nr. 25
sep 1987

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Fiasko banenplannen jongeren

De kleren van de Koning

Lubbers krijgt het benauwd. Het jaar 1990 nadert met rasse schreden en er zijn nog steeds meer dan 700.000 geregistreerde werklozen. De doelstelling om aan het eind van deze regeerperiode 'nog slechts' 500.000 werklozen te hebben, lijkt verder weg dan ooit tevoren. Als oplossing zullen er tot 1991 enkele honderden miljoenen guldens meer in bestaande banenplannen gestopt moeten worden, zullen de jeugdlonen lopen tot 27 jaar en die van 16- en 17-jarigen worden afgeschaft. Immers, jongeren zijn te duur en moeten voor de werkgevers goedkoper worden. Dit, terwijl de jeugdlonen vanaf 1981 met 40 procent verlaagd zijn en er nauwelijks werkgelegenheid voor teruggekomen is.

Banenplannen dus, waarover De Koning op 6 augustus 1987 in de Volkskrant zei: 'Overigens zijn banenplannen slechts lapmiddelen'. Hij wil geen nieuwe banenplannen, maar in de oude meer geld steken. Wat zijn er voor jongeren op dit moment voor banenplannen?

De bestaande banenplannen/scholingsprojekten voor jongeren zijn in een aantal kategorieën in te delen.

1) Algemene loonkostensubsidie.

In 1986 wordt een start gemaakt met de Jeugd Ontplooiings Banen (JOB). Een maatregel bedoeld voor jongeren die langer dan twee jaar werkloos zijn. De werkgevers krijgen 33 procent subsidie op de loonkosten. Ze selekteren echter de beste jongeren eruit, zodat de zwakkere groepen (minder opleiding) niet echt bereikt worden. Er is sprake van verdringing van reguliere banen. Het JOB-plan heeft bij teveel administratieve rompslomp een gering bereik.

2) Job creation.

Van 1979 tot 1985 is er de Werk Verruimende Maatregel (WVM) met als doelgroep jongeren onder de 23 jaar met weinig opleiding en ervaring en tenminste 9 maanden werkloos. De opzet is om 'zinvol additioneel tijdelijk werk' voor jongeren te kreëren. De jongere krijgt een kontrakt voor 6 tot 12 maanden en de werkgever krijgt 100 procent loon en een kwart van de sociale lasten vergoed, indien de arbeidsplaats boventallig is. Effekt van de maatregel is dat slechts een klein deel door tijdelijk werk betere kansen op de arbeidsmarkt krijgt. Laaggekwalificeerden komen niet goed aan de bak.

Naast de WVM kennen we ook nog de Experimentele Arbeidsprojekten voor Jongeren (EAJ, 1979-1985). Doel: scheppen van strukturele arbeidsplaatsen voor jongeren tot 27 jaar, bij voorkeur kwetsbare groepen. De lonen worden vergoed door de overheid. De EAJ hebben een klein bereik en vereisen veel deskundige begeleiding; 33 procent van de projekten blijkt levensvatbaar. De jongeren, die een normale rechtspositie hebben, zijn echter zeer enthousiast.

3) Werkervaringsplaatsen.

Het Gemeenschapstakenplan biedt Praktijk Ervarings Plaatsen om met name schoolverlaters in de marktsektor met behoud van uitkering/kinderbijslag ervaring op te laten doen in het bedrijfsleven. Soms met een kleine kostenvergoeding. Het bereikt de kansarme jongeren slecht. De werkgevers selekteren en de gunstige effekten op de arbeidsmarktpositie van de stagiaires zijn minimaal.

4) Scholingsmaatregelen.

De Bijdrageregeling Vakopleiding Jeugdigen, ontstaan in 1987, is ongetwijfeld bekend. Doel is om het aantal leerlingenplaatsen bij instellingen en bedrijven te vergroten. De werkgevers krijgen per leerling vier- tot zesduizend gulden subsidie in het eerste jaar. Ze zijn dan verplicht 30 procent van hun arbeidsplaatsen vrij te maken voor leerlingen. Bovendien ontvangen de werkgevers een vergoeding per scholingsuur en een gedeeltelijke vrijstelling van sociale premies.

5) Terugpioegen van uitkeringen.

De 'terugploeg'-experimenten in de bouw en het onderwijs hebben vooral ten doel de langdurig werkloze jongeren (en ouderen) met behoud van de uitkering (weer) aan het werk te helpen. Het gaat om projekten met boventallig, additioneel, werk. Er zijn in de bouw veel kinderziektes, in het onderwijs komt 20 tot 25 procent weer aan het werk.

6) Garantieplannen.

