nr. 114
jul 2003

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Integratie: inlijving of emancipatie - impressie lezersconferentie

Veel besproken, maar net begonnen

De lezersconferentie van Solidariteit stond dit jaar in het teken van het integratievraagstuk. Zoals de uitnodiging aankondigde, werd geprobeerd de sluiers van dit vraagstuk af te trekken en de harde werkelijkheid te tonen. Ruim dertig mensen kwamen op de zomerse zondag van 22 juni naar het einde van spoor 2b van het CS in Amsterdam om te luisteren en met de sprekers en elkaar in debat te gaan.

De grondige voorbereiding van de conferentie betaalde zich uit in drie zeer verschillende inleidingen. Aan de ene kant boden ze een goed overzicht van wat er aan de hand is in het land van meerderheden en minderheden. Aan de andere kant lieten ze ook zien dat de inlijving in de Nederlandse samenleving en economie weerstanden oproept en het debat over de emancipatie nog maar net begonnen is.

Gelijke rechten

Na een korte introductie door redactielid Ailko van der Veen kreeg Jeroen Doomernik het woord. Hij werkt bij het Instituut voor Migratie en Etnische Studies van de Universiteit van Amsterdam en startte zijn betoog met een poging het begrip integratie af te bakenen. Daarbij maakte hij een onderscheid tussen integratie in enge zin - proces of toestand op de arbeidsmarkt, in het onderwijs, op de woningmarkt en op gebied van de rechtspositie - en integratie in brede zin. Tot de laatste horen zaken als cultuur, smaak, religie, sociale interactie en politieke participatie.

Vervolgens ging Doomernik in op verschillen tussen Nederland en andere West-Europese landen als Frankrijk en Duitsland om uit te leggen dat de vraag of iemand geïntegreerd is of niet sterk afhangt van de politieke tradities. Nederland gaat in vergelijking met andere landen veel verder in het toekennen van gelijke rechten. Niet-Nederlanders krijgen na vijf jaar stemrecht, hebben het recht een eigen school te stichten of een migrantenomroep te beginnen. Doomernik liet zien dat de positietoewijzing van Nederland zo slecht nog niet is en illustreerde dat met grafieken en staafdiagrammen. Daaruit bleek bijvoorbeeld dat de werkloosheid onder Turken in Nederland eind jaren tachtig 35 procent bedroeg en tien jaar later onder de 10 procent uitkwam. Ook op het kernveld onderwijs doet zich een vergelijkbare ontwikkeling voor. Van de eerste generatie Turken en Marokkanen had meer dan 90 procent alleen lager onderwijs, terwijl dat bij de tweede generatie al is gedaald tot 20 procent. Uiteindelijk zal de mate van integratie ook op de woningmarkt zichtbaar worden. "Ook allochtoon vertrekt uit de stad", kopte Het Parool eind vorig jaar.

Kijken we naar integratie in brede zin, als proces, dan wordt in Nederland geprobeerd de diversiteit zoveel mogelijk tot zijn recht te laten komen. De Nederlandse overheid streeft naar pluriformiteit, oftewel de multiculturele samenleving, en is veel minder dan bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland gericht op homogeniteit en assimilatie. Dat leidt tot wat Doomernik noemde de integratieparadox: De Turkse organisatie Milli Görus wordt in Duitsland onder toezicht gesteld van de veiligheidsdienst, terwijl zij in Amsterdam in De Baarsjes een moskee mag stichten en de Nederlandse overheid de dialoog wil voeren.

Kwestie van tijd

Het beeld dat Doomernik schetst, is tamelijk optimistisch. Hij is van mening dat Nederland er in vergelijking met de buurlanden redelijk goed voorstaat. De zaal en de andere inleiders waren daar niet zo van overtuigd. De vraag is dan ook of het - zoals Doomernik stelde - inderdaad slechts een kwestie van tijd is. De rechtspositie van migranten is goed geregeld, zelforganisaties krijgen subsidie, moslimkinderen hun eigen Islamitische school en na verloop van tijd komt het wel goed. Kenneth Cuvalay van het Europees Anti Racisme Netwerk (EARN) vond dat Doomernik voorbijging aan racisme en discriminatie, zowel het alledaags racisme als het institutionele. In zijn inleiding kwam hij daarop terug.

