nr. 21 Okt 1986 |
Solidariteit
Maatschappelijke vernieuwing door basisinkomenDe diskussie over een gegarandeerd basisinkomen voor iedereen heeft de laatste jaren, zowel binnen als buiten de vakbeweging, veel stof doen opwaaien. Daarbij is niet alleen een argumentatieslag tussen voor- en tegenstanders in het geding, maar ook en in toenemende mate een richtingenstrijd tussen de voorstanders onderling.Globaal gezegd bestaan er twee stromingen: Aanhangers van de eerste stroming zien het basisinkomen als een instrument om de bestaande maatschappelijke en sociaal-ekonomiese verhoudingen te doorbreken. In wezen gaat het hen om een nieuw mensbeeld en een andere relatie tussen arbeid en inkomen. Zij stellen zich op het standpunt dat met een basisinkomen de tweedeling in de samenleving tussen werkenden en niet-werkenden kan worden opgeheven. De maatschappelijke waardering van betaald en onbetaald werk zou veel evenwichtiger worden dan nu het geval is. Mensen krijgen de ruimte om in vrijheid te kiezen welke soort aktiviteit ze zullen ontplooien. Kontrole door de overheid kan tot een minimum worden teruggebracht. In Nederland behoort de eerste generatie van basisinkomenvoorstanders tot deze stroming. Onder hen bevinden zich de haagleraar sociale geneeskunde Kuiper (hij heeft het basisinkomen in de nederlandse verhoudingen geïntroduceerd), de PPR en de Voedingsband FNV. TWEEDE STROMING: SMEEROLIEDe tweede stroming is nog jong. En omdat de basisinkomenbeweging zelf bepaald niet oud is, wordt met 'jong' enkele jaren bedoeld. Deze stroming wint aan kracht. Kort en bondig ziet zij het basisinkomen als een middel om de vrije marktekonomie beter te laten funktioneren. Een soort smeerolie of wonderolie dus. Het basisinkomen wordt gepropageerd als een alternatief voor het huidige sociale zekerheidsstelsel. In feite wordt het wettelijk stelsel - voor zover dat met de stelselherziening van het kabinet Lubbers al niet is gebeurd - tot het absolute minimum afgebroken. Het maakt de uitvoering daarvan eenvoudiger en het nieuwe stelsel is overzichtelijk. Wat voorstanders van deze stroming willen bewerkstelligen is dat mensen (= uitkeringsgerechtigden en werklozen) eerder bereid zullen zijn een baan te aksepteren. Dat betekent ruim baan voor arbeidskontrakten en een grotere flexibiliteit in beloning. Met name het 'gehate' minimumloon kan dan aan de kant worden geschoven. Immers, mensen hebben al een basisinkomen. Ze zijn dus voor hun bestaan niet meer (volledig) afhankelijk van het inkomen dat ze uit werk verdienen. Daarmee vervalt dus de grond voor een sociaal minimum in het beloningsgebouw. Kortom, het basisinkomen maakt het mogelijk de arbeidsmarkt beter te laten funktioneren. Dat wit zeggen dat er ruimte wordt geschapen om het arbeidsaanbod aan te passen aan de arbeidsvraag. 'De werknemer als was in de handen van de werkgever'. Hoofdrolspeler in deze denkrichting is de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Na enkele- vingeroefeningen in het in 1981 verschenen rapport 'Vernieuwingen in het arbeidsbestel' kwam de doorbraak in 1985 met het van vele kanten - zowel rechts als links - bekritiseerde geschrift 'Waarborgen voor Zekerheid'. Naast kritiek op het feit dat de WRR maar een gedeeltelijk basisinkomen bood, werd veel kommentaar geleverd op de konsekwenties vaar de sociale zekerheid, afbraak van de CAO en het minimumloon, alsmede legitimering van de ongebreidelde flexibilisering. WERKPLAATS BASISINKOMENUiteraard zal niet iedereen zich in dit zwart-wit beeld herkennen. Er zijn ideeën in omloop die zowel elementen van de eerste als van de tweede stroming bevatten. Maar in de kern klopt het. Mede als reaktie op de WRR-voorstellen wordt door propagandisten van de eerste stroming momenteel hard gewerkt aan samenbundeling van kracht en macht om daarmee de tweede richting de wind uit de zeilen te nemen. Het startsein daartoe is gegeven op de manifestatie basisinkomen die op 19 april 1986 in Krasnapolsky te Amsterdam is gehouden. Vertegenwoordigers van de PPR, het Landelijk Beraad Uitkeringsgerechtigden (LBU) de Band van Mensen zonder Betaald Werk (BVM), Werkgroep Partij van de Arbeid voor basisinkomen en Voedingsbond FNV hebben toen de handen in elkaar geslagen. Momenteel wordt hard gewerkt aan vervolgaktiviteiten. Er wordt onder andere gedacht aan een soort 'werkplaats basisinkomen', van waaruit de diskussie gestimuleerd wordt, onderzoek plaatsvindt, informatie en voorlichting wordt gegeven, alsmede nagedacht wordt over strategie. Op dit laatste onderdeel kom ik in het vervolg van dit artikel nog terug. In