nr. 0
mar 1983

welkom
edities
inhoud

Solidariteit

Redaktioneel

Inleveren levert niets op

Meer dan ooit wordt het beleid van de vakbeweging bepaald door de bereidheid te betalen voor het herstel van de ekonomie. Na een koopkrachtdaling van 5 tot 8% in 1980/1982 lijkt 1983 uitgeroepen te zijn tot het jaar van het grote inleveren. In een met veel tam tam begeleid akkoord in de Stichting van de Arbeid wordt de toch al uitgeholde prijskompensatie aangeboden voor een geleidelijk in te voeren arbeidstijdverkorting. Met nieuwe arbeidsplaatsen als beloning. Bijvoorbeeld bij Fokker is dat al heel anders uitgepakt. Zeven roostervrije dagen, 1100 gedwongen ontslagen en 150 funkties weg via natuurlijk verloop. Voor het 'behoud' van zo'n 80 banen leveren 9300 mensen hun prijskompensatie van 2,35% en winstuitkering van 5% in.

Voor het overheidspersoneel en trendvolgers is het resultaat van de diepe kniebuiging van de ABVA/KABO voor Rietkerk niet veel beter (zie hiervoor het thema van dit 0-nummer "Bevriezing door de overheid"). Overigens heeft ook Frans Drabbe al toegegeven dat het Stichtingsakkoord geen sukces is. En dat er harde akties nodig zijn, maar ... zonder het akkoord op te zeggen (de Volkskrant van 2 februari 1983).

Dit feit spreekt ook gelijk recente opmerkingen van bondsbestuurders tegen. Zij suggereren dat als we ons nu rustig houden, een loonoffer brengen, we er over een aantal jaren de vruchten van kunnen plukken. "... En wat ik zo zorgelijk vind, is dat we er maar steeds niet in slagen de diskussie over onze portemonnee heen te tillen. Waar het om gaat is nu een offer te brengen, zodat we het later weer terug kunnen halen", aldus Aad Voerman, distriktshoofd van de IB-FNV in Den Haag, in de Vakbondskrant van 20 januari 1983. En Jaap v.d. Schreur (hoofdbestuur ABVA/KABO) zegt in datzelfde nummer: "Meer arbeidsplaatsen bij de overheid zitten er op dit moment niet in."
Arie Groenevelt heeft zelfs al een aantal keren naar dezelfde periode (60-er jaren) verwezen. Maar dat klopt dus niet! Ook toen de bomen tot in de hemel groeiden, was ons loonaandeel veel lager dan de produktiviteitsstijging (6,3 van de 8%); lager dus dan wat wij hebben verdiend.
Dus vruchten plukken was er zelfs niet bij, nadat we vanaf de Tweede Wereldoorlog mee hadden opgebouwd, gematigd en hard gewerkt, twintig jaar lang.

Deze opofferingsgezindheid is geen nieuw verschijnsel in de Nederlandse vakbeweging.

KONSTRUKTIEVE SAMENWERKING TEGENOVER STRIJD

Na 1945 nestelt de vakbeweging zich gretig in een centraal overlegsysteem onder het motto 'konstruktieve samenwerking voor herrijzend Nederland'. Daarin wordt vol overtuiging meegewerkt aan een lage-lonen-politiek. Pas tegen de tweede helft van de 60-er jaren wordt deze loon-politie afgezet. Na zwarte lonen, 'wilde' stakingen en een sterk wisselend ledenbestand verlaat de leiding van de vakbeweging het heilloze pad van loonmatiging. Toch blijft ook in het jaar van de 'looneksplosie' (1964) de stijging van de reële lonen (6,3%) achter bij die van de arbeidsproduktiviteit (8%).

De groeiende strijdbaarheid aan de basis van de vakbeweging wordt gekonfronteerd met een kentering n de ekonomische opgang. Dit gaat gepaard met felle botsingen met de vakbondsleiding: Groningse strokarton (1969), Rotterdamse werf- en havenstaking (1970), landelijke metaalstaking (1973). Na het herstel van het tijdelijk afgebroken centraal loonoverleg biedt de vakbondsleiding loonmatiging aan voor uitbreiding van het stelsel van sociale zekerheid.