Voor Doomernik, als wetenschapper, zijn deze begrippen echter moeilijk te hanteren. Hij constateerde dat er sprake is van uitsluiting en discriminatie, maar deze verschijnselen zijn niet te kwantificeren en als zodanig onbruikbaar om iets te zeggen over de mate van integratie. Maar beleidsmatig bieden ze wel aanknopingspunten om iets te doen aan gedragsverandering, bijvoorbeeld door inzet van instrumenten als de Wet gelijke behandeling.

Doomernik bestreed dan ook de paniekzaaierige toon van de media. Natuurlijk is er onrust en in sommige gevallen zelfs een explosieve situatie, maar hij zou niet het woord kernreactor of tijdbom in de mond nemen zoals zijn collega-inleider Zeki Arslan deed. Doomernik: "Als je de bulk van migranten bekijkt, als ik het zo oneerbiedig mag zeggen, dan zie je dat het emancipatieproces voortschrijdt met de generaties. Dan kun je daar de vraag bij stellen in hoeverre beleid daar überhaupt op van invloed is. Ik ben daar sceptisch over. Het beleid zou per saldo niet veel meer moeten doen dan faciliteiten bieden aan wat een natuurlijk proces is en daar niet teveel tegenin roeien. Nederland heeft het goed gedaan door de afgelopen decennia niet teveel te interveniëren, niet teveel proberen de beleidsdoelstellingen aan migrantengroepen op te dringen en het verblijfsrecht relatief rustig te houden. En niet, zoals in Duitsland, decennia lang roepen 'eigenlijk zijn we geen immigratieland en horen die mensen hier niet'. Nederland heeft daar een redelijk goede keuze gemaakt."

Volgens Doomernik had het in Nederland ook niet anders gekund. De Nederlandse traditie schreef in feite dwingend voor hoe gereageerd zou worden op de komst van migranten. "Er is herhaald wat al eerder was gedaan vanuit de verzuilingsgedachte."

Ontploffen

Alleen al de benaming die Zeki Arslan gebruikte voor het onderwerp van de lezersconferentie, illustreerde een andere benadering. Arslan die werkt bij Forum, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, sprak van het minderhedenvraagstuk. Naar zijn idee werd dat pas begin jaren negentig werkelijk ontdekt in Nederlandse beleidskringen, nadat duidelijk was geworden dat het via welzijnswerk en onderwijs gevoerde beleid tekortschoot. De wereld van de meerderheid en de wereld van de minderheden bleven gescheiden en regelmatig overleg met vertegenwoordigers van groepen minderheden leidde niet tot de gebruikelijke regulering via consultatie, compromis en consensus. Daardoor kwamen nieuwe groepen naar voren die niet mee wilden gaan in dit overheidsbeleid en de gemeenschappen in de richting van een orthodoxe islam en een conservatieve politiek trachtten te sturen. De Turkse organisatie Milli Görus - vertaald: Nationale Visie - is daar, volgens Arslan, een voorbeeld van. Bestuurd via Duitsland door Ankara wordt fundamentalisme gepredikt.

De balans die Arslan opmaakte, is dan ook niet bepaald optimistisch. In zijn ogen is de dreiging van een culturele en politieke confrontatie reëel. "Onder de Nederlandse samenleving ligt bij wijze van spreken een kernreactor die elk moment kan ontploffen."

Burgerrechten

Arslan wees op twee kwesties die met grote urgentie aangepakt moeten worden. De onderwijssegregatie en de sociale uitsluiting. Op beide terreinen is de afstand tussen minderheden en de autochtone bevolking vergroot.

Bijna 60 procent van de Turkse en Marokkaanse kinderen gaat naar een zogenoemde zwarte basisschool. Bovendien bestaan er in Nederland tachtig 'etnische scholen'. Dat zijn scholen die alleen worden bezocht door bijvoorbeeld Turken en Marokkanen. "Terwijl in de Verenigde Staten juist de zwarte beweging in de jaren vijftig de onderwijssegregatie aanviel en de emancipatorische functie van het onderwijs centraal stelde, kwamen de voorlieden van de Nederlandse minderhedenbeweging aanzetten met islamitische scholen.. Met een beroep op de onderwijsvrijheid werden jongens en meisjes gescheiden en voorbereid op een maatschappelijk bestaan zonder emancipatie."