ieder geval - en dat kan een voorlopige konklusie zijn - is uit het voorgaande duidelijk geworden dat op z'n minst mag worden getwijfeld aan de juistheid van de stelling dat een basisinkomen automaties tot maatschappelijke vernieuwing zal leiden. De vormgeving is doorslaggevend voor de uitwerking op het maatschappelijk bestel. Behalve op de strategievraag zal ik ingaan op enkele omstreden deelthemaas in de diskussie over basisinkomen. Achtereenvolgens betreffen deze: de financiering, de gevolgenvoor de emancipatiestrijd en de rechts/machtspositie van mensen (uitkeringsgerechtigden en werknemers in het biezonder). WIE ZAL DAT BETALEN: DE FINANCIERINGWaar je ook komt, één van de eerste vragen die altijd gesteld wordt, is: wie betaalt het en hoe regel je dat? Veelal klinkt uit die vraagstelling al een zeker ongeloof door. In feite gaat het bij de financiering niet om de vraag of hot betaald kan worden (uit talrijke officiële en officieuze onderzoeken is gebleken dat dit geen probleem is) maar of we als samenleving bereid zijn de inkomens drasties te herverdelen. Ruim de helft van de bevolking (ongeveer tweederde) krijgt op dit moment rechtstreeks een inkomen uit arbeid dan wel een inkomen in de vorm van een sociale uitkering. Eenderde van de Nederlanders heeft dus het nakijken (vooral huisvrouwen en kinderen). Zij krijgen straks een basisinkomen. Dat moet op de een of andere manier komen van diegenen die nu direkt een inkomen ontvangen. Kortom, het gaat om herverdeling van inkomens, met duidelijk nivellerende trekken. Dat laatste geeft grote problemen, als we naar het huidige sociaal-ekonomiese klimaat kijken. De tendens is eerder tegenovergesteld, ook binnen delen van de vakbeweging. Dat zal dus veel pijn en moeite kosten en vooral tijd in beslag nemen. De bezitters moet als het ware een worst worden voorgehouden om afstand te doen van een deel van hun inkomen. Een aandachtspunt voor de strategie. Belangrijk is ook hoe de financiering in elkaar gestoken wordt. Bij alle financieringsplannen die in omloop zijn, blijkt er steeds één konstante te zijn: de overheid moet de benodigde financiën vergaren en uitkeren. Uiteenlopend zijn de opvattingen over hoe de overheid aan het geld moet komen. Enkele veel voorkomende alternatieven zijn:
Ook de manier waarop het basisinkomen moet worden uitbetaald geeft een veelkleurig beeld te zien. Naast verschillen in hoogte en tussen groepen mensen (bijvoorbeeld pas vanaf 18 jaar) komen de volgende varianten voor:
In het kader van dit artikel past het niet om uitgebreid op de voor- en nadelen van al deze varianten in te gaan. De Voedingsbond kiest uitdrukkelijk voor een in beginsel geïndividualiseerd basisinkomen dat voldoende is om een menswaardig bestaan te leiden (kleden, drinken, eten, wonen en sociale kontakten onderhouden). Haar voorkeur gaat uit naar financiering middels een heffing op de toegevoegde waarde. EMANCIPATIEGrote delen van de vrouwenbeweging zijn tegen een basisinkomen, omdat het als een huisvrouwenloon zou werken en de vrouw achter het aanrecht vastzet. De met veel offers en inzet gevoerde strijd voor gelijke kansen en recht op betaalde arbeid voor vrouwen zou in een klap om zeep worden geholpen. Met andere woorden: basisinkomen ondergraaft de emancipatiestrijd. Dat is gevoelige kritiek. En die hebben we ons ook aangetrokken. In wezen draait de emancipatiestrijd om ekonomiese zelfstandigheid. Betaalde arbeid geeft dat, zo luidt de redenering. Dat is maar tot op zekere hoogte juist. Immers, de ekonomiese afhankelijkheid van de partner wordt ingeruild tegen de ekonomiese afhankelijkheid van de baas/werkgever. En of dat zoveel beter is, is op z'n minst in een groot aantal gevallen nog maar de vraag. Kijk naar de slechte arbeidskontrakten en het kwalitatief mindere werk. Het zijn overwegend vrouwen en buitenlanders die dat soort baantjes krijgen. Een basisinkomen betekent zowel ekonomiese zelfstandigheid ten opzichte van de partner als onafhankelijkheid van de werkgever. Met een basisinkomen is de vrouw vrij(er) te kiezen. Of thuis blijven achter het aanrecht of een baantje erbij nemen. Aan de andere kant geeft het basisinkomen mannen ook de gelegenheid om te kiezen tussen 'thuis blijven' dan wel blijven werken of - en dat kan ook nog - part-time gaan werken. De gevolgen voor vrouwen worden voor een (klein) deel ook bepaald door de reaktie van mannen op een basisinkomen. Terug naar dat doel van de kritiek dat we ons hebben aangetrokken. We willen hoe dan ook voorkomen dat een situatie ontstaat waarin het betaalde arbeidscirkuit weer het exklusieve