Max Plekker, 3 oktober 1924 - 11 oktober 2007

Hans Boot
(uitgesproken bij crematie 16 oktober 2007)

Bijna twee jaar geleden vroeg Max me: "Ben je er, als ik er niet meer ben?"
"Laten we hopen", zei ik, brutaal, want tenslotte ben ik dertien jaar jonger.
"Wil je dan iets zeggen?". Ik was verrast en mompelde: "Waarover?"
"Dat weet je dàn wel", antwoordde Max.

En dat bleek te kloppen.

Hoewel Max en ik politieke verwanten zijn, leerde ik hem in een andere sfeer kennen. Als ouder meer dan 37 jaar geleden. Hij kende Roelie net. We bezetten het hoofdkantoor van een Amsterdams scholenconglomeraat als protest tegen het ontslag van een docent en de dreigende sluiting van de school. 's Nachts in stoelen dommelend, raakten we aan de praat. Het werd een langjarig debat.

Ik vond hem toen al een ontzettend aardige, eigenwijze man - belezen en bewogen.

Gisteren vond ik een paar handgeschreven velletjes, gedateerd 10 december 1976. Over z'n jeugd. Z'n moeder, Juf op het 'kakschooltje' in de Uilenburgerstraat die zulke stevige, volle en warme armen had. Over z'n eerste baas, na de meubelvakschool, nog voor zijn veertiende verjaardag. "Voor een rijksdaalder in de week". Hij vervolgde met de droge kanttekening: "Na drie weken in de ziektewet".
Dan met een uitroepteken: "Die enorme leeshonger! Ik was veertien en stortte me op het Historisch materialisme van Bucharin." En opnieuw zo'n tussenzinnetje: "Solidariteit was geen leeg begrip bij ons thuis."

De laatste maanden herbeleefde Max zijn Tweede Wereldoorlog. Twee jaar met een Jodenster. Afgesloten van veel, voortdurend op z'n hoede. In Berlijn tewerkgesteld, noteerde hij nauwgezet alle bombardementen die het fabriekscomplex net misten of net raakten.

Nog geen vijftien jaar later maakte hij wapens in Marokko. Toen Franse vliegtuigen duikvluchten maakten over de boerderij met loodsen vol machines, stempels en matrijzen, verplaatste de productie zich in één nacht naar hartje Rabat. Een paar honderd meter van de Franse en een Amerikaanse kazerne. Buiten kwam het internationale gezelschap van vaklieden zelden. Binnen brachten ze tienduizend handmitrailleurs en infanteriemortieren in gereedheid.
Ze steunden de Algerijnse bevrijdingsstrijd tegen het Franse imperialisme. Of zoals Max het noemde "praktische, proletarische, solidaire hulp". Hij vertelt er in 2005 geïnspireerd en beeldend over in de documentaire van Chris Den Hond, getiteld "Ernest Mandel. Een leven voor de revolutie."

Oòk in de film is Max in topvorm. Hij beschrijft zichzelf als lid van een minderheid in een kleine minderheidsstroming in de arbeidersbeweging. In die Vierde Internationale stond hij tegenover Mandel die hij eurocentrisme verweet. Nog een paar maanden geleden vroeg hij mij "ik word in die film toch niet als schaamlap gebruikt?
Nee Max, minderheden kunnen groots zijn. Er ging in die tijd geen bezoek voorbij of hij sprak zijn bewondering uit voor een andere, toenmalige voorman van de Vierde Internationale, Sal Santen. Diens naam fluisterde hij dan, want je wist maar nooit.

Vanaf eind jaren tachtig zag ik Max, op de wintermaanden na, maandelijks in het vakbondscafé van het blad Solidariteit in Amsterdam. Tot de laatste bijeenkomst in 2005 luisterde hij geïnteresseerd en leverde altijd wel een betoog met een kop en een staart. Daarbij voorzag hij, gebruikmakend van citaten en anekdotes, ondogmatisch de actuele ontwikkelingen in de arbeidersbeweging van een kritisch en hoopgevend commentaar.

Afgelopen juni schreef ik naar aanleiding van mijn bezoeken aan Max een stukje over de zorgelijke toestanden in de gezondheidszorg. Ter afsluiting een citaat daaruit:.

"Mijn vriend die voor zijn hersenbloeding, ongeveer een half jaar geleden, op het scherp van de marxistische snede debatteerde, leeft in een verdichte tijd. Concentratiekampen zijn van gisteren, diamantbewerkers hebben een sterke vakbond, de antikoloniale strijd is van vandaag, net wist hij te ontsnappen aan de Geheime Dienst, morgen bestaat niet meer.
Zijn waarnemingen kunnen van een griezelige scherpte zijn. Wijzend naar zijn snikkende overbuurman: "Dat verdriet zit diep." Om zich heen kijkend: "Dit is een tehuis voor daklozen." Mij aankijkend: "Vind je het erg dat ik je ben kwijtgeraakt?"
Bij mijn vertrek splijt de groet "Tovàrisch", waarmee hij als antistalinist de Russische Revolutie eert, mijn ziel."

Dag kameraad Max.