nr. 111
feb 2003

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Verborgen en vergeten geschiedenis - Theo Thijssen en Jan Ligthart

Sociaal bewogen schoolmeesters

Elke schooldag wandelen er kinderen van de Theo Thijssenschool in de Anjeliersstraat in Amsterdam naar het nabijgelegen Jan Ligtharthuis aan de Lindengracht, waar de naschoolse opvang is gevestigd. De leerlingen van de basisschool verbinden zo twee beroemde Jordaners. Thijssen en Ligthart verschillen twintig jaar in leeftijd, maar hebben veel gemeen. Beiden stelden hun jeugdherinneringen te boek. Het is aangename, strelende lectuur dat een nostalgisch verlangen oproept naar dat verre verleden in de negentiende eeuw. Dat neemt niet weg dat de jongens in armoede in de Jordaan opgroeiden.

Door de inzet van de ouders (vooral de moeder), leergierigheid en wat geluk brachten zij het tot onderwijzer. Het was één van de weinige beroepen die binnen hun gezichtsveld lagen en waarmee zij stegen op de maatschappelijke ladder. Als schoolmeester (maar veel meer dan dat) konden zij het verleden aan hun werkzaam leven koppelen: de liefde voor en de emancipatie van arbeiderskinderen, fantastische boeken voor en over kinderen, maatschappijhervorming en onderwijsvernieuwing.

Straatjongen

Tegenwoordig ziet de Jordaan er met zijn nauwe straatjes, vele cafés, restaurants, exotische winkeltjes en opgeknapte woningen schilderachtig uit. In Ligtharts tijd was dat anders. Jan Ligthart erkent dat de namen van de straten en grachten de indruk wekken dat je in een lusthof leeft: "Alles spreekt van bloemen en boomen. De Palmgracht, de Goudsbloemstraat, de Lindengracht, de Anjeliersstraat, de Tuinstraat en de Eglantiersgracht, de Leliestraat en de Bloemgracht, de Laurier- en zelfs de Rozenstraat. Het geurt en kleurt er om u heen. Daar zoudt ge willen wonen. Onder de palmen, tusschen de rozen."

Maar schijn bedriegt. De werkelijkheid was minder fraai: "Op de Lindengracht was mijn eerste school, en het stonk er. Op de Bloemgracht mijn tweede, en het stonk er ook. Op de Eglantiersgracht woonden we, en het stonk er afgrijselijk. Geen wonder: de gracht was zoo iets als een groep voor het menschelijk vee, alle emmers met excrementen uit de heele buurt werden er avond aan avond in leeggestort. Die schonken daar hun geuren aan les jardins. Zoo leefden we daar tusschen rozen en anjelieren. Ik weet nog, dat er een cholera-epidemie heerschte."

Ligthart die in 1859 op de Prinsengracht 68 werd geboren, heeft toch goede herinneringen aan zijn leven als straatjongen: "De straat. Dat was het terrein onzer zelfopvoeding. Daar kwamen onze krachten los, geestelijke en lichamelijke. Daar wisten we niet van landkaarten of andere vervelendheden, daar knelde ons geen schoolbank en kwelde ons geen schoolmeester, daar hadden Vaders paedagogische handgrepen geen vat op ons, daar waren we vrij. Het is verwonderlijk, hoe een vuil stuk dwarsstraat en een brok 'gracht' naast een altijd stinkend water zooveel heerlijkheden kunnen bevatten."

De straatjongen werd een beroemde pedagoog die samen met H. Scheepstra de schepper werd van de leesleerboekjes over Ot en Sien. Toch bleef Ligthart zich innerlijk altijd een straatjongen voelen: "Hij, de vrijbuitende, zwerfgrage schavuit, hij leeft nog in me. Hij, de altijd langs en over gevaarlijke kantjes gaande, de vrijheidminner en vrijheidgunner, hij behoedt me voor gezaggerij. Zoodra ik, verantwoordelijk, braaf, ernstig paedagoog, dreig te ontaarden in versteening, komt hij te voorschijn, drijft den spot met gewichtighedens, en zegt me met de brutaalste oprechtheid, dat al die deftigheid maar larie is, dat ik er niets van meen, en dat alle anderen in 't diepst van hun ziel er ook niets van meenen. En zoo zorgt hij - meester/opvoeder - dat de paedagoog niet in baasspelerij ten onder gaat."

Ligthart heeft op vele terreinen bijgedragen aan de onderwijsvernieuwing. Hij was doordrongen van het klassenkarakter van het lager onderwijs. Het was hem een doorn in het oog dat schoolboeken en methodiek nauwelijks aansloten bij de praktische behoeften van het arbeiderskind. Ligtharts werk en zijn Jeugdherinneringen uit 1913 werden zo'n groot succes dat zelfs koningin Wilhelmina Ligtharts school in Den Haag bezocht. Hij was hoofd van de Openbare School voor Onvermogenden in de Tullinghstraat van 1885 tot zijn dood in 1916. De koningin wilde graag dat hij onderwijs verzorgde voor de jonge prinses Juliana. Bij een wandeling raakte Ligthart te water en verdronk hij. De laatste jaren van zijn leven was hij vaak ziek en somber gestemd. Het kostte hem moeite zijn hooggestemde idealen te verzoenen met de onmenselijke wereldoorlog.

Schrijver

Theo Thijssen, in 1879 geboren in de Eerste Leliedwarsstraat 16, herinnert zich: "Onze ouders waren nogal gul met verlof om op straat te spelen; de mededeling dat 'de anderen' al op straat waren was meestal voldoende om moeder te doen zeggen: 'Nou, vooruit dan maar, zwervers!' Maar eens hebben we 'n dag of wat thuis moeten blijven: er werd op straat geschoten door de soldaten. De slager uit de straat was dood thuisgebracht; hij was nog komen vragen of vader mee ging kijken, er waren relletjes op de Lindengracht, met palingtrekken, maar vader wou niet mee gelukkig, en een half uur later was de slager dood."