DE POLITIEK VAN HET MINST KWADE

De ingezette ekonomische neergang stelt na 1975 de radikalisering van de voorgaande periode scherp op de proef. Het opkomend offensief met zeggenchapseisen naar onderneming en vakbeweging wordt teruggedrongen. De strijdbaarheid blijkt echter niet gebroken. De automatische prijskompensatie wordt n 1977 via stakingen behouden, maar de 'opschoning' kan niet belet worden. De ambtenaren komen in 1979 op tegen een ekstra salariskorting en het oogtepunt van het arbeidersverzet is in dat zelfde jaar de havenstaking. De regering kondigt loonmaatregelen af en maakt zich klaar voor de bezuinigingsaanval. De vakbondsleiding raakt meer dan ooit onder de indruk van de grenzen van het kapitalisme. Binnen die grenzen wordt naarstig gezocht naar 'oplossingen'. De uitgezette koers wordt beheerst door de stelling: we kiezen voor de politiek van het minst kwade. Dat wil zeggen: bereid tot het inleveren van loon als prijs voor het zoveel mogelijk behouden van werkgelegenheid en sociale voorzieningen.

INLEVEREN VOOR WERK

Verschillende draaiboeken worden beproefd. In 1976/1977 via 'meer winst is meer werk'. Een formule die niet opgewassen is tegen de logika van het kapitalisme. Waar er winsten worden gemaakt (bijv. bank- en verzekeringswezen), zijn ze inzet van arbeidsuitstoot. Daarna volgt een nieuwe variant van het zelf betalen van werkgelegenheid via de ArbeidsPlaatsenOvereenkomsten, die een fiasko worden. Hoopgevend is het centraal stellen van de ArbeidsTijdVerkorting (ATV) als antwoord op de groeiende werkloosheid. Vrijwel vanaf het beging dat de ATV naar voren wordt gebracht, hangt er echter een prijskaartje aan. Minder werken wordt direkt in relatie gebracht met minder loon. Over het hoofd wordt gezien dat de kosten voor het levensonderhoud door ATV niet dalen, dat kontroleerbare garanties voor het bezetten van de vrijgekomen arbeidsplaatsen noodzakelijk zijn en vooral dat voor het bereiken van ATV harde strijd nodig is. Daarbij komen dan nog de verwarring en tegenstellingen zaaiende vrije vrijdagmiddag en het aanbieden van keuzemogelijkheden als uitbreiding van vakantiedagen en vervroegde pensionering. Door deze elk-wat-wils-benadering en de koopmanswijheid 'de kost gaat voor de baat uit' wordt de offensieve angel uit de ATV getrokken. Het gevolg is dat de vakbondsbasis in deze manier van ATV weinig brood ziet.

VERSCHERPING KRISIS

In de overgang van de 70-er naar de 80-er jaren verscherpt de ekonomische neergang. Wereldwijd en gelijktijdig; in 1982 bereikt de werkloosheid rekordhoogten, Groot-Brittannië: 13,3%, Verenigde Staten: 11%. Hoofdkenmerk is de snel toegenomen overkapaciteit. In Nederland bijvoorbeeld in de staal- en vliegtuigindustrie en de reparatie en bouw van schepen. Verder een daling van de industriële produktie, de produktieve investeringen (uitgezonderd de arbeidsbesparende) en de winsten. Natuurlijk is er kapitaal genoeg, maar dat volgt zijn eigen wetten en gaat op zoek naar winst. Veilig beleggen (in korte tijd 5 miljard aan staatsleningen) of eksporteren naar lage-lonen-landen, vooral naar de Verenigde Staten.

Kapitaal-eksport naar V.S.
1977 -  7,8 miljard dollar
1982 - 20 miljard dollar (ruim 50 miljard gulden)

Nederland leek tot voor kort betrekkelijk gespaard te blijven van de doorwerking van de krisis in de kapitalistische wereldekonomie. De gevolgen waren zonder meer merkbaar, maar bijv. de geregistreerde werkloosheid kwam tot 1977/1978 maar weinig boven de 200.000. Daarin is een scherpe ommekeer gekomen. Enkele illustraties daarvan volgen hieronder.

Het aantal faillissementen is in 1982 tot rekord-hoogte gekomen. Ten opzichte van 1979 een stijging met 110% tot bijna 9000. In 1983 gaat de werkloosheid op weg naar de 1.000.000. Het aantal werkzoekenden is waarschijnlijk de helft groter. Van de totale beroepsbevolking is 1 op de 6 à 7 werkloos, bij jongeren minstens 1 op 3. Het aantal langdurig werklozen neemt schrikbarend toe. In één jaar (1982) is het aantal mensen dat via de WW en WWV naar de bijstand wordt doorgeschoven, met meer dan 50% gestegen (RWW: 180.000). In 1981 leefden tenminste 400.000 gezinshuishoudens beneden het bestaansminimum. In de grote steden staat bijna de helft van de huishoudens op het minimum.

De ondernemers staken (hun investeringen) en hebben veel van hun vuile werk door de staat laten opknappen. Via talrijke regelingen is alleen al in 1982 30 miljard gulden ongekontroleerde staatssteun naar de ondernemers geschoven. Het bankkapitaal is de lachende derde en ontvangt aan rente over de af te lossen staatsschulden in 1982: 11,5 miljard (in 1978: 4,7, in 1981 9, verwachting voor 1986: 18 miljard).

PRIJSKOMPENSATIE IN DE AANBIEDING

Hoewel het bezuinigingsgeweld van het CDA/VVD-kabinet slechts de hoogste inkomens onberoerd laat, is het eerste doelwit de toch al zwakke positie van vrouwen, jongeren en migranten. De geringe mogelijkheden van vrouwen voor een zelfstandig inkomen worden beknot door o.a. uitbreiding van het kostwinnersbeginsel en verscherping van de bijstandsregelingen. Sektoren waar veel vrouwen werken, worden onderworpen aan bezuinigingen (gezondheidszorg), rationaliseringen (grootwinkelbedrijven) en automatisering (banken). De koopkracht van jongeren dreigt met 30 tot 40% omlaag geduwd te worden. Hun uitkeringen worden gesnoeid en als er werk is, wordt dat steeds meer parttime, met een parttime loon.

Migranten die o.a. door hun opleiding, tijdelijke werkvergunning en illegaliteit gerekend kunnen worden tot de meest uitgebuitenen, worden bedreigd met een 75% korting op de kinderbijslag voor hun kinderen in het thuisland.

Het bezuinigingsoffensief van regering en ondernemers is algemeen. De ontkoppeling van lonen en uitkeringen is op een haar na gevild. Het trendmechanisme staat op instorten. De inkomens van ambtenaren, trendvolgers en uitkeringstrekkenden zijn bevroren. Een minimum-uurloon dreigt het minimum-loon te ontmantelen. De prijzen worden voor het overgrote deel vrij gelaten. En als kop bovenop deze algemene aantasting van koopkracht en levenspeil is dan de prijskompensatie in de aanbieding gedaan. Op 1 februari 1983 blijkt dat voor ongeveer de helft van alle onder een CAO vallende arbeiders en arbeidsters de prijskompensatie voor één tot drie maanden opgeschort te zijn. Dat zijn meer dan 900.000 mensen. Voor ruim 250.000 van hen is ook de vakantietoeslag ingezet. De voorwaarde waaronder deze inzamelings-aktie is gesteld - geen resultaat in de onderhandelingen, dan alsnog met terugwerkende kracht prijskompensatie - kan de ongekende bereidheid tot inleveren niet verlichten.

INLEVEREN ZONDER LIEFDE

De huidige bereidheid tot inleveren is een scherpe uiting van de na-oorlogse opstelling binnen de vakbeweging om 'afgeleide' verantwoordelijkheid te nemen voor de beheersing van de ekonomie. Af geleide verantwoordelijkheid, omdat er geen beslissingsmacht aan verbonden is. Wat er wel in opgesloten ligt, is mee te gaan in de problemen die de periodieke op- en neergang van de kapitalistische ekonomie onvermijdelijk voortbrengt. In de huidige periode is dat aanvaarden van de grondslag van het krisisbeleid: bezuinigen, inleveren, reorganiseren, bedrijven sluiten, enz. Alles in dienst van het herstel van de ekonomie, de winsten en de industriële vernieuwing.