Vers van het mes is het Jeugd Werk Garantieplan (JWG, 1986). Doelgroep: alle jongeren tussen de 16 en 21 jaar die gedurende een halfjaar werkloos zijn en geen opleiding (willen) volgen. Het is voor deze jongeren verplicht mee te doen op straffe van verlies van de gehele uitkering. De projekten duren een halfjaar. (Daar er tot voor kort in de Tweede Kamer geen meerderheid voor was, is men begonnen met het tijdelijk JWG. Dat plan kent geen verplichting en heeft alleen banen voor 19 uur tegen 19 uur minimum-jeugdloon. Het duurt maximaal tot mei 1988.)

In het definitieve JWG, dat 6 augustus j.l. klaar was, krijgen jongeren die 19 jaar of ouder zijn banen van 34 uur per week, de andere uitwonenden een baan van ten hoogste 32 uur en thuiswonende jongeren een baan van ten hoogste 19 uur. De beloning zal rond het huidige uitkeringsbedrag liggen. Het scholingsgedeelte in het plan is nog uiterst vaag, evenals de rechtspositie van de jongeren. Het werk moet bovendien boventallig zijn en gevonden worden bij gemeenten en instellingen die door de overheid worden betaald.

In Groot-Brittannië, Denemarken en Frankrijk is al ervaring met soortgelijke garantie-plannen. Een evaluatie van deze plannen, bijeengebracht door de Rijksuniversiteit van Leiden, leert dat 'de kwaliteit van de garantieplannen niet goed is, vaak te kort van duur en te weinig toegesneden om de kwalifikaties echt te verbeteren'.

Samenvattend kun je stellen dat de bestaande banenplannen niet voldoen aan hun doelstelling, namelijk om werkloze jongeren aan reguliere arbeid te helpen via het vergroten van hun kwalifikaties op de arbeidsmarkt.

JWG is werkverschaffing

Vanuit verschillende hoeken is er veel kritiek op het JWG naar voren gebracht. De Jongerenbeweging verbonden met de FNV heeft grote kritiek op het dwang-element in het JWG, het ontbreken van een goede rechtspositie, de vaagheid over de scholing (wordt aan gemeenten overgelaten), de slechte beloning en het ontbreken van garantie op werk na de garantieplaats. Het JWG is ontstaan vanuit de gedachte dat de schuld van de werkloosheid bij jongeren zelf ligt. Hoe is anders het verplichtende karakter te verklaren? Of is de minister misschien bang dat jongeren niet vrijwillig op zo'n plan afkomen?

Alle recente onderzoeken naar banenplannen en jeugdwerkloosheid wijzen uit dat een jongerenbanenplan de prullebak in kan zonder gedegen scholing, begeleiding en garantie op een reguliere baan na afloop. Het JWG is het zoveelste lapmiddel. Je mag werkervaring opdoen met behoud van uitkering in een sektor waar bezuinigen het toverwoord is. Maar waar moet je die boventallige werkervaring straks omzetten in betaalde arbeid? Het JWG is niets meer dan een goedkope manier voor gemeenten om hun officieel wegbezuinigde taken toch in stand te houden.

Ten Huurne en De Vries (ISWO/Katholieke Universiteit van Brabant) onderzochten het inschakelen van werklozen met behoud van uitkering bij gemeenten. Ze stelden vast dat er een duidelijk verband is tussen bezuinigingen en inschakeling van werklozen. 'Een praktijkvoorbeeld; een betaalde werknemer vertrekt vrijdag bij de bibliotheek om maandag met behoud van uitkering weer terug te komen. Ongelofelijk, er zat letterlijk niet meer dan een weekeinde tussen', aldus Ten Huurne.

Scholing is het toverwoord van de regering wanneer het gaat om de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Als jongeren maar leren komt alles goed. Maar zonder banen kun je toch weinig met je diplomaas, of wel soms? Natuurlijk is scholing noodzakelijk, maar waarom is er dan niets duidelijks over geregeld in het JWG?

De beloning is waardeloos. Al langer hanteert de regering het argument dat goedkopere jongeren voor meer werkgelegenheid zullen zorgen. De cijfers van de eigen ministeries logenstraffen dit. Voor jongeren is er door het inleveren nauwelijks meer werkgelegenheid gekomen, alleen de bazen zijn er rijker van geworden en hebben hun winsten kunnen maximaliseren. Banenplannen geven geen garantie op een vaste baan en vergroten de kans op de arbeidsmarkt nauwelijks. Het enige doel lijkt het drukken van de werkloosheidscijfers tot 500.000 in 1990. Met het verplichtende JWG krijgen we in Nederland de werkverschaffing terug, eerst nog voor 16- tot 21-jarigen, later voor ouderen. Nu is het geen turf steken, maar arbeid(st)ers verdringen van hun arbeidsplaats.

