nr. 118
april 2004

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Recht en arbeid - uit de alledaagse praktijk

Het doolhof van de reïntegratie

Mevrouw Bakker werkt al 27 jaar als typiste bij dezelfde werkgever, wanneer ze op 18 februari 2002 ziek wordt en niet meer kan werken. Na een paar maanden wordt gesproken over terugkeer, maar inmiddels is de arbeidsplaats van mevrouw Bakker komen te vervallen. Dat blijkt definitief te zijn. Het betreffende bedrijf is stevig gereorganiseerd. Typewerk is er niet meer en veel ander werk ook niet, nu het aantal arbeidsplaatsen van 143 is teruggebracht naar vijftig.

Juli 2002 wordt mevrouw Bakker een andere functie aangeboden. Volgens de werkgever gaat het om een passend aanbod. Volgens mevrouw Bakker niet. De nieuwe werkzaamheden hebben met archiveren te maken en vanwege haar nek- en schouderklachten acht ze zich daartoe fysiek niet in staat. Bovendien bestaat het werk ook nog uit allerlei onduidelijke klusjes. Juist door een dergelijke onzekerheid in haar vorige functie is zij arbeidsongeschikt geraakt en dat wil zij niet nog een keer meemaken.

Ontbinding

Na een verhuizing van het bedrijf en een wisseling van zowel directie als Arbo-dienst, suggereert maanden later - oktober 2002 - de nieuwe directie of het niet beter is de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De gesprekken daarover lopen echter niet bepaald vlot. Mevrouw Bakker is dan nog steeds arbeidsongeschikt..

Een half jaar daarna, 9 april 2003, doet de werkgever aan de kantonrechter het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Daarbij krijgt mevrouw Bakker een vergoeding aangeboden van één jaarsalaris, te weten 8.527,68 euro bruto. Dat is minder dan de gebruikelijke kantonrechterformule. Maar dat heeft als oorzaak, volgens de werkgever, dat mevrouw Bakker eerder een "alleszins passend aanbod" heeft geweigerd.

Passend

De kantonrechter doet op 27 mei 2003 uitspraak. In het meningsverschil tussen werkneemster en werkgever over de passendheid van de archieffunctie kiest hij de zijde van de macht:

"Voor een toekenning van een vergoeding conform de kantonrechterformule is geen aanleiding, nu niet blijkt dat er geen passende functies voor handen zouden zijn. Afgezien van de door Bakker op medische gronden afgewezen werkzaamheden, achtte zij zichzelf immers wel in staat andere, door werkgever aangeboden werkzaamheden te verrichten. Toch heeft zij nimmer ondubbelzinnig verklaard bereid te zijn tot het uitvoeren van die werkzaamheden."

Dat verwijt haalt de kantonrechter uit het verzoekschrift van de werkgever. Daarin staat de passage: "Mevrouw Bakker heeft aangegeven dat deze alternatieve functie haar wel aansprak, maar dat zij eerst met de Arbo-arts wilde overleggen."

De kantonrechter kent een vergoeding toe van 7.461,72 euro bruto. Dat is dus ruim duizend euro minder dan haar eerder geboden werd. Omdat de procedure enige tijd in beslag heeft genomen, wordt namelijk door de kantonrechter het in die tijd genoten loon afgetrokken van de ontbindingsvergoeding. Tegen zo'n ontbindingsbeschikking is geen beroep mogelijk, dus mevrouw Bakker moet het daarmee maar doen.

Uitkering

Haar rest slechts de stap met de ontbindingsbeschikking naar het Centrum Werk en Inkomen te gaan dat vervolgens de aanvraag doorstuurt naar het instituut Uitvoering Werknemersverzekeringen (UWV). Vier maanden later, op 10 september 2003, beslist het UWV dat mevrouw Bakker geen recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, omdat er sprake zou zijn van een verwijtbare werkloosheid. "U hebt zich namelijk bij uw werkgever zo gedragen, dat u behoorde te weten of kon weten dat ontslag zou volgen." Tegen deze beslissing wordt bezwaar gemaakt en een nieuwe fase breekt aan.

In de bezwaarprocedure wordt de discussie geopend of mevrouw Bakker de aangeboden archiefwerkzaamheden terecht heeft geweigerd. Want zouden die werkzaamheden passend zijn, dan volgt daaruit dat de werkloosheid verwijtbaar is. En in dat geval bestaat er geen recht op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet.

Mevrouw Bakker brengt, met een verwijzing naar de rapporten van haar (medische) behandelaars, naar voren dat zij schouder- en nekklachten heeft en om die reden niet in staat is de soms zware ordners, dozen enzovoort op te bergen. Een nieuwe functionaris komt in beeld: de 'bezwaarverzekeringsarts'. Deze gaat af op de informatie van de werkgever en de beslissing van de kantonrechter en komt tot het volgende oordeel:

"Het is niet aannemelijk dat de door de werkgever aangeboden werkzaamheden zouden hebben kunnen leiden tot schade aan de gezondheid en of orgaanschade."

Tegen deze 'beslissing op bezwaar' is beroep ingesteld op 17 maart 2004.

Pim Fischer