De bereidheid tot het zoeken en aanvaarden van eventuele kwade oplossingen is sterk aanwezig bij grote delen van de leiding van de vakbeweging. Hun positie, inzichten en ervaringen geven weinig mogelijkheden tot een andere opstelling. Ze worden daarin gevoed door de verwachtingen die grote delen van de ledenmassa van hen hebben. Gelijkertijd roepen ze die verwachtingen op door hoog op te geven van de positieve effekten van het inleveren. Hoewel bij tal van gelegenheden naar voren komt dat deze verwachtingen niet vastgeroest zitten, dient vastgesteld te worden dat de meerderheid van de vakbondsleden zich min of meer schikt in de opgedrongen krisispolitiek. Zij het niet met liefde. De dagelijkse strijd om het hoofd boven water te houden, de druk van het werk en de dagelijkse angst ook ontslagen te worden, kweken een gevoel van moedeloosheid en maken de krisis tot een louter persoonlijk probleem. Zo'n gevoel wordt ons dan ook dag in dag uit van alle kanten aangepraat. De koek die kleiner wordt, de lege schatkist en de logika van het huishoudboekje worden een rechtvaardiging voor de krisis van de ondernemers ("Je kan niet meer uitgeven dan je hebt en leningen moet je op tijd aflossen"). Voeg daarbij de opgelopen teleurstellingen in het vakbondsbeleid en het ontbreken van een perspektief om de neergaande spiraal te doorbreken, en de bereidheid tot inleveren wordt begrijpelijker.

STRIJD TEGEN KRISISPOLITIEK

Deze inlever-bereidheid is echter maar één kant van de medaille van de vakbeweging. Er is gelijkertijd sprake van een onmiskenbare strijdbaarheid, die als het ware de medaille omdraait. Vaak komt dit verzet in botsing met de vakbondsleiding, maar gelijkertijd biedt deze oppositie kritische ruimte in de af gebakende positie van bestuurders. Recente voorbeelden daarvan zijn te zien in de sukcesvolle akties tegen de ziekengeldmaatregelen, in de onderwijs- en spoorstaking, het verzet in de gezondheidszorg, delen van het gemeentelijk vervoer en de 'publieke diensten' (PTT, stadsreiniging GEB), akties van bijstandsvrouwen en jongeren en protesten van migranten. Ook bijv. de afwijzing door leden van de IB-FNV van het beschikbaar stellen van de prijskompensatie (Amsterdam, Rotterdam, Zeeland). In dezelfde bond de kritische opstelling van bijv. de bedrijfsiedengroepen van de Schelde, Calvé, Demka en Windmill. Verder de stakingen van het personeel van de banken, de grafische industrie, de omroepen, akties vanuit de Kunstenaarsbonden, het verzet tegen het inleveren door de Voedingsbond-FNV en de strijd tegen het opdoeken van de ADM.

Deze opsomming is beslist niet volledig. Toch kan niet ontkend worden dat slechts een minderheid, die overigens groeit, binnen de vakbeweging zich daadwerkelijk keert tegen de inleverpolitiek.

SOLIDARITEIT EN GEEN STAP TERUG

Zoals we in de "Verantwoording" al hebben aangegeven, willen we in dit vakbondsblad de diskussie voeren over de versterking van die minderheid en daarmee de versterking van de vakbeweging en haar strijd tegen de aanvallen van regering en ondernemers. Aan de basis van die diskussie zullen de ervaringen moeten liggen in de verschillende bonden, bedrijven en instellingen. Het slot van dit "Redaktioneel" zou een aanzet tot die diskussie kunnen zijn.

* Solidariteit en eenheid

Als ons iets bij het aangaan van de strijd tegen de krisis bedreigt, dan is dat verdeeldheid binnen de vakbeweging. Preciezer gezegd: het tegen elkaar laten uitspelen van sektoren, bedrijven, bonden en groepen arbeid(st)ers. De regering en ondernemers zijn daar meesters in.

