het centrale thema. Dat blijft voor ons onderwijs en arbeidsmarkt en dan met name de JWG. Kijk, alle gemeenten zijn verplicht om een JWG organisatie op te zetten. Daarop voeren wij een soort tweesporenbeleid. Enerzijds benaderen we uiteraard die jongeren zelf die in de JWG werken, en anderzijds bekijken we hoe het een en ander georganiseerd is.

Op dit moment zie je dat die gemeentelijke organisaties zich ook richten op de RBA's om de JWG uit te breiden naar de marktsektor. Daar zijn wij op zich ook voorstander van, want de kollektieve sektor wordt voor wat betreft het arbeidsmarktperspektief steeds kleiner. Wettelijk is het zo geregeld dat de RBA's, en daarmee ook de arbeidsburoos, de taak hebben om in het eerste half jaar nadat jongeren de school hebben verlaten, te bemiddelen voor een reguliere plaats op de arbeidsmarkt. Op het moment dat het niet lukt, komt de JWG organisatie in beeld. Wij proberen nu te onder zoeken of de RBA's wel een duidelijk beleid voeren om te voorkomen dat de jongeren al te gemakkelijk in de JWG terecht komen. Die RBA's zijn voor ons interessant, omdat we daar onze kontakten hebben via de FNV bestuurders.

En wat is jullie lijn naar het onderwijs?

Binnen het onderwijs richten we ons met name op de stagiaires. Deze worden nog vaak op allerlei manieren uitgebuit, wij proberen ze zoveel mogelijk voor te lichten over hun rechten en plichten. Daarnaast hebben we momenteel een projekt lopen dat zich richt op vakantiewerk van scholieren, feitelijk met dezelfde boodschap.

Met de Bouw- en Houtbond hebben we een projekt voor jongeren werkzaam in de meubelsektor, met de Dienstenbond zijn we bezig met een kampagne onder winkelpersoneel en uiteraard hebben we met de AbvaKabo afspraken over de JWG.

Publiciteit

Ondanks al deze aktiviteiten lijken CDA en EO jongeren meer aan de weg te timmeren.

Dat bestrijd ik. Als je alleen al kijkt waarmee we de afgelopen anderhalf jaar in de publiciteit zijn gekomen, is dat niet niks. En dan neem ik publiciteit even als graadmeter. Vorig jaar hebben we vrij uitgebreid in de krant gestaan met onze landelijke melddag over de stages. In NOS-Laat, maar ook in andere programmas is veel aandacht besteed aan onze kampagne rond de vakantiebaantjes. Verder zijn we uitgebreid aan het woord geweest bij de WAO akties. Ook in de lesgeld akties speelden we een belangrijke rol en dat was een historiese aktie wat mij betreft. Daar werkte een aantal jongerenklups heel nadrukkelijk samen. Kortom, als je kijkt naar het korte bestaan van FNV Jongeren, kun je stellen dat we behoorlijk aan de weg timmeren. En daar moet je ook nog eens bij betrekken dat we gedurende het grootste deel van 1991 bezig zijn geweest de organisatie op poten te krijgen. Maar wat zeker niet in ons voordeel heeft gewerkt, is het feit dat mensen misschien wel te veel van ons verwachten. De noorderlingen wisten zo goed hoe het niet moest, daarmee is het nog geen automatisme dat je dan weet hoe het wel moet. We hebben goede ideeën, maar we zijn nog maar kort bezig.

Een hele sterke

Hoe ziet de toekomst van FNV Jongeren er uit?

Naast alle aktiviteiten die er lopen, moeten we hard werken aan de opbouw van de organisatie met aktief kader in de regioos.

We geloven in een mooie toekomst, maar natuurlijk hebben we tijd nodig. jongeren geïnteresseerd maken in de vakbeweging is een verantwoordelijkheid van de hele vakbeweging. Wil zullen daar een belangrijke rol in spelen en ons blijven richten op de sociaal ekonomiese positie van jongeren. Op het moment dat de resultaten zichtbaar worden, en daar geloven we in, zal deze organisatie een hele sterke worden. Verder is het voor FNV jongeren belangrijk dat we niet steeds achtervolgd worden door het verleden. Ook dit interview begint er weer mee. Er is nu een nieuwe jongerenbeweging, FNV Jongeren. In die beweging heb ik vertrouwen, we moeten vooruit kijken. Laat de geschiedenis de geschiedenis.

Lex Wobma

Foto bij artikel Prioriteit aan sociaal-ekonomiese positie nr.50Foto (33 Kb)