nr. 111 feb 2003 |
Solidariteit
Recht en Arbeid - hinderen mag nietBurgerlijk recht maakt niet vrolijk
Het verhaal begint als het Amsterdamse havenbedrijf Cornelder zijn eigen faillissement aanvraagt. De rechtbank benoemt op 17 december 2002 een curator die vanaf dat moment de zaken runt. Hij maakt afspraken met de schuldeisers en probeert kopers te vinden voor delen van het overslagbedrijf. Voor de 43 werknemers begint een onzekere tijd. Op vrijdag 3 januari 2003 wordt een deel van de failliete boedel aan de eenmanszaak Luder Vollers verkocht. Vollers biedt vijftien werknemers een arbeidsovereenkomst aan. Deze groep zit klem. Weigeren kan niet, dat zou ten koste gaan van het recht op een werkloosheidsuitkering. De voorgelegde arbeidsvoorwaarden, waaronder een aanzienlijk loonverlies, moeten dus worden geslikt. De overige 28 kunnen naar het Centrum Werk en Inkomen. Zonder enige afvloeiingsregeling staat deze groep WW te wachten. GevoelensWoensdagavond 8 januari 2003 gaat een deel van de groep die geen baan is aangeboden, maar op dat moment nog geen ontslagbrief heeft gekregen, naar het bedrijf voor een gesprek. Voor de kade ligt het schip Cornflower, varend onder de vlag van Malta, met een lading cacaobonen. De werknemers die met het lossen bezig zijn, staken het werk en een gesprek volgt. De volgende ochtend herhaalt zich dat, de werknemers met een arbeidscontract bij Vollers werken opnieuw niet. Luder Vollers, de koper, gaat onmiddellijk over tot juridische actie. Een kort geding dient vrijdags om 11.00 uur. De dagvaardingen zijn de avond ervoor afgegeven. Geëist wordt dat de ex-werknemers ophouden met "het hinderen" van de bedrijfsvoering. Gedreigd wordt de schade te verhalen op de gedaagden. De curator kan de gevoelens van de werknemers volgen. Hij schrijft een verklaring die in het kort geding is gebracht: "Samenvatting. Door de verkoop aan Vollers is behoud van werkgelegenheid gerealiseerd. De curator meent echter dat voor de ontslagen personeelsleden, veelal kostwinners, sprake is van een bijzonder wrange situatie. Gelet op de historie van de onderneming is het begrijpelijk dat bij veel werknemers de gedachte leeft dat de beide concerns (zo niet juridisch, dan toch moreel) gehouden zijn een sociaal plan te bekostigen." RechtsregelsOver de gevoelens van werknemers is niet zoveel te lezen in het Burgerlijk Wetboek. Voor de president van de Amsterdamse rechtbank is dit kort geding dan ook een eitje. Deze ex-werknemers hebben niks te zoeken op het bedrijfsterrein van Vollers. Het gegeven dat zij vele jaren op die plek hebben gewerkt, telt niet. Het feit dat zij ook ná 17 december 2002 gewoon aan het werk zijn gebleven om een doorstart mogelijk te maken, telt niet. Dat de werknemers geen schuld dragen aan de ontstane situatie, ook dat telt niet. In de verklaring van de curator is te lezen hoe het tot een faillissement is gekomen: "Van de beoogde samenwerking tussen de beide vennoten is weinig gekomen; de beide vennoten lijken er niet in te zijn geslaagd om daarvoor een vruchtbare basis te vinden." En over het faillissement zelf schrijft de curator: "De gevoerde besprekingen werden in ernstige mate bemoeilijkt door de weinig transparante situatie tussen beide vennoten en de respectieve concerns waar deze vennoten toe behoren (...)." Er was dus ruzie in de directie en de gekozen juridische structuur gaf de curator aanleiding om "onderzoek te doen naar onrechtmatig handelen van de aandeelhouders". Maar desalniettemin, het blijft einde verhaal, het bedrijf is failliet. Deze uitkomst is wrang, maar juridisch volkomen juist. Burgerlijk recht gaat over burgerlijke rechtsverhoudingen, over eigendomsrechten, koop en verkoop. In die burgerlijke verhoudingen is slechts relevant dat het de vrije arbeider vrij staat zijn arbeidskracht te verkopen voor de duur dat daarvan gebruik gemaakt kan worden. Er zijn geen speciale wetten die het afdanken bij gebrek aan middelen verbiedt. Ook is er geen speciale wet die kopers van bedrijven gebiedt rekening te houden met de arbeider en niet slechts met de arbeidskracht die hij bezit. De plek van de afgedankte arbeider is buiten de poort. Een ander recht biedt het burgerlijk recht niet. Pim Fischer |