welkom
extra
Solidariteit

Inleiding in het werk van linkse filosofen – boekbespreking

Puzzeltocht met hindernissen

Hans Boot

Herman Gorter schreef in 1909 zijn "Historisch materialisme voor arbeiders verklaard". De vele heruitgaven wijzen op een gunstig onthaal. Onder redactie van Bart van der Steen, Jasper Lukkezen en Leendert van Hoogenhuijze verscheen september 2013 "Een inleiding op de hedendaagse linkse filosofie". Ze stelden zich ten doel "ideeën te verklaren en toegankelijk te maken voor een breed publiek” - zonder de eis van een "bijzondere voorkennis”.

Ook al is het de vraag of de 'doelgroep' in deze nieuwe tijden vergelijkbaar is, gemakkelijk heeft de redactie het zichzelf en de lezer niet gemaakt. Allereerst is de uitleg van de gedachten van de Amerikaanse Judith Butler, de Italiaanse Toni Negri en de Sloveense Slavoj Žižek door anderen geschreven en vervolgens vertaald. Daarna geven deze 'derden' aan zich te moeten beperken tot een selectieve en beknopte samenvatting van het omvangrijke werk van de "bekendste en belangrijkste linkse denkers van dit moment". Tenslotte wordt de lezer wegwijs gemaakt in een reeks van nieuwe termen en nieuwe betekenissen van bestaande begrippen die de drie filosofen gebruiken. Het resultaat is een nogal stroef lopende tekst, waarin de inhoud soms schuil gaat achter de de vorm van vertaling, samenvatting en uitlegkunde. Een paar voorbeelden hiervan zullen zich uiteindelijk op de interessante inhoud richten.

Butler

Al in de tweede zin van de inleiding tot het gedachtegoed van Butler krijgt zij lof voor "haar radicale deconstructie van geslacht en de binaire geslachtsordening". Even later gevolgd door "post-identiaire vormen van politiek" die niet uitgaan van "gefixeerde identiteiten".
Butler keert zich tegen het oorspronkelijk vernieuwende onderscheid tussen de twee begrippen 'sekse' (het natuurlijk gegeven, biologisch geslacht) en 'gender' (het sociaal en cultureel, voor een geslacht, kenmerkend gedrag). Zo laat ze het klassieke beeld van man en vrouw achter zich.
Geïnspireerd door de specifieke discriminatie van zwarte en lesbische vrouwen is naar de opvatting van Butler zowel 'sekse' als 'gender' het resultaat van economische, historische en culturele processen. Een omvorming, of sociale constructie die rust op uitsluiting. En wel volgens de machtsverhoudingen van de alles dicterende norm van heteroseksualiteit (een structuur of raamwerk van macht, in de woorden van Butler: "heteroseksuele matrix") .
Deze norm maken mensen zich eigen, waarnaar zij zich gedragen, anderen beoordelen en die hen de identiteit van man of vrouw aanmeet. Afwijzing daarvan legt de basis voor de ondermijning van de bestaande machtsverhoudingen en maakt nieuwe levensvormen mogelijk. "Dit vereist scherp onderzoek naar racistische migrantenregimes, nationale grenzen en kapitalistische uitbuiting." (p. 47)

Het is echter juist die uitbuiting, met als grondslag haar fundamentele ongelijkheid en de daaraan verbonden principiële machtsverhouding die Butler onbesproken laat. Een commentaar dat de nodige voorzichtigheid vergt, namelijk ontleend aan de geboden uitleg, niet aan het geheel van haar werk.

Negri

Op driekwart van het aan Negri gewijde hoofdstuk staat de volgende conclusie: "De spoken van de commons, de gemeenschappelijke productie van de multitude, bedreigen zo het kapitalisme. Daarom moet zij omgevormd worden tot met het kapitaal compatibele farces." (p. 86)
Weliswaar zijn de begrippen uit de eerste zin toegelicht, de tweede is voorlopig een raadsel dat enigszins ontsluierd kan worden door 'farces' als 'forces' te lezen (zoals elders bijvoorbeeld 'eikpunt' als 'ijkpunt').
Een hoofdlijn in de analyse van Negri gaat over de herstructurering en neergang van de industriële productie als antwoord van het kapitaal op de autonome en "succesvolle strijd van de arbeiders". De daarop volgende groei van de dienstensector ging gepaard met flexibilisering en decentralisering van de arbeidsverhoudingen. De daarmee samenhangende, veranderende arbeid - afnemende tastbare productie, meer gericht op kennis en onderlinge relaties, en vol onzekerheid - maakte een einde aan de homogene ardbeidersklasse. Daarvoor in de plaats kwam een ongelijksoortig geheel dat samengesteld is uit contract- en thuiswerkers, migranten (zonder documenten), studenten, stagiaires en zelfstandigen.
Deze niet uniforme 'menigte' duidt Negri als 'multitude' aan. In een lossere positie ten opzichte van het kapitaal heeft deze veelzijdige en kleurrijke verzameling steeds meer de mogelijkheid zich ongebonden en 'vrij' te organiseren, zonder vakbond en/of politieke partij. De multitude in beweging zoekt en vindt gemeenschappelijkheid en gezamenlijkheid ('commons'): "emancipatorische structuren binnen de bestaande maatschappij". Deze richten zich op de deling van arbeid, kennis, technologie, communicatiemiddelen, gezondheid, grondstoffen, enzovoort en doorbreken zo de scheiding tussen het 'private' en het 'publieke'.
In die zin zijn de 'commons' een bedreiging voor het kapitalisme en 'waren' ze als een spook door staat en onderneming. Deze instituties van het heersende systeem trachten dan ook de kracht van de 'commons' - en (de mogelijkheid tot) het verzet - te integreren en uit te schakelen.

Hoe inspirerend de opvattingen van Negri en collega's ook kunnen zijn, in het bijzonder de erkenning en nadruk op autonome strijd, zij hebben de gevolgen van het neoliberalisme op de positie van de arbeid onwerkelijk vergroot. De verschuiving van sectoren is betrekkelijk, met de verminderde omvang van het industrieproletariaat is de arbeidersklasse niet verdwenen en de ontregeling van de arbeidsverhoudingen is aan de gang zonder absoluut te zijn. De stelling dat de geflexibiliseerde 'commons' zich kunnen onttrekken aan de eigendