nr. 118
april 2004

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Vakbondservaringen van een socialist - Michel Tilanus

Het begint op de werkvloer

In de kringen van Solidariteit is Michel Tilanus bekend als actief kaderlid van de industriebond en later FNV Bondgenoten. Hij werkte als lijnoperator in de margarinefabriek Van den Bergh & Jurgens van Unilever. Vanwege fysieke klachten is hij sinds 1999 volledig arbeidsongeschikt verklaard. Bij het vakbondswerk is hij nog gedeeltelijk betrokken, vooral op het gebied van de pensioenen.

Na bijna dertig jaar lidmaatschap van de SAP (Socialistische Arbeiders Partij) stapte hij ongeveer een jaar geleden over naar de IS (Internationale Socialisten). Hoe kijkt hij terug op zijn vakbondservaringen en wat verwacht hij van de IS?

De leden

"Mijn uitgangspunt in het vakbondswerk is altijd de versterking van de bond als strijdorganisatie geweest. Democratisch opgebouwd vanaf de werkvloer, waarbij de leden het beleid en de dynamiek bepalen. De uitbreiding van de strijd naar andere bedrijven is even noodzakelijk als de beschikking over een stakingskas. Zo is de bond tenslotte ontstaan.

In periodes van een laag niveau van strijdbaarheid, zoals in de jaren tachtig en negentig, heeft het volgens mij weinig zin te proberen een oppositie in de bond overeind te houden. Er is daar dan te weinig basis voor in de bedrijven. Zelf heb ik steeds actief gewerkt aan de opbouw van een strijdbare vakbondsgroep bij Unilever. Het blad Solidariteit was daarbij ondersteunend.

Toen ik in 1980 bij Unilever ging werken, was er een actieve kadergroep; enigszins vergrijsd en niet geslaagd in het aantrekken van jongeren. Bij de ouderen overheerste de scepsis. Ze voelden zich door de bond in de steek gelaten. De acties tegen de loonwet en voor het behoud van de prijscompensatie waren in hun ogen slecht georganiseerd en veel te vroeg afgeblazen. Na het akkoord van Wassenaar zijn we met een deels verjongde kadergroep de strijd voor arbeidstijdverkorting aangegaan. Het lukte ons hierbij de collega's te betrekken en door enkele korte stakingen werden met name voor de ploegendienst resultaten behaald. Vervolgens brachten we in alle afdelingen en ploegen de discussie in over de roosters en de herbezetting. Door deze activiteiten werd het contact met de leden hersteld en kwam er weer een gevoel van 'de bond, dat zijn we zelf'."

Internationaal

"In diezelfde tijd bouwden we voort aan het internationale netwerk van vakbondsactivisten binnen Unilever, waarmee vooral voormalige NKV'ers een begin hadden gemaakt. We werden van nuttige informatie en contacten voorzien door SOMO, Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen, en de Engelse evenknie CIS, Counter Information Services.

In 1984 hadden we in Londen met een stevige delegatie kaderleden uit verschillende Nederlandse bedrijven van Unilever een ontmoeting met collega's uit Europese landen en India en Pakistan. Dat werd het startpunt van het Unilever Workers Information Network (UWIN, spreek uit 'you win'!). De inventarisatie die we van het internationale concernbeleid maakten, was een openbaring voor mij, vooral wat de praktijken in de derde wereld betrof. Een ander resultaat was de actieve ondersteuning vanuit Nederland van langdurige stakingsacties van onze Indiase collega's. We zorgden voor poortacties en publiciteit en zamelden geld in. Later hoorden we dat onze steun doorslaggevend was geweest voor hun succes. Dat zegt vooral iets over de morele steun die uitgaat van dergelijke bescheiden acties in 'het hol van de leeuw'."

Staking

"Toen eind 1987 het management een groot reorganisatieplan ontvouwde en sprak over autonome groepen, automatisering, plattere organisatie en uitbestedingen, wisten we direct dat het oorlog was. Internationale contacten hadden ons al veel geleerd over deze managementstrategieën. Met kwaliteitskringen was al een begin gemaakt en op kleine schaal voerden lijnoperators taken uit die voorheen door de Technische Dienst en de afdeling kwaliteitscontrole werden gedaan. Lont in het kruitvat was het plan de kantine uit te besteden. In een korte algemene werkstaking eisten we openheid van zaken. Duidelijk werd dat in totaal tweehonderd arbeidsplaatsen zouden verdwijnen. Aan de blijvers werden hogere opleidingseisen gesteld, een grotere inzet en meer loyaliteit ten opzichte van de bedrijfsdoelen. Het antwoord kwam in januari 1988 met een grote staking.

Daarin kwamen alle afdelingen en generaties samen. De traditioneel hecht georganiseerde - bedreigde - Technische Dienst en de jongere generaties uit de Raffinaderij en Margarinefabriek. De laatste groepen waren massaal lid van de bond geworden en werden de motor van de actie. Een actiecomité werd gevormd en met de democratische besluitvorming in stakersvergaderingen kwam een geweldige zelfactiviteit los. Een uitspraak van de rechter, die de wacht aan de poort strak reglementeerde op straffe van grote boetes, leidde tot nieuwe inspiratie. Opmerkelijk was dat het bondsbestuur niet ingreep, terwijl met het vonnis een groot financieel risico gelopen werd. Ik beschouw dat als een overwinning van onze wijze van werken.

Als resultaat van de staking is de reorganisatie geleidelijker en anders doorgevoerd, zijn ontslagen vrijwel uitgebleven en konden we vooral in het begin invloed uitoefenen op de autonome groepen. Niemand werd uitgesloten van een plaats in een autonome groep en de tweedeling onder het personeel werd zo voorkomen. In de praktijk gebleken vaardigheden telden volledig mee, doorstromingsmogelijkheden waren er voor ieder die dat wilde, een roulerend coördinatorschap werd ingevoerd, enzovoort.

In mijn vakbondspraktijk was deze staking een hoogtepunt, omdat velen actief waren en de kwaliteiten van 'gewone werknemers' tot uitdrukking kwamen. Juist in die potenties schuilt het gevaar van de ideologie van de autonome groepen. Het komt er op aan ze te benutten voor de versterking van onze eigen, onafhankelijke organisaties en strijd. Zelfactiviteit is immers de kern van het gevecht voor een andere wereld, een socialistische wereld."

Nieuwe radicalisering

"De huidige situatie is weinig rooskleurig. De algemeen ingevoerde managementstrategieën hebben de arbeid door flexibilisering, toegenomen werkdruk en disciplinering sterk veranderd en de positie van de vakbonden weten te ondermijnen. De grote groepen van het Taylorisme hebben veelal plaatsgemaakt voor geïsoleerde werkplekken. Door een ideologie van loyaliteit wordt geprobeerd mensen aan elkaar en het bedrijf te binden. Handwerk is toebedeeld aan mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie.

Op dit complex van verschuivingen hebben de bonden nog geen antwoord gegeven. Ze zijn bezig geweest het polderoverleg te redden en leden te binden met voordeeltjes en verzekeringen. Het beginnend bedrijvenwerk van de jaren zestig en zeventig is voor een belangrijk deel verloren en actieve leden worden vaak opgeslokt door het werk van de ondernemingsraad. In vergelijking met de vorige generatie is er weinig ervaring met directe acties. In de sociale zekerheid is nederlaag op nederlaag geleden, flexibele beloning en contractvormen zijn evenals prestatieloon in de CAO's opgenomen. Van de economische opgang in de jaren negentig is nauwelijks geprofiteerd en in de huidige neergang, die minder scherp is dan die van de jaren tachtig, wordt op grote schaal zonder veel verzet gereorganiseerd. Dat verzet lijkt drooggelegd. De bondsleiding riep het even op bij het najaarsoverleg vorig jaar, maar besloot al snel tot een referendum. Daarin kwam een twijfelende meerderheid te staan tegenover een minderheid die voor actie was. Het resultaat is een algemeen katterig gevoel.

Deze ontwikkeling in de vakbonden contrasteert sterk met een toegenomen radicalisering, inclusief een ontluikende antikapitalistische bewustwording binnen de beweging voor een andere globalisering en tegen de oorlog. Deze nieuwe strijdbaarheid moet ook wortel schieten in de werksituatie van jongeren. Voor rechts wordt het steeds moeilijker de crisis te misbruiken, doordat zich een economisch herstel aandient. De druk op werknemers in te leveren kan tot grotere strijdbaarheid leiden, hetgeen elders in Europa en bijvoorbeeld in de havens zichtbaar is. Er kan een nieuwe generatie activisten opstaan die meer past bij de veranderde arbeidsverhoudingen. Het voormalige type vakbondswerk met bedrijfsledengroepen en landelijke kadergroepen zal plaatsmaken voor netwerkachtige organisatievormen die deels binnen en deels buiten de bonden kunnen functioneren. Misschien zijn de personeelscollectieven, zoals we die bij de Nederlandse Spoorwegen hebben gezien hier een voorbode van.

Een nieuwe golf van strijdbaarheid in de bedrijven zal de vakbeweging raken. Als ze de leiding neemt, zal dat tot inperking van strijd leiden. En daarmee blijft voor linkse vakbondsleden een dubbele taak aanwezig. De basis van de bonden versterken en van daaruit een oppositie opbouwen tegenover de bureaucratie. We moeten de bond dus niet rechts laten liggen."

Stimulerend

"Voor mij vormen op dit moment de Internationale Socialisten de meest dynamische en levensvatbare organisatie om lid van te zijn. Daarin is een nieuwe generatie bezig zich het revolutionair marxisme eigen te maken. Studenten zijn gedwongen een baan naast hun studie te nemen om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Daardoor komen vanzelf vragen aan de orde als hoe kun je op de werkvloer actief zijn en wat is de rol van de vakbond daarbij.

Revolutionairen zien de strijd van de arbeidersklasse als doorslaggevend en zijn hier dus op gericht. Dit is een wezenlijk andere benadering dan bijvoorbeeld groepen die consumenten- of kraakacties voeren. Op termijn zal de IS zich doen gelden op het terrein van het actieve vakbondswerk en bedrijvenwerk. Met dit werk op de langere termijn zijn we serieus bezig. Bijvoorbeeld door ervaringen uit het verleden te onderzoeken en te bespreken. Deze leergierigheid en het opnieuw meewerken aan de opbouw van een nieuwe organisatie zijn zeer stimulerend. Dat verjongt mij ook. Ik heb het laatste jaar meer gelezen en gediscussieerd dan in de tien voorafgaande jaren."

Roland Siebe

Franz Holsz, De Arbeid (blad van het NAS) - 26 april 1935