nr. 50
juni 1992

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Gesprek met Hans Boot

Ik zit er midden in maar hoor er niet bij

"Pervers, horror af en toe. Een volstrekt grijze, saaie gebomeerde maatschappelijke sfeer, die wereld van het vakbondsapparaat. De Voedingsbond en Vrouwenbond FNV zijn uitzonderingen, de Vervoersbond een beetje, maar de rest ... Ik zit er midden in, maar hoor er niet bij."

OP BEVRIJDINGSDAG KWAMEN we elkaar tegen. Op de hoek van het Museumplein. Die dag had hij zes nummers van Solidariteit verkocht, liep naar huis en dacht 'waar doe ik het allemaal voor'? Aan het begin van ons gesprek herinner ik hem er aan. Vraag of de vakbeweging niet een kruis voor hem is. "Die saaiheid is verstikkend, een niets ontziende vervreemding. Totaal ongevoelig voor de maatschappij. Er vindt op dit moment een gigantiese verandering plaats in de arbeidsverhoudingen. Een bedreiging voor de kwaliteit van de arbeid, maar ook voor de vakbeweging zelf. De vakbeweging ziet niets, doet niets. Het is soms om gek van te worden."

Hans Boot (54) is fel, zijn bedachtzaamheid voor even verdwenen. Ik ben op zoek naar een antwoord op de vraag 'waarom'. Niet van de verloedering van Links, ook al kunnen we daar niet omheen. Maar het waarom van zijn zelfbewustzijn. Zovelen die afhaken. Waarom hij niet? Het woord 'calvinist' valt. "Begin daar nu niet over, de wereld als een tranendal waarin men ootmoedig goede werken dient te verrichten. Het zegt me allemaal niets. Natuurlijk zie ik dat onze bewegingsruimte verminderd is. Dramaties zelfs. Met Solidariteit zitten we niet eens in een geuzenpositie. Ze zwijgen je niet dood, bagatelliseren je niet. Het is erger. Van de kant van de burokraten is er totale desinteresse. Beangstigend is dat. Maar wat me fascineert, is de oppositie en tegenkultuur. Die zijn er ook. Het zijn de mensen die net als ik proberen uit dat verkalkte speelveld te stappen. Zolang die niet verdwenen zijn, ga ik door. Ik heb nu eenmaal de behoefte een hele gerichte bijdrage te leveren aan het socialisme."

Volgens Boot - nimmer lid van een politieke organisatie - is het ridikuul om dat perspektief op te geven. Ook de potenties zijn niet verdwenen. "je kunt natuurlijk zeggen dat de arbeiders geïndividualiseerd zijn, versplinterd en inaktief. Als een slapende reus, maar een slapende reus houdt daarmee niet op een reus te zijn. Op zijn minst moet je de vraag opwerpen of ze ook in de toekomst passief zullen blijven. En die toe komst is soms verrekt dichtbij. De opstand in Los Angelos laat zien dat mensen elementair woedend zijn. De veranderingen in de arbeidsverhoudingen, de toenemende segmentatie en marginalisering van grote delen van de arbeidersklasse hebben ook hun keerzijde. Wat gaat er gebeuren niet die honderdduizenden die als wegwerparbeider hun leven slijten. Het gaat niet om ongeschoolden. Integendeel, het gaat om goed geschoolde, gekwalificeerde arbeidskrachten. Dat gaat onherroepelijk exploderen. De vakbeweging staat daar vrijwel buiten. En een beetje trots kunnen we wel op ons zelf zijn. Met Solidariteit besteedden we de afgelopen vijf jaar regelmatig aandacht aan deze ontwikkelingen. Flexibilisering, de uitdrijving van de vakbeweging, stress en kwaliteit van de arbeid waren hoofdthemaas van ons blad."

Boot buigt zich achterover. John Coltrane, die zachtjes meeblies, is over. "Fantastiese muziek is dat. Misschien ben ik daarom wel onaangepast. Toen Charlie Parker in 1953 of 1954 overleed, organiseerde ik op school een minuut stilte. Een bizarre tijd." Ongewoon, opper ik, voor een jongen die in een haags sociaal-demokraties arbeidersmilieu opgroeide. 'Drees meets Parker' is net zoiets als Lubbers bij een voorstelling van De Bie. "Nee, Nee, die verdrukkende bekrompenheid van de jaren vijftig heb ik nooit gekend. Mijn ouders waren lid van de PvdA, maar er was openheid, veel vrijheid. Ze hadden kontakten met EVC'ers en ik was kind aan huis bij mijn kommunistiese boven buurman. Een timmerman die het podium bouwde, als de partij een meeting had in de Dierentuin. Hele avonden kwam ik er, mijn jeugd door. Zij was een verzorgde vrouw, een beetje extravagant, droeg mooie kousen. Niet die klein burgerlijke 'Bedürfnislosigkeit', waarin niets mocht en alles moest. Dat was een belangrijk moment, waarin mijn uitgesproken verbondenheid met het arbeidersmilieu gevormd werd. Later kwam ik in totaal andere omgevingen terecht, maar je hield altijd het gevoel, daar hoor ik niet thuis. Ik hoor bij waar ik vandaan kwam, de openheid, het non-konformisme, de strijdbaarheid.