Zo kunnen de ingeleverde gelden van ambtenaren, enz. door de overheid aangewend worden om bedrijven te steunen. Het ene bedrijf wel, het andere niet. Bedrijven gaan ofwel over tot arbeidsbesparendë investeringen, ofwel lossen hun bankschulden af. De florerende banken automatiseren arbeidsintensieve handelingen, ontslaan personeel en eisen op hun beurt inleveren. Zo wordt de bezuinigingsestafette georganiseerd, het inleverstokje gaat van sektor naar sektor. We zijn allemaal de klos, dat is de basis voor de noodzakelijke eenheid en solidariteit.

De huidige tegenstellingen tussen ABVA/KABO en IB-FNV (wie wordt er het meest gepakt) en IB-FNV en Voedingsbond-FNV (als de één inlevert, moet de ander ook) vormen een onverantwoorde verzwakking van die eenheid. In wat voor vakbeweging leven we eigenlijk, als vakbondsleiders elkaar afmaken, belangen van leden tegenover elkaar worden gesteld en jongerenorganisaties de distriktskantoren van de IB-FNV bezetten om duidelijk te maken dat ze de aanval op hun lonen niet pikken?

Het antwoord op deze opgedrongen verdeeldheid is op papier simpel en in de praktijk moeizaam te geven. Namelijk het voeren van vakbondsstrijd in de verschillende sektoren op basis van gemeenschap pelijke belangen en/of ter ondersteuning van elkaars eisen. Een illustratie van het laatste wordt gevormd door de voorstellen in de IB-FNV en ABOP (in Amsterdam) tot het organiseren van een regionale werkonderbreking ter ondersteuning van de strijd voor het behoud van de werkgelegenheid bij de ADM. Voorstellen die het niet gehaald hebben, maar gelijkertijd een brede steun kregen.

O.a. in het thema van dit 0-nummer over de bevriezing van de inkomens van de ambtenaren, trendvolgers en uitkeringsgerechtigden wordt ingegaan op de noodzaak de solidariteit tussen de verschillende sektoren te organiseren. Daar wordt bijv. het voortzet ten van de onderwijsstaking genoemd tot en met de maandag van de spoorwegstaking. In Amsterdam werd in een grote stakersvergadering van de ABOP een dergelijk voorstel gedaan. Hoewel dit voorstel werd afgewezen met 600 tegen 300 stemmen, moet deze krachtsverhouding in een sektor met een prille stakingstraditie positief beoordeeld worden.

Deze voorbeelden roepen een paar vragen op, bijv.:

- In hoeverre vormen de onderhandelingen op centraal nivo en het georganiseerd overleg een belemmering voor het in gang zetten van een solidariteitsstrategie? Onderhandelingen, die nogal wat verdeeldheid kweken en nauwelijks mogelijkheden blijken te bieden om resultaten te boeken op de terreinen van koopkracht, werkgelegenheid en kollektieve voorzieningen.

- Deze vraag wordt des te dringender als we vaststellen dat de strijd op het nivo van een sektor, koncern of onderneming noodzakelijk blijft, maar steeds minder tot sukces leidt.

- Welke konklusies moeten we trekken uit het feit dat het gezamenlijk optreden van regering en ondernemers allerlei vormen van strijd sneller dan ooit op een algemeen politiek nivo brengen? Strijd op sociaal-ekonomisch terrein stuit vaker en sneller op de regering (regeringssteun, loonmaatregel of het dreigen ermee, ontkoppeling, jeugdlonen).

* Geen stap terug en arbeidstijdverkorting (ATV)

Jarenlang inleveren heeft de krisis niet opgelost en kan dat ook nooit. De belangen van allen die van een loon of uitkering afhankelijk zijn, worden het best gediend door de bezuinigingspolitiek af te wijzen. En dat betekent opkomen voor het behoud van de reële lonen en het stelsel van sociale zekerheid. Steeds duidelijk wordt dat de ATV een centrale rol speelt in de strijd tegen de groei van de werkloosheid en het scheppen van volwaardige arbeidsplaatsen, met name voor vrouwen en jongeren. Zowel binnen de vakbeweging als bij de linkse partijen. Op een enkele uitzondering na (bijv. Howson Algraphy, Soest, na meerdere akties!) is ATV onderdeel van het grote inleveren; kosten-neutraal, dat wil zeggen: het mag de werkgever geen cent kosten. Verder is de invoering stapsgewijs. Hier tegenover wordt gesteld: ATV zonder loonverlies, in één keer doorgevoerd, minstens 35 uur per week, 7 uur per dag.