Bij de tweede kwestie, uitsluiting, liet Arslan in het midden of deze bedoeld of onbedoeld zo hardnekkig blijft bestaan. Na jaren discussie moest hij constateren dat mensen uit minderheidsgroepen vrijwel afwezig zijn in representatieve functies. Juist het zichtbaar dragen van maatschappelijke verantwoordelijkheden achtte hij wezenlijk voor de emancipatie van minderheden. Maar deze zal, evenals in het verleden bij arbeiders, vrouwen en katholieken, niet in de eerste plaats totstandkomen door activiteiten van beleidsmakers. "Ook niet door het geïslamiseerde overleg. Daar staat emancipatie niet op de agenda. Daar worden andere groepen uitgesloten, zoals Irakezen, Somaliërs, Ghanezen, enzovoort. Minderheden moeten hun burgerrechten opeisen en via de organen van de rechtsstaat hun emancipatie bevechten: politieke partij, vakbond, ondernemingsraad en dergelijke."

Ziekelijke loyaliteit

Voor hij aan het slot van zijn betoog begon, kondigde Arslan aan allerlei mensen op de tenen te gaan staan. Dat was hem bij eerdere gelegenheden gebleken. "Minderheden moeten af van de ziekelijke loyaliteit aan de eigen cultuur." Deze stelling riep inderdaad felle commentaren op. "Dat is veel te generaliserend." "Dat is een reactie op de autochtone dominantie". "Dat geldt voor alle culturen."

Arslan bleek het volgende te bedoelen. Noch minderheden, noch progressief Nederland moeten de ogen sluiten voor reactionaire cultuuruitingen. Als voorbeelden noemde hij: 60 procent van de vrouwen in Blijf van mijn lijf huizen heeft een achtergrond als migrant, 75 procent van de Turkse en Marokkaanse huwelijkskandidaten halen hun zogenaamde onbedorven partner uit het vaderland, vrouwen worden geacht thuis te blijven, homoseksuelen worden gediscrimineerd. "Deze ontwikkelingen staan de emancipatie in de weg. Het debat daarover is niet gediend met wat ik noem 'verkeerde solidariteit', maar met een kritische gedachtewisseling. Voor een volwaardig burgerschap zijn zelfreinigend vermogen en culturele vernieuwing nodig."

Realiteit racisme

"De uitsluiting van minderheden komt door de machtsinstrumenten racisme en discriminatie." Zo opende Kenneth Cuvalay en reageerde hij gelijk op Doomernik en Arslan. Hij vond dat het onbenoemd laten van deze machtsmiddelen een ontkenning is van hoe zwarten en migranten belemmerd worden in hun ontwikkeling.

Cuvalay gaf daarvan een paar voorbeelden. Immigranten moeten hun in het buitenland behaalde diploma's opnieuw via examens verkrijgen. Op de werkplek maken kaderleden van EARN scheldpartijen en molestaties mee en merken ze dat stigmatisering vanwege huidskleur of afkomst veelvuldig voorkomt. Dat gebeurt ook bij de ontwikkeling van een loopbaan; zo worden hogere functies per definitie eerst gegeven aan witte Nederlanders. In het onderwijs illustreert het bestaan van zwarte scholen dat autochtone ouders niet graag hun kinderen op een school hebben met veel gekleurde leeftijdgenoten.

Dat het advies over het vervolgonderwijs heel vaak in de richting gaat van het praktische beroepsonderwijs, ondervond de collega van Cuvalay, Rita Mungra. Haar werd geadviseerd naar de huishoudschool te gaan. Dat deed ze niet. Ze ging naar de Mavo om vervolgens de Havo en het VWO af te ronden. Mungra zette dan ook grote vraagtekens bij de Cito-toets waarop een groot deel van die adviezen gebaseerd is. Houdt deze toets wel rekening met de belevingswereld van migrantenkinderen? Bij allerlei psychologische tests is allang vastgesteld dat migranten een ander referentiekader hebben.