Het is een verwijzing naar het Palingoproer van 1886. Bij die gelegenheid werden 26 mensen door politie en militairen gedood, de mensen stonden met de rode vlag op de barricades. Deze opstand herinnerde tijdgenoten aan de Commune te Parijs vijftien jaar daarvoor.

In het begin van de twintigste eeuw trokken Ligthart en Thijssen enige tijd met elkaar op. In 1901 verscheen Theo Thijssens eerste bijdrage aan het blad School en Leven van Jan Ligthart. Thijssen schreef met name kritische recensies over kinderboeken. Met zijn tijdschrift leverde Ligthart een geheel eigen bijdrage aan de politieke bewustwording van een jongere generatie onderwijzers, zowel sociaal-democratisch als christenanarchistisch georiënteerd.

In 1905 richtte Thijssen met kweekschoolvriend Piet Bol De Nieuwe School op, waarin Thijssen tot 1917 zijn mening over pedagogische vraagstukken ten beste gaf. In 1908 verscheen zijn eerste roman, Barend Wels, over een krampachtige, ordehoudende, beginnende onderwijzer. Een jaar later Jongensdagen, een kinderboek waarin hij veel eigen herinneringen verwerkte. In de jaren twintig publiceerde Thijssen zijn bekendste nog steeds veel gelezen boeken: Kees de jongen (1923), Schoolland (1925), De gelukkige klas (1926) en Het grijze kind (1927). Ook Het taaie ongerief (1932), een vermakelijk boek over hoe ongelukkig je je als kind kunt voelen in sommige kledingstukken, trekt nog steeds een groot publiek. Naar aanleiding van deze roman luisterden honderden mensen op de Theo Thijssenschool op zaterdagmiddag 31 augustus 2002 naar verhalen over het 'kledingleed' van bekende schrijvers. De bezoekers konden in de klaslokalen kwellende kledingstukken van de leerlingen van de school bekijken. De leerlingen hadden er een verhaaltje bijgeschreven, in sommigen stak zeker een Theo Thijssen in spe. Burgemeester Cohen die de bijeenkomst afsloot, was de enige aan wie de kledingmisère was voorbijgegaan. Zijn moeder had hem altijd keurig en vlot in de kleren gestoken. Niettemin bleek de burgemeester de klassiekers van Theo Thijssen uit zijn hoofd te kennen.

Vakbeweging

De onderwijsvernieuwers Jan Ligthart en Theo Thijssen waren actief in de vakbeweging. Ligthart in het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap en Thijssen in de Bond van Nederlandsche Onderwijzers. Beiden stonden voor de traditionele dubbele doelstelling van de onderwijsvakbeweging: de inzet voor zowel de verbetering van de arbeidsvoorwaarden en de positie van de leerkracht als de kwaliteit van het onderwijs. Thijssen redigeerde 25 jaar lang voor de vakorganisatie het bondsblad De Bode. In 1921 zei Thijssen met leedwezen het onderwijzerschap vaarwel om aan de slag te gaan als bezoldigd vakbondsbestuurder. In de jaren dertig zat hij bovendien enige tijd voor de Sociaal Democratische Arbeiders Partij in zowel de Tweede Kamer als de gemeenteraad van Amsterdam. Na de Februaristaking in 1941 werd de 61-jarige Theo Thijssen door de Duitsers gearresteerd. Hij werd zes weken gevangen gehouden in het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. Thijssen overleed op 12 december 1943. In 1995 werd zijn geboortehuis in de Eerste Leliedwarsstraat ingericht als museum. Vanuit café Thijssen op de hoek van de Lindengracht en de Brouwersgracht kijken de gasten uit op een mooi bronzen standbeeld ter herinnering aan Theo Thijssen; een schoolmeester half op een schoolbank zittend buigt zich over leerling Kees de jongen.

Theo Thijssens beroemde romanheld Kees de jongen leeft niet alleen voort in het boek met dezelfde naam, maar ook in de jongens èn meisjes die tegenwoordig in de Jordaan, nu tussen de auto's door, op straat rennen en spelen.

"Voor Kees was de zwembadpas een geluk in 't leven. Als-ie soms een verre boodschap moest, en als een onbeduidende jongen langs de gracht sukkelde, dan begon-ie inééns aan de zwembadpas; en waarachtig, hij zag zich nagekeken door menigeen. (...)
Opeens bleef z'n moeder staan. 'Wat mankeert je nou', vroeg ze wreed. Hij zei van niets, en ze gingen verder; Kees kalmpjes baaivangend eerst; maar al gauw werden z'n bewegingen weer opzienbarend; en de moeder gebood: 'Doe toch niet zo mal met je armen. Je lijkt wel een ongelukkige jongen. Kan je nou de enige keer, dat j'es met me bij de weg loopt, je fatsoen niet houen?'"
(uit: Theo Thijssen, Kees de jongen
)

Harry Peer

Literatuur:
- J. Ligthart, Jeugdherinneringen. Groningen, 1913.
- T. Thijssen, In den ochtend van het leven. Jeugdherinneringen. Bussum, 1941.
- B. Lubberhuizen, Theo Thijssen. Een beeld van zijn leven. 1996.
- Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland. Deel 7 (red. P.J. Meertens e.a.). Amsterdam, 1998. Met een levensschets van Barbara de Jong over Ligthart en Peter-Paul de Baar over Thijssen.
- R. Meijer e.a., De Jordaan gaat nooit verloren. Amsterdam, 1997.

Ga naar afbeeldingStandbeeld van Theo Thijssen (120 kb)