nr. 118
april 2004

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Verborgen en vergeten geschiedenis - het jaar 1968

Nu niet gaan doorhollen

Het jaar 1968 is in mijn geheugen blijven hangen. Vanwege de muziek natuurlijk met de Rolling Stones en de Beatles voorop, maar er was meer. In 1967 had ik de MULO in Zevenaar afgerond en het avontuur gezocht door als matroos bij de Koninklijke Marine het ruime sop te keizen. Op mijn vijftiende tekende ik voor een dienstverband van zes jaar in de hoop wat van de wereld te zien. Een jaar ervaring bij deze baas leerde me al dat ik er verstandig aandeed na verloop van tijd mijn heil ergens anders te zoeken.

Van de dagelijkse gespreksonderwerpen in mijn werkkring - vrouwen, drank, voetballen en auto's - had ik geen verstand. Als vanzelf krijg je dan meer oog voor wat zich op het wereldtoneel afspeelt. Alleen al de belangstelling voor iets buiten de directe leefwereld van de meeste matrozen en officieren maakte je in de geïsoleerde gemeenschap van kazerne en schip tot een vreemde eend in de bijt, bijna tot een communist.

De dramatische taferelen uit deze periode worden vaak herhaald op de televisie. De oorlog in Vietnam, de gevechten bij de Democratische Conventie in Chicago, Johnson die zich niet meer verkiesbaar stelde als president, de schurkachtige Nixon, toen al bekend als Tricky Dicky en de moord op dominee Maarten Luther King en presidentskandidaat Robert Kennedy. Het Sovjetleger dat Tsjecho-Slowakije binnenviel. De studentenopstand in Parijs die De Gaulle wegjoeg. Maar ook in Nederland stond de wereld niet stil in 1968.

Buitenlandse gasten

We stellen Maarten de Groot aan u voor. Hij overleed op 7 mei 2000, 78 jaar oud. Met een zekere regelmaat maakte ik een praatje met Maarten, wanneer we elkaar op straat tegenkwamen of bij hem thuis in de Heer Halewijnstraat. Maarten - graficus van huis uit - werkte na zijn pensioen als vrijwilliger in de bibliotheek van het Vakbondsmuseum waar hij kranten en tijdschriften nauwgezet knipte op allerlei onderwerpen en onderzoekers hielp bij hun speurwerk. Ik heb dierbare herinneringen aan deze grijze, wijze man. Hij was niet alleen te vinden in het museum, maar ook maatschappelijk, politiek en op kerkelijk vlak actief in Bos & Lommer. Ik bewonder het geduld waarmee hij de schouders zette onder jarenlang slepende kwesties, te lezen als pogingen de zoveelste verslechtering van de gemeente of de deelraad tegen te houden.

Maarten gaf mij zijn knipselarchief. Dat begint met Nederland in het jaar 1968. We bladeren door de map Sociaal-economisch, deel I. Als eerste een artikel uit Trouw van 21 februari 1968 met de kop CNV-advies na loze beschuldigingen: Geeft werkschuwe werklozen direct aan. Hierin lezen we dat de werkgevers er beter aan doen namen van werkschuwe werklozen terstond door te geven aan de arbeidsbureaus in plaats van ongemotiveerde en generaliserende beschuldigingen spuien aan het adres van 'de' werklozen, als zouden dezen in het algemeen liever lui dan moe zijn. Het CNV is van oordeel dat tegen dat laatste een klemmend protest op z'n plaats is!