Een ander lid van EARN, Jerry Chintoe, wees er op dat in het onderwijs te weinig verwerkt is dat de samenleving de afgelopen dertig jaar ingrijpend veranderd is. Als docent op de politieschool zag hij bijvoorbeeld dat niet ingegaan werd op gewoonten en gebruiken van migranten in Nederland. "Als politieagent krijg je beslist met de dood te maken. Maar de rituelen bij een begrafenis van Turken, Marokkanen, Surinamers, enzovoort zijn een gesloten boek."

Eigen cultuur

Tot slot haalde Cuvalay ook de woningmarkt en de rechtspraak aan. Voor veel autochtonen is de komst van allochtone bewoners in hun wijk nog steeds een reden om te verhuizen. Bovendien zijn er woningcorporaties die codes hebben voor de toewijzing van huizen aan gekleurde mensen. Uit de praktijk van de rechtspraak blijkt dat gekleurde mensen voor hetzelfde vergrijp en bij gelijke omstandigheden zwaarder gestraft worden dan autochtonen. Met als gevolg dat driekwart van de gevangenisbevolking bestaat uit niet blanke mensen. "Zitten ze daar omdat ze gesolliciteerd hebben?"

Na een opmerking uit de zaal dat migranten toch meer zijn dan slachtoffer en hun emancipatie ter hand nemen of dat in ieder geval proberen, gaf Cuvalay een toelichting op EARN als kritische groep binnen verschillende vakbonden. "Onze groep is ontstaan uit onvrede over de marginale aandacht voor en positie van migranten binnen de vakbeweging. De nota's suggereren veel, maar de praktijk is minder. Dus willen wij naar de oorzaken van sociale uitsluiting toe, zoals racisme, en ons niet beperken tot de symptomen. Daarbij is ons eerste emancipatiedoel een volwaardig vakbondslid zijn. En dat staat uiteraard in dienst van een brede emancipatie van zwarten en andere migranten."

Hoewel Cuvalay moeite heeft te bepalen wanneer een integratieproces voltooid is, is hij ervan overtuigd dat de blokkades niet in de eerste plaats bij migranten liggen. Vasthouden aan eigen taal en cultuur kan samengaan met een volwaardig burgerschap. Tenslotte kan en moet de eigen geschiedenis niet ontkend worden. Wanneer de uitoefening van burgerrechten een realiteit wordt, krijgt de herkomst van mensen een plaats. Wordt dat verhinderd, dan resteert de eigen cultuur als een min of meer veilige vluchthaven.

Explosief

In het slotdebat wilde Doomernik, na een paar commentaren uit de zaal, de indruk wegnemen enthousiast te zijn over het overheidsbeleid. Hij had slechts met een paar internationale vergelijkingen willen aangeven dat de Nederlandse ontwikkeling er niet slecht vanaf kwam. Dat gold echter niet voor het asielbeleid van de laatste jaren. Juist door de nadruk op de integratie, is dat zeer restrictief geworden. Immers, elke keer als in het integratieproces een stap gemaakt leek te zijn, haalde - in de ogen van de overheid - een nieuwe stroom asielzoekers dat weer onderuit.

Arslan had er zin in nog een steen in de vijver te gooien. Hij pleitte voor verblijfsrecht onder voorwaarden. Binnen vijf jaar dienen asielzoekers en migranten op de kernterreinen van Doomernik, plus beheersing van de Nederlandse taal, tot een volwaardige deelname aan de maatschappij te komen. Daartoe biedt de overheid alle faciliteiten, en dat is heel wat meer dan de huidige, naar zijn mening, halfzachte inburgeringprogramma's. Dat leek hem de enige manier om op langere termijn een beleid te voeren dat aan de ene kant ruim openstaat voor nieuwkomers en aan de andere kant erkent dat onbeperkte toelating onmogelijk is. Deze steen bracht Cuvalay tot de verzuchting dat de situatie inderdaad explosief is.

Hans Boot, Marie-Louise Sanders, Herre de Vries

Het forum, foto Gusta Lebbink (94 kb)

Jeroen Doomernik, foto Gusta Lebbink (71 kb)

Zeki Arslan, foto Gusta Lebbink (20 kb)

Kenneth Cuvalay, foto Gusta Lebbink (29 kb)