nr. 0
mar 1983

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Uitkeringsgerechtigden, een vakbondszaak

HET MASKER VALT

De huidige regering Lubbers/Van Aardenne houdt niet van halve maatregelen; de lasten van de kapitalistische krisis dienen afgewenteld te worden op de slachtoffers in plaats van op de veroorzakers ervan. Zij heeft het daarbij in het bijzonder, gemunt op de minst draagkrachtigen, de werklozen, de AOW-, WAO- en bijstandstrekkers en alle anderen die een uitkering 'genieten'. Zij zijn nu eenmaal de meest weerlozen, zij missen immers het wapen van de staking, zij zijn immers onmachtig, meent men. Krisis of geen krisis, werkloosheid of niet, de winst moet veilig gesteld worden, het koste wat het kost. Het heilige evangelie heet profijtbeginsel. Het wapen zij de botte bijl. Evenals Colijn c.s. in de dertigerjaren toont ook deze regering op duidelijke wijze haar klassekarakter.

DE VAKBEWEGING

Hoe reageert nu de vakbeweging op deze tot dusver ongekende aanvallen op het levenspeil van de minst draagkrachtigen? Het is ongetwijfeld een vooruitgang dat men bij de meeste bonden niet alleen als niet-werkende lid kan blijven, maar ook dat men als werkloze zich nog als lid kan laten inschrijven. Wat de individuele hulp betreft zal men als regel weinig klachten hebben, doch wanneer het gaat om de behartiging van de algemene belangen, kan men hierbij nog wel een vraagteken plaatsen. Interessant is in dit verband het door de FNV-vertegenwoordigsters Titia Bos en Fietje Vaas samengestelde onderzoeksver slag: Verwachtingen uitkeringsgerechtigden ten aanzien van de FNV (A'dam, aug. 1982; verkrijgbaar bij de FNV).

Uit dit verslag:

* "Ook ten aanzien van de FNV-beleidsbepaling gaan de bevoegdheden van de WAO-ers niet verder dan adviserend."

* "Voor WW-ers is geen eigen organisatiestruktuur ontwikkeld."

Enkele uitspraken van geënketeerden:

* "Na de bedrijfssluiting gaat voor de bond het doek dicht", zegt iemand.

* Een ander meent "dat de werkenden nog steeds de dienst uitmaken" in de bond.

* De FNV moet, volgens ettelijke ondervraagden, sneller en scherper tegen de verslechteringen optreden. Intussen heb ook ik, als aktivist in de uitkeringsgerechtigdengroep, zowel binnen als buiten de bond, mijn ervaringen opgedaan. Ik wil trachten aan de hand van het volgende de diskussie over dit onderwerp te openen.

HET BEGIN

Begin 1981 werd door de FNV een sekretariaat Uitkeringsgerechtigden (U.g.) in het leven geroepen; het kreeg slechts een adviserende stem. Er kwam ook een WAO-apparaat; in enkele plaatsen werd individuele hulp verleend. Verder organiseerde men kursussen, praatmiddagen en plezierreisjes. Enige organisatie van werkloze vakbondsleden ontbrak geheel; hetzelfde geldt voor AOW-ers.

De Dienstenbond pakte het anders en beter aan. Hij organiseerde een ledengroep-U.g. en trachtte daarmee de AOW-ers, WAO-ers, WW-ers en andere uitkeringstrekkers onder één noemer te brengen. Dat alles lukte min of meer, doch aktiviteiten bleven uit. Uitzonderingen daarop waren o.a. de afdelingen Twente en Den Haag. Bij deze laatste was ik betrokken. Dientengevolge ben ik in staat iets meer over deze afdelingsgroep te vertellen.

EEN VOORBEELD

Ondanks de getoonde onverschilligheid - om het zacht uit te drukken - van het Haagse afdelingsbestuur en van de 'begeleidende' bezoldigde distriktsbestuurder zag onze groep kans enkele belangrijke aktiviteiten te ontwikkelen. Dit, terwijl de door ons aangeboden samenwerking met de FNV-groep WAO-ers bot werd afgewezen (even later lag deze FNV-groep op zijn kont). Op eigen kracht aangewezen lukte het de Diensten-bondsgroep-U.g. toch sukces te boeken. Zo had zij, in samenwerking met de ledengroep van het GAK, een belangrijk aandeel in de nieuwe vestiging van het GAK-kantoor in Rijswijk. Dit werd tenslotte gevestigd op een plaats die gemakkelijk bereikbaar was voor zieken en gehandikapten. Zij ondersteunde verschillende demonstraties, o.a. die van de Cosbo - het overkoepelend orgaan van de ouderenbonden - op het Binnenhof in het voorjaar van 1982.