Wat lezen we onder Werkloosheid en toch buitenlanders in het Grafisch Orgaan van 22 februari? Op 15 december 1967 is het aantal buitenlanders op de totale beroepsbevolking in ons land minder dan 1,5 procent. In totaal zijn er 72.141 buitenlanders in Nederland werkzaam, waarvan 63.098 mannen en 9.043 vrouwen. In Amsterdam wonen 2.150 Marokkanen en 820 Turken, in geheel Nederland 11.404 Marokkanen, 9.962 Turken, 10.588 Spanjaarden, 7.765 Italianen, enzovoort. De demografische gegevens zijn 35 jaar later heel anders. Nu tellen we onze gasten van ver weg niet meer in duizenden, maar in honderdduizenden. Op 1 januari 2003, gezien naar het land van herkomst, Turkije: 341.400, Marokko: 295.332, Suriname: 320.658 en de Nederlandse Antillen en Aruba: 129.312. Samen vormen 'allochtonen', dat woord kenden we in 1968 nog niet, nu ongeveer een tiende van de bevolking (NRC Handelsblad, M, maart 2004).

Druk en vol

Tegenover de reislust van arbeiders uit de landen rondom de Middellandse Zee stond de tegenzin naar de Randstad te trekken van werklozen uit het noorden, oosten en zuiden van ons land. Het Algemeen Dagblad van 14 september ontsluiert de bezwaren. Het is zo ver en zo duur, de geïnterviewde is gehecht aan het eigen huis en de eigen streek en het is een heel ander volk daar in het westen, "ze werken te veel met hun ellebogen". Het is zo druk en zo vol, "ik ga dood als ik twee of drie hoog in een huis moet wonen waar ik niet omheen kan lopen", zegt een Friese werkloze, "ik kan niet knutselen op een bovenwoning". Er is ook angst voor het verkeer, "het is veel te gevaarlijk met die busjes", aldus een Brabantse werkloze. De werkloosheid stond op de maatschappelijke agenda. De Telegraaf had in een redactionele beschouwing Hete brij (18 juli 1968) al eerder zijn verbazing uitgesproken over dat fenomeen: "Als in de Randstad vele tienduizenden werknemers er geen bezwaar in zien dertig kilometer en meer van hun woonplaats te werken, dan klopt er iets niet in Tilburg en andere plaatsen, waar vrij geringe afstanden een beletsel blijken te zijn om elders werk te aanvaarden." Wat verderop: "Voor de gemeenschap als geheel is het moeilijk te aanvaarden, dat jaarlijks vele, zeer vele miljoenen guldens zonder enige tegenprestatie worden uitgekeerd, als deze tegenprestatie op redelijke voorwaarden geleverd zou kunnen worden."

Talrijke artikelen getuigen van de zorg om het werkloosheidsvraagstuk. Enkele koppen. Hervormd Nederland: Werkloosheid in Oostelijk Groningen, Hervormd Amsterdam Kerk en Werkloosheid. Kan kerk iets constructiefs doen?, de Volkskrant: Noorden krijgt helft werkloosheidspot en Dr Kohnstamm op Noordelijke dag: Beter onderzoek naar achtergrond werklozen. Bekend in de oren klinkt het beklag van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen: Looneisen van veel werklozen te hoog (Trouw, 28 september 1968). Het is als de priester die zijn litanie afraffelt bij het graf van de overledene.

Maar het gaat niet alleen om de irreële looneisen. In de hoofdstad is er een groep die door een onaangepast gedragspatroon - zoals bizarre kleding, baard en haardracht - niet aan de slag kan komen.

Opdringend humanisme

Had je werk, dan was het ook niet altijd gemakkelijk, meldt Dr. J.W.H. Kalsbeek (directeur van het Amsterdamse TNO laboratorium voor ergonomische psychologie) in zijn proefschrift "Mentale belasting" dat hij opdroeg aan de "moderne overbelaste mens". Trouw van 17 september wijdt er een hele bladzijde met een brede kop aan: Veel mensen overbelast. Ergonomen onderzoeken - en stuiten op ongezonde situaties. We pikken er een enkel puntje uit. De promovendus wijst erop dat mensen op hun werk overstroomd worden met informatie en dat die stroom in hun vrije tijd rustig verder gaat, "De televisie, allerlei hobbies, een groot deel van de vrijetijdsbesteding vormt op zichzelf al weer een mentale belasting. Kalsbeek vindt het vreemd dat zoveel mannen mentaal als het ware boven hun stand leven, terwijl hun vrouwen thuis meer fysiek belast zijn", maar geestelijk duidelijk onderbelast worden. De aanbeveling van de hooggeleerde heer is dan ook dat een wat betere werkverdeling vanuit ergonomisch standpunt uitermate wenselijk is.