Ik werd van de middelbare school gestuurd, omdat ik een spijkerbroek droeg. Ik had er veel konflikten, sprak plat haags en viel in alle opzichten uit de toon. Maar ook daar was ik niet alleen. De dominee stond achter me. Hij reed op een Harley Davidson en speelde viool. Identifikatiepunten bleven er, ook al was je marginaal.

Die uitzonderingspositie werd doorbroken in de jaren zestig. Hans gaf gymnastiek op een lagere techniese school. In de omgang met arbeiderskinderen en hun ouders voelde hij een bevestiging van zijn eigen herkomst. "Een zeer belangrijke ervaring voor mij. Daar lag het begin van mijn politieke praktijk. In de metaallessen maakten de jongens gereedschap voor Vietnam. We trokken de eerste vrouwelijke docenten aan. De geest van de jaren zestig balde zich er samen." Hij raakt tegelijk betrokken bij de verdediging van zijn broer die tot twee jaar gevangenis werd veroordeeld, omdat hij dienst weigerde zonder alle vormen van geweld te willen verwerpen. De oorlog in Vietnam woedde in alle hevigheid. De Telegraaf kopte: "Het meisje met de blonde lokken, blijkt een jongen met een Ho-Chi Min sik".

Hans organiseerde demonstraties, gaf interviews en probeerde de CPN er van te overtuigen dat ook zij links waren, een beetje anarchisties, maar niet boosaardig, sektaries of arbeidersvijandig. Tevergeefs en een ervaring die zich later nog vele malen zou herhalen. "Het was een krankzinnige situatie, die ik ook later met Proloog en bij akties in het onderwijs meemaakte. Ze waren altijd tegen. Ze konden je niet gebruiken in hun jacht naar erkenning en posities. Onafhankelijke kritiese stromingen zijn een risiko. Zo ervaar ik het ook nu met de vakbond."

Het verdwijnen van de CPN geeft Boot echter weinig voldoening. "De CPN heeft ontzettend veel meegetrokken. Er is een geweldige demoralisatie. Je moet vaststellen dat onze kritiek op het stalinisme bevestigd is. Maar het is het gelijk van het graf geworden. Er staat niet eens een steen op. De ex-partijleden zijn gaan schijten op hun eigen geschiedenis. Als een zwarte weduwe vraten ze de partij na de paring op. Zo gulzig dat behalve de CPN eigenlijk de hele linkse beweging in diskrediet wordt gebracht. Spraakmakers als Gijs Schreuders ontbreekt het aan een elementair fatsoen. Dom en huichelachtig. Als zij fout waren, dan was dus de hele linkse beweging fout, omdat zij het kloppend hart van die beweging waren, zo redeneren ze. Het is een geweldig probleem. Natuurlijk niet voor die mekkerende intellektuelen. Zij maken van de neergang van de partij en hun eigen betrokkenheid erbij een kredietpunt in hun verdere karrière. Maar de gewone CPN leden staan in de kou; politiek, maar vaak ook sociaal totaal geïsoleerd. En dat heeft ook zijn weerslag op de vakbeweging. Vaste plekken zijn verdwenen. We moeten het voortaan doen zonder die hard werkende mannen en vrouwen. Waarom zit je hier eigenlijk? Je wilde weten waarom ik politiek aktief bleef? Nu, dan heb je het antwoord. Ik ben tot veel bereid, wil alles ter diskussie stellen, maar niet mijn eigen geschiedenis bevlekken. Door dat te doen, neemt men de kleur aan van de politieke tegenstander en die prijs is me te hoog."

Jan Willem Stutje (ABOP)

Foto bij artikel Ik zit er midden in maar hoor er niet bij nr.50Hans Boot (78 Kb)
Tekening bij artikel Ik zit er midden in maar hoor er niet bij nr.50Tekening (85 Kb)