Alternatief plan Jongerenbeweging

De Jongerenbeweging heeft een alternatief voor het JWG ontworpen. Kernpunten zijn:

* gelijk loon voor gelijk werk,

* gelijk werk voor iedereen,

* geen werk?, dan een rechtvaardige uitkering,

* uitbreiding werkgelegenheid voor jongeren als onderdeel uitbreiding totale werkgelegenheid,

* herverdeling betaalde arbeid via arbeidstijdverkorting (ATV),

* geen dwangarbeid,

* bij nieuwe banen of bij herbezetting jongeren voorrang,

* na iedere tijdelijke plaats garantie op vaste baan,

* goede scholing via uitbreiding en verbetering van bestaande vakopleidingen.

Dit alternatieve plan moet betaalbaar worden gemaakt voor de werkgevers via premievrijstelling. Voorgesteld wordt dat werkgevers onder een aantal voorwaarden vrijstelling krijgen, als zij jongeren tot 25 jaar in dienst nemen die langer dan een halfjaar werkloos zijn. Het betreft de premies AAW, AKW, AWBZ, ZFW en NWW die gezamelijk 20 procent van de bruto-loonkosten beslaan. Voorwaarde is dat het moet gaan om vakatures die zijn ontstaan als gevolg van ofwel ATV ofwel VUT.

Verder bevat het alternatief een scholingsplicht voor werkgevers. Zij vragen om meer geschoold personeel, dan moeten zij deze investering betalen. De opleiding duurt twee jaar in het kader van de vakopleidingen, die uitgebreid dienen te worden konform de Stichtingsafspraken van juli 1984. Na de opleiding eindigt de premievrijstelling, werkgevers zijn echter verplicht de jongeren nog twee jaar in dienst te houden. De jongeren hebben een CAO, overeenkomstig loon en de schooldag wordt doorbetaald. Na de opleiding wordt de gebruikelijke bedrijfstijd gewerkt.

Rondom de premievrijstelling voor werkgevers bestaan binnen de Jongerenbeweging echter nogal wat meningsverschillen. Daarom is de besluitvorming over het alternatief uitgesteld tot de vergadering van het landelijk bestuur van de Jongerenbeweging van 25/26 september. Gevangen tussen 'langs de zijlijn staan' en 'iets in de melk te brokkelen hebben', moet je zoeken naar een zo goed mogelijke inbreng. Er bestaat immers het risiko dat bij zwijgen er nog slechtere plannen zullen komen.

Voordeel van het alternatief is dat het één algemene maatregel is en dus makkelijk uit te voeren in verschillende sektoren en voor alle werkloze jongeren kontroleerbaar. Door het plan te koppelen aan ATV en herbezetting geef je ook nog een broodnodig duwtje in de richting van verdergaande ATV. Nadelen zijn er echter ook. De maatregel verdringt ongesubsidieerde werknemers, zal de harde kern werklozen misschien niet bereiken en lijkt te erkennen dat jongeren te duur zijn en dus gesubsidieerd moeten worden. En dat in een tijd van afschaffing en oprekking van de leeftijdsgrens van de jeugdlonen.

Hoe dan ook, de huidige banenplannen dienen om het overschot aan arbeidskrachten gesubsidieerd aan het werk te zetten. Om nog goedkopere arbeid(st)ers te verschaffen en de winsten nog verder te vergroten. Verdringing van reguliere arbeid heeft altijd plaats, soms in mindere mate misschien, maar het blijft het opvullen van wegbezuinigde banen.

Maak je sterk voor poen en werk

Het blijft moeilijk om als Jongerenbeweging positie te kiezen. Jongeren verwachten resultaten, goede resultaten, maar geen kollaboratie met dit kabinet. Vooralsnog heeft het kabinet de weg ingeslagen van het opkrikken van bestaande, failliete, banenplannen. Als Jongerenbeweging zullen we met kracht blijven protesteren tegen het mangelen van jongeren, tegen het verslechteren van hun positie. We blijven opkomen voor goed werk door ATV, gedegen scholing en opleiding en gelijk loon voor gelijk werk.

7 November 1987 zal er een voorlopig hoogtepunt zijn van onze akties in de vorm van een manifestatie in Den Haag onder het motto 'Maak je sterk voor poen en werk!'. De volgende eisen zullen centraal staan:

- tegen het JWG en de afschaffing van de jeugdlonen en

- voor goed werk, scholing en inkomen.

Ik doe op alle lezers en lezeressen van Solidariteit een dringend beroep deze eisen te ondersteunen. Het lijkt nu alleen om jongeren te gaan. In werkelijkheid gaat het om een gevecht tegen herinvoering van de werkverschaffing en verdere aantasting van verworven rechten, een gevecht dat we alleen samen kunnen winnen.

Harold Naayer (vrijgestelde Jongerenbeweging verbonden met de FNV, Leiden)

Tekening bij artikel de_kleren_van_de_Koning nr.25 (62 Kb)Tekening (62 Kb)