nr. 0
mar 1983

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

OLLIE B. ALBEDA

Jammer, Albeda geen minister van sociale zaken. Verdomd jammer, echt waar. Waarom? Zal ik je vertellen. Laatst, op een mooie zondagmiddag ben ik naar de kerk geweest. Ja, echt naar de kerk. Weet je wie daar sprak? Juist, de heer Albeda. Als een uit de kluiten gewassen soort Ollie B. Bommel kwam de nieuwe 'verlosser' de mensen uitleggen hoe we uit de krisis kunnen komen. Dat is helemaal niet moeilijk, hoor. Het is juist hartstikke simpel. Weet je wat je doen moet?

Ten eerste: de mensen die in de WW of de WAO zitten, voortaan niet meer met je nek aankijken. Ik dacht in m'n domme onschuld dat christenen nooit mensen met hun nek mochten aankijken, maar goed, het kan ook geen kwaad om ze daar nog eens aan te herinneren. Je weet trouwens nooit of er niet de een of andere heiden tussen je hoorders zit. Nou, als we dus geakcepteerd hebben dat een fors aantal mensen geen werk meer heeft, dan hoef je je daar verder niet zo druk meer om te maken of te zoeken naar oplossingen voor het probleem van de werkloosheid.

Ten tweede: wat is werk? Voorzitter wezen van de hengelklup? Oude vrouwen helpen met het dragen van de boodschappen? Goeie vraag! Waar heb ik zoiets al eerder gelezen? In Fijn is Anders? Sorry, meneer Groenevelt heeft liever dat we daar niet meer over praten. Juliana heeft het er ook wel eens over gehad, heb ik begrepen.

M'n buurman was er ook geweest, bij meneer Albeda bedoel ik. We hadden het daarover en die buurman vond het een goed verhaal. Hij zat alleen nog niet het probleem: wie moet dat allemaal betalen? "Wat betalen", vroeg ik. "Nou", zei hij weer, "al die voorzitters van al die visklups zullen niet alleen maar vis eten. Op z'n minst zullen ze er een boterham onder willen." "Dat is toch logisch", vond ik. "Ten eerste moeten we allemaal nog een stapje achteruit en de rest moet worden opgebracht door dat deel van de natie dat nog in loondienst is. Solidariteit, weet je wel?" "Ja, maar toch", bleef-ie doorzeuren, "Albeda zei ook dat het deel van de mensen dat in de toekomst nog produktie is, betrekkelijk klein zal wezen. Dat houdt dan weer in dat die mensen een ontzettend hoog bruto loon moeten verdienen." "Dat klopt", zei ik. "En wie moet dat dan betalen?" "Hun baas natuurlijk." "Die zal dan gegarandeerd proberen nog verder te automatiseren en zo nog meer banen afbreken." "Jeetje, zou het?" Ik schrok daar toch wel van. "Ja", zei m'n buurman, "je kan het leuk vinden of niet, maar in deze maatschappij zijn bedrijven opgericht om er geld mee te verdienen en niet om er de gemeenschap mee te dienen." "Hmmm ..." "Je moet dus nog maar eens nadenken over de konsekwenties van dat mooie CDA-verhaal van Albeda." "Nou goed, maar Albeda heeft het alleen maar gehad over de sociale menselijke aspekten en niet over de materie." "Gelul, jongen. De tijd van de zendingsarbeid is voorbij. Iemand die honger lijdt, geef je niet meer alleen maar een bijbel. Je moet werken aan z'n toekomst, zodat-ie geen honger meer hóeft te hebben. Met andere woorden: je moet minstens aangeven hoe je de mooie ideeën van meneer Albeda hard kunt maken." "Da's waar." En daar had-ie ook gelijk in. Maar hij liet niet los. "Voel je ook waar je dan terecht komt?" "Je zult aan deze maatschappij dus heel wat moeten veranderen." "Krek zo. Met name moet je wat gaan doen aan wat er gebeurt niet de geldstromen, de investeringen, de beslissingen over wat er wel en wat er niet geproduceerd gaat worden." "Maar dat riekt naar kommunisme." "Vraag dat maar aan Albeda."

W.J. de Rijmer Pzn.