Voor de FNV-protestvergadering in het Circustheater in Scheveningen op 21 juli 1982 nam zij - alleen de U.g.-groep van de Dienstenbond en zij alleen! - de propaganda in Den Haag ter hand. Eén der leden maakte de lay-out voor een mooie affiche, twee anderen werkten een dag en nacht achter elkaar door om er zeefdrukken van te maken, weer anderen trokken de stad door met een geluidswagen en deelden pamfletten uit op de markt en huis aan huis. Dit alles gebeurde weliswaar onder leiding van de FNV, maar het veldwerk werd door de U.g.-groep verricht.

Ik haal dit voorbeeld aan om aan te tonen dat het zelfs zonder enige hulp van vakbondsinstanties mogelijk is om als U.g.-ledengroep aktiviteiten te ontwikkelen. Het is echter zeer moeilijk, gezien de instelling van de vakbeweging ten opzichte van het vraagstuk en het gebrek aan stimulering, zowel vanuit de top van de FNV als van de bonden.

LANDELIJK BELEID

Ongetwijfeld komt de Dienstenbond lof toe voor het feit dat hij als enige bond een poging gedaan heeft om een vorm van landelijk beleid op te zetten. Het is echter wel bij een pogen of, zo men wil, bij een organisatie op papier gebleven. Er is een zogenaamd landelijk beraad samengesteld, geleid of 'begeleid' door een bondsbestuurder. In talloze vergaderingen werden en worden allerlei vraagstukken aan de orde gesteld, maar tot een positief aktiviteitenprogramma is het tot dusverre, na anderhalf jaar, nog niet gekomen. Het landelijk groepsbestuur werd tenslotte een praatkollege. Toen werd de bondsbestuurder vervangen door een bezoldigde van lagere orde; de minister werd vervangen door een hoge ambtenaar. Deze zou de puntjes op de i zetten. Een werkplan voor 1983 moest er komen. Uit het landelijk beraad werd een komitee gekozen ter voorbereiding ervan. Als gevolg van uitstellen werd het tenslotte afstellen van vergaderen. Het werkplan 1983 zal er wel nooit komen. Toch zullen we, als uitkeringsgerechtigden binnen de FNV, aan de slag moeten.

VOORSTEL OM DE ZAAK AAN TE PAKKEN

Intussen had ik, als lid van het ingestelde werkkomitee, mijn huiswerk gemaakt. Uit dit diskussiestuk moge ik hier een uittreksel maken.

Allereerst dient de FNV zich tot de verschillende bonden te wenden om ons, U.g., duidelijk te maken dat wij - tot welke bond wij ook behoren - allen in hetzelfde schuitje zitten en met dezelfde regering te maken hebben. Uitgaande van gemeenschappelijke belangen zullen wij organisatorisch tot een samenwerkingsverband moeten komen. Dit kan, binnen de bond, op verschillende manieren.

Men kan elkaar over en weer informeren over elkaars aktiviteiten en moeilijkheden. Dit zou kunnen door een landelijk informatiebulletin, een blad waarin iedere afdelings(distrikts)groep haar ervaringen, methoden, sukcessen, moeilijkheden of grieven naar voren brengt. Kortom, een inzicht geeft in de gang van zaken, opdat andere afdelingen daar hun voordeel mee kunnen doen.

Een methode die ook haar vruchten zal kunnen afwerpen, is om als afgevaardigden van een afdeling bij een andere op bezoek te gaan. Bijv. een afdeling die met moeilijkheden kampt, nodigt leden van een aktievere groep uit om op deze wijze over en weer ervaringen uit te wisselen, eventueel om elkaar steun te geven.

Een andere mogelijkheid is een funktionaris van een goed reilende afdeling een bepaalde tijd aan de vergaderingen, zo nodig aan de werkzaamheden van de 'hulpbehoevende' afdeling te doen deelnemen. Ieder geval kan apart bekeken worden; waarom het gaat is dat men elkaar steun verleent bij de opbouw van een afdeling. Een informatiebulletin zal hierin van grote waarde zijn, hetzij als apart geschrift, hetzij als deel van de Bondskrant. Ook binnen de FNV loopt alles niet even vlot, zoals men uit het voorgaande heeft kunnen merken. De vraag rijst of de Dienstenbond, die per slot van rekening al iets dat op organisatie lijkt, tot stand heeft gebracht, 'het voortouw' zou moeten nemen door met verschillende bonden kontakt te zoeken. Dit zou kunnen met iedere bond afzonderlijk of ook met de verschillende bonden tegelijkertijd. Zo bestaat er bij de Voedingsbond een landelijke kommissie WAO en zitten er ook U.g. in het bestuur, terwijl bij Druk en Papier een landelijke advieskommissie in oprichting is. Dit zouden de eerste aanknopingspun-ten kunnen zijn.