Ook wordt steeds duidelijker dat voorkomen moet worden dat de ATV betaald wordt uit de stijging van de arbeidsproduktiviteit en dat er dus geen arbeidsplaatsen bij komen. Daarom is direkte kontrole op de werkplek op de omvang van het werk, op het arbeidstempo en het bezetten van de vrijgekomen arbeidsplaatsen noodzakelijk. Deze noodzaak wordt ook gezien in de FNV-nota "Korter werken voor meer banen". Met name de kontrole-taak die de bedrijfsledengroepen in deze nota krijgen, zal door de arbeid(st)ers met kracht ter hand worden genomen. Herleving en uitbreiding van het bedrijvenwerk zijn hierbij voorwaarden. (In de regio's Rijnmond en Dordrecht is daar al een aanzet toe gegeven in een plan van de lB-FNV voor werkgelegenheidskontrakten per bedrijf. Veel kaderleden en leden zijn/worden hierbij ingeschakeld. Alleen de prijs is nog hevig in diskussie.)

Natuurlijk vormen deze twee punten geen anti-krisis-plan. Eén van de aanvullingen zou kunnen zijn de diskussie bijv. in de Dienstenbond-FNV over de rol van de banken, mede naar aanleidinig van het feit dat de Bijenkorf regeringssteun heeft gebruikt voor het aflossen van bankschulden. In één van onze volgende nummers zullen we ingaan op de kwestie van de nationalisatie van het bank- en verzekeringswezen (het geld halen waar het zit) en de sleutelsek toren, zoals de staalindustrie en de bouw en reparatie van schepen.

Nationalisatie zullen we niet moeten overlaten aan deskundigen die zogenaamd namens ons een toeziend oogje houden op bankdirekties, ondernemers en managers. Als de huidige problemen bij de DSM ons iets kunnen leren, dan is dat wel dat de inzet van die nationalisatie de direkte kontrole door arbeid(st)ers op het totale reilen en zeilen van de genationaliseerde bedrijven moet zijn. En het lijkt er veel op dat we die diskussie nog moeten beginnen.

De (voorlopige) Redaktie

Uitholling prijskompensatie

In 1970 werd de automatische prijskompensatie binnen gehaald. Volledig is die kompensatie echter nooit geweest.

  1. De betaling vindt achteraf plaats. In de tussentijd staan de prijsstijgingen niet stil.
  2. De BTW, akcijnzen en allerlei gemeentelijke heffingen (reinigings- en rioolrecht, waterzuive-ringsheffing) zijn niet in de prijskompensatie verwerkt. De laatste tijd stijgen die belastingen en tarieven wel hard.
  3. De elektriciteits- en gasprijzen zitten er niet in. Tussen 1979 en 1980 zijn ze sterk gestegen, resp. 35% en 48%.
  4. Het Centraal Bureau voor de Statistiek gaat bij de berekening van de prijskompensatie uit van een verouderd komsumptiepatroon. Een voorbeeld. Op basis van een bruto jaarloon van f 31.000,- in 1974/1975 voor 4 personen zou 15% van het inkomen aan woonlasten besteed worden. Een onderzoek onder de leden van de IB-FNV heeft uitgewezen dat in 1981 dit percentage 27 bedroeg. Voor de inkomens onder de f 1.500,- netto per maand (10%) van de IB-leden) is dat zelfs 30%. Dat is de gehele prijskompensatie.
Na uithollen dan nu inleveren. Wat is de volgende stap op dit hellend vlak? Het gerucht dat de leiding van de IB-FNV per 1 januari 1984 een 2%-loonsverlaging voorstaat, kan toch niet waar zijn?

Foto bij redaktioneel nr.0 (97 Kb)Foto (97 Kb)

Cartoon bij redaktioneel nr.0 (10 Kb)Cartoon (10 Kb)

Foto bij redaktioneel nr.0 (110 Kb)Foto (110 Kb)

Cartoon bij redaktioneel nr.0 (7 Kb)Cartoon (7 Kb)