Maarten de Groot heeft vanzelfsprekend veel over de vakbeweging opgenomen. De Telegraaf, 26 juni: Vakbeweging: geldzorgen en minder leden. Trouw, 10 augustus: Uit enquête van NVV blijkt: Meerderheid wil één vakcentrale. Alkmaarsche Courant, 29 augustus: Vakbeweging gaat toestand in Oostenrijk bestuderen. Krijgt Nederland één grote organisatie? de Volkskrant, 22 oktober: Voorzitter Brussel van St Eloy:Vakbeweging moet los van gevestigde orde. Leidinggeven aan vernieuwen maatschappij. Dezelfde krant, 3 mei: Confessionele binding overbodig. De Telegraaf, 5 november: Jeugd loopt uit de vakbeweging.

Het CNV koestert de eigen identiteit en is wat voorzichtiger in uitlatingen over vakbondseenheid. Op een studieconferentie komen professoren aan het woord. Roscam Abbing vindt het pijnlijk "dat wij vaak veel dichter bij het NVV staan dan bij het verbond van christelijke werkgevers, terwijl we er zo geweldig de nadruk op leggen dat we vanuit het evangelie denken". Hij erkent dat de noodzaak van een apart CNV onduidelijker is geworden. Als tegenstander van een fusie met NVV en NKV pleit hij voor een vergaande vorm van samenwerking. Professor Troost is van mening dat de christelijke vakbondsmensen zich moeten wapenen tegen het opdringende humanisme. We lezen dat hij opwekt tot meer bezinning op de Goddelijke roeping van de mens binnen het CNV, dat eveneens meer moet doen aan de vorming van de persoonlijke en gemeenschappelijke arbeidsmoraal.

De financiële redactie van De Telegraaf van 15 mei 1968 zet in een lang verhaal uiteen dat de besturen van de Nederlandse ondernemingen binnenkort te maken krijgen met strengere voorschriften ten aanzien van de inhoud, controle en publicatie van de jaarrekening der onderneming. "De jaarrekening moet een zodanig inzicht geven, dat een verantwoord oordeel over de financiële positie van de onderneming kan worden gevormd." W. Bruynzeel, tweede voorzitter van het VNO, vindt het "een redelijk wetsontwerp", maar we moeten "NU NIET GAAN DOORHOLLEN". Hij zag kennelijk de bui al hangen.

Ruig en felbewogen

Aan het eind van het jaar 1968 broeit er ineens wat in Nederland of moeten we zeggen dat er iets opbloeit. Een enorme kop in De Telegraaf van 12 december:

VAKBONDSLEIDERS MAKEN VUIST. VAKBONDSLEIDERS TREKKEN ÉÉN LIJN IN DE STRIJD OM VERTROUWEN VAN HUN LEDEN. De spanning stijgt op uit het artikel van verslaggever Hans de Haas: "Binnen het tijdsbestek van enkele weken heeft het vredige decor van sociale rust in Nederland plaatsgemaakt voor het ruige toneel van felbewogen vakbondsleiders met krasse uitspraken en de keiharde dreiging van een staking in onze belangrijkste bedrijfstak, de metaalnijverheid. Wat is er aan de hand? Wat bezielt opeens de vakbeweging?" Er is een foto opgenomen van een massabijeenkomst in Utrecht. Vooraan zitten de ernstig kijkende voorzitters van de drie vakcentrales, Jan Mertens (NKV), André Kloos (NVV) en Jan van Eijbergen (CNV). Naast hun namen staat het onderschrift vermeld: "Ze ontstaken de fakkel die leek gedoofd te zijn. De bijval in Utrecht was groot en grimmig." Achter in de zaal hangt een groot spandoek: WE ZULLEN STAKEN. ZE RAKEN.

Harry Peer