welkom
extra
Solidariteit

Het Algerijnse volk vecht voor zijn vrijheid

Een nieuwe revolutie

Maurice Ferares

Na het tekenen van het vredesverdrag in juli 1962 in het Zwitserse Evian door de Franse president, generaal De Gaulle en de Algerijnse president Ben Bella vertrokken de meeste Franse kolonisten uit Algerije. Hun vaste bezittingen als bedrijven en grond bleven onbeheerd achter en zo ontstonden de 'biens vacant', de onbeheerde bezittingen.

De oplossing voor dat enorme, economische probleem – bedrijven zonder leiding - was het beheer over bedrijven en grond op te dragen aan degenen die er werkten. Ben Bella zond een aantal van zijn naaste medewerkers naar het toenmalige Joegoslavië om na te gaan hoe het arbeidersbeheer daar in de praktijk werkte.

Foto
Algerijnse burgers worden in 1955 door Franse parachutisten gedwongen de lichamen van vrijheidsstrijders, die door de parachutisten zijn vermoord, door de straten van Algiers te voeren.

Arbeidersbeheer

De opgedane ervaring werd als positief beoordeeld en al spoedig ontstonden in de Algerijnse bedrijven arbeiderscommissies en op het land boerencommissies die het beheer over de 'biens vacant' ter hand namen.
Een dergelijke situatie kon niet anders dan grote politieke gevolgen hebben. Het Algerijnse Nationale Bevrijdingsfront (Front de Liberation Nationale, FLN) bestond uit een aantal clans. Aanvankelijk waren dat er twee. Eén van de militairen, geleid door kolonel Houari Boumediene en één van politici rond president Ben Bella. In de praktijk kwam dat neer op een machtsverdeling tussen de militairen en de burgerpolitici. Daarnaast waren er de volken van Kabylië (in het Noorden) en Oran (Noordwesten) die hun eigen belangen behartigden.

Om het politieke niveau van het FLN aan te geven een enkel voorbeeld. Het FLN heeft zich na de onafhankelijkheidsbewegingen in Marokko en Tunesië bij herhaling ook tegen het antisemitisme uitgesproken. Mooi voorbeeld daarvan is de brief aan de Joden van Algiers in mei 1961. Een citaat: (1)

De politieke propaganda van de kolonialen heeft voortdurend getracht de bevolking te laten vergeten dat de Joden al meer dan duizend jaar in Algerije wonen en een integrerend deel van de bevolking uitmaken. De geschiedenis leert dat Algerije de Joden altijd heeft beschermd. Ook toen ze voor de Inquisitie Spanje moesten ontvluchten.

Verkalkt militair bewind

Foto
Ernesto 'Che' Quevera en Ben Bella, 1963
Buiten Algerije bleven de ontwikkelingen in het land uiteraard niet onopgemerkt. Er kwamen bezoekers uit veel landen. Onder hen waren voornamelijk vertegenwoordigers van organisaties en partijen die in hun eigen land streden tegen onderdrukking, zoals van het ANC, de Zuid Afrikaanse strijders tegen de Apartheid, de vechters tegen het regiem van Salazar in Portugal en leiders van guerrillabewegingen uit Latijns Amerika (waaronder Che Guevara) en uit Afrikaanse en Aziatische landen. Ook kwam de president van de toenmalige Sovjet Unie Nikita Chroesjtsjov op bezoek om te zien wat er van het arbeidersbeheer van bedrijven terechtkwam. Een aantal bezoekers bleef op uitnodiging van de regering van Ben Bella in Algerije dat in die jaren het meest progressieve land ter wereld was.
De sfeer in het land was ongekend. Ik ervoer dat in november 1962 toen ik op uitnodiging van het FLN in Algiers was om de eerste verjaardag van de revolutie die op 1 november 1954 begon, in vrijheid te komen meevieren. Het was een onvergetelijke ervaring om met honderdduizenden mensen door de straten van Algiers te dansen en de vrijheid te vieren. Maar het was niet allemaal vrolijkheid. In de acht jaar die de bevrijdingsstrijd duurde, heeft een miljoen Algerijnen het leven verloren. Een zware tol voor de onafhankelijkheid van het land.
In oktober 1965 vond een militaire staatsgreep plaats onder leiding van kolonel Boumediene die toen president werd. Het was een staatsgreep uit angst geheel uit de macht te worden gedrongen door het geweldige succes van de burgerregering en het arbeidersbeheer over de economie. Meer dan een halve eeuw hebben de militairen Algerije kunnen regeren.

Met de recente verdwijning van president Bouteflika schijnt het verkalkte militaire bewind zijn einde te hebben bereikt. Het zijn de dagelijkse demonstraties van de honderdduizenden mannen en vrouwen uit het volk in de straten van Algiers en andere steden waarmee de militairen de wacht is aangezegd.

(1) Mohammed Harbi en Gilbert Meynier, Le FLN documents et Histoire 1954-1962, p. 594. Uitgever: Fayard, 2004.