domein mannen wordt en vrouwen zich mogen uitleven in huishoudelijk- en vrijwilligerswerk. Daarom is er een link gelegd met arbeidstijdverkorting (ATV). ATV met basisinkomen geeft een ekonomiese zelfstandigheid en grotere kansen op een betaalde baan voor vrouwen. Een meerderheid binnen de Vrouwenbond FNV heeft zich al achter dit standpunt geschaard. RECHTS- EN MACHTSPOSITIE Een van de meest omstreden themaas vormen de konsekwenties van een basisinkomen voor de rechts- en machtspositie van individuen als ook van de belangenbehartigende organisaties zoals de vakbonden. De pessimistiese visie ziet or als volgt uit. Omdat mensen een gegarandeerd inkomen hebben, zullen zo zich niet meer zo druk maken om de kwaliteit van het werk, de hoeveelheid werk en de arbeidsvoorwaarden. Als ze wat extra centen nodig hebben, nemen ze een tijdelijk baantje of een uitzendkontrakt. Ofwel: alles wat met jarenlange strijd is opgebouwd op het terrein van de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden/kwaliteit van de arbeid wordt afgebroken. Maar dat is nog niet alles. Ook de machtspositie van de vakbeweging gaat eraan, om over die van de ondernemingsraad nog maar te zwijgen. Want waarom zou je nog vakbondslid zijn? Het kost alleen maar geld en dat baantje is zo belangrijk niet meer. Trouwens, voor dat basisinkomen heb je de vakbeweging helemaal niet nodig. Dat krijg je zonder slag of stoot van de staat. We bestrijden deze redenering vierkant. In de paragraaf over emancipatie is al gesteld dat basisinkomen ekonomiese zelfstandigheid geeft. Dat biedt mensen niet alleen de vrijheid om te kiezen voor het wel of niet aksepteren van een betaalde baan, maar ook om hardere eisen te stellen aan:
Het basisinkomen kan dus juist als breekijzer fungeren om bestaande verhoudingen in arbeidsorganisaties om te gooien. Daarvoor is wel nodig dat de vakbeweging kreatief inspeelt op de veranderende (ekonomiese) machtspositie van het individu. En helaas moeten we maar al te vaak vaststellen dat de vakbeweging moeite hoeft om met haar tijd mee te gaan. Dat geldt ook voor de basisinkomendiskussie. Overigens, degenen die bang zijn voor een afbrokkelende machtspositie van de vakbeweging, doen net alsof die nu wel bestaat. Terwijl de ontwikkelingen van de laatste jaren het tegendeel laten zien. Kijk naar de afbraak van de sociale zekerheid, kijk naar de afbrokkelende rechtspositie van werknemers en niet in het minst naar de dalende organisatiegraad. De machtsbasis van de vakbeweging in de organisatie van de betaalde arbeid is dus tamelijk betrekkelijk. POLITIEKE ZAAKMaar, blijft men aandringen, we worden allemaal afhankelijk van de staat. Die kan doen en laten wat ze wil. Een goed voorbeeld daarvan is wat er de afgelopen jaren op het terrein van de sociale zekerheid is gebeurd. Inderdaad, het basisinkomen moet wettelijk verankerd worden en dat is een politieke zaak. Dus kan de politiek ook verslechteringen doorvoeren. Door het recht op een basisinkomen grondwettelijk vast te leggen wordt in ieder geval een dam opgeworpen tegen eventuele regeerders die het basisinkomen weer willen afbreken. Zien ze in Den Haag toch kans politieke meerderheden te mobiliseren, dan weten ze één ding ook zeker en dat is dat er 14 miljoen Nederlanders met gelijke belangen tegenover hen staan. Dat zal een mooie massale aktie tot gevolg hebben! Van een verdeel-en-heerspolitiek kan dan geen sprake meer zijn, zoals dat met de sociale uitkeringen de laatste jaren wel kon. STRATEGIEWillen is één, maar op de realisering komt het aan. En dat is bepaald niet eenvoudig. Wat in ieder geval vaststaat is dat het tijd kost, veel tijd. Stap voor stap moeten we er naar toe werken. Zonder in details te vervallen wordt er momenteel in de kring van basisinkomenvoorstanders aan de volgende mogelijkheden gedacht:
Niet alle alternatieven worden door een ieder van harte onderschreven. Met name de negatieve inkomstenbelasting is een heikel punt. Daarover zal verder gepraat moeten worden. In gezamenlijkheid. Het begin is gemaakt op 19 april. Een 'werkplaats basisinkomen' moet de strategiediskussie verder brengen. Daarbij ontkomen we er niet aan tot op zekere hoogte koalities te sluiten met de tweede stroming. Het bepalen van de grenzen: wat nog wel kan en wat beslist niet meer, is daarbij het moeilijkste. Maar dat is niets nieuws. Het sociaal-ekonomies even staat daar bol van. De vakbeweging is dagelijks in dat 'spel' verwikkeld. Het zou mooi zijn als de kennis van de vakbeweging op dat terrein aangewend kan worden voor de realisatie van het basisinkomen. HENK VAN DER KOLK |