SAMENWERKING BUITEN FNV- EN BUITEN BONDSVERBAND

Het meest voor de hand liggende zou zijn dat de FNV-leiding hiertoe het initiatief neemt; hetzelfde geldt voor de verschillende bonden. In menig opzicht staat vast dat men zal slagen; immers, vele komitees stellen zich op als pressiegroepen voor de vakbewe-ging, ik denk in dit verband bijv. aan het landelijk WAO-beraad. Dus wat is gemakkelijker dan met deze instanties samenwerking te verkrijgen. Ook met de verschillende andere organisaties zoals Cosbo enz. moet op bepaalde punten gezamenlijk optreden mogelijk zijn. Evenzeer is samenwerking aan de basis mogelijk. In verschillende plaatsen gebeurt dat reeds; Den Haag en Twente zijn al genoemd. Waarop het aankomt is echter dat de krachten gebundeld worden. Hierbij zou het initiatief van de vakbeweging moeten uitgaan.

SAMENWERKINGSVERBAND TUSSEN WERKENDEN EN NIET-WERKENDEN

De scheidslijn tussen werkenden en niet-werkenden -aangewakkerd door de tegenstander- loopt zowel binnen als buiten de bonden. Van het allergrootste belang voor de strijd is echter samengaan. Men komt er niet met simpelweg een verbaal beroep te doen op de 'solidariteit'; dit blijft daardoor slechts een woord, wordt geen levend begrip. Men komt er ook niet door er alleen maar op te wijzen dat de werkenden van heden de uitgestotenen van morgen kunnen zijn. Werkelijke solidariteit kan slechts verkregen worden door samenwerking in de praktijk. In de harde, dagelijkse strijd. (De bevriezing der lonen en de gelijkertijd doorgevoerde verslechteringen in de uitkeringen, de akties van ambtenaren, treinpersoneel en onderwijzers hadden een dergelijk samengaan met de U.g. kunnen bewerkstelligen. De vakbeweging heeft hier haar mogelijkheden niet benut).

Noodzakelijk is het ook dat de U.g. zich niet van de vraagstukken der werkenden, in het biezonder van die in hun eigen beroep en in hun bond, laten vervreemden. Men kan zich dienstbaar maken bij het verspreiden van manifesten en dergelijke; men beschikt immers over meer tijd. Ongetwijfeld zijn er nog meer mogelijkheden voor samenwerking en ondersteuning; de praktijk zal dat uitwijzen.

DE VAKBONDSTOP

De vraag dient gesteld te worden hoe het toch komt dat de vakbondstop in deze vrijwel verstek laat gaan. Dikwijls wordt aangevoerd dat de tijd ontbreekt. Of man-/vrouwkracht. Of dat de financiën onvoldoende zijn.

Ik geloof dat de oorzaken dieper liggen. Vanaf het einde van de oorlog tot ongeveer 1970 hebben we -globaal genomen- niet anders dan een opgaande konjunktuur gekend. De voortdurende stijging van de produktiviteit maakte het immers gemakkelijk om de werkenden een graantje van de welvaart te laten meepikken. De ondernemer gaf liever wat toe dan het, bij gebrek aan arbeidskrachten, op een botsing te laten aankomen. De CAO-onderhandelaar kon altijd wel met een groter of kleiner resultaat bij zijn leden aankomen. Wij als leden of kader akcepteerden dat maar. We hadden er immers weer wat bij gekregen!

Maar nu verkeren we in een neergaande lijn, een diepe krisis. En hierop geeft het CAO-boekje geen antwoord; nu zit men met de handen in het haar en hoopt maar dat het tij gauw zal keren, dan kunnen de oude wegen weer bewandeld worden. Die hoop zou wel eens ijdel kunnen blijken. Zegt niet Cor Inja in de Vakbondskrant van 6 januari j.l. dat het welvaartsnivo wel eens zou kunnen dalen tot dat gelijk aan de vijftiger jaren? Waarom niet tot het nivo van de dertiger jaren? Hebben we dat, relatief gezien, misschien niet reeds bereikt? De krisis werkt politiek afglijden in de hand, zegt hij. Zo is het; in Duitsland waren het voor een groot deel de ontgoochelde arbeiders die de WA-terreurgroepen vormden, en ook in Nederland had die tendens zich al aardig ingezet. De oorlog verhinderde dat het zich doorzette.

Maar ook de leiding van de vakbeweging dient voorzichtig te zijn. Om weer met Inja te spreken: "De vakbeweging mag zich daarbij niet aan de kant van de sterksten scharen, het zou haar deformeren tot een reaktionaire belangenorganisatie." Inderdaad, dat is een hemelsgroot gevaar. Waartoe dat in de 30-er en 40-er jaren heeft geleid, weet eenieder die de geschiedenis van de vakbeweging kent.

Ik heb getracht een veelomvattend vraagstuk in een betrekkelijk korte vorm te behandelen. Het doel is dat er een brede diskussie over ontstaat. En dat de vakbewegingstop de signalen vanuit het werkende en niet-werkende deel van de bevolking beter gaat begrijpen. En dat zij duidelijker en krachtiger partij kiest.

Toon Dekkers

Cartoon bij artikel Uitkeringsgerechtigden (11 Kb)Cartoon (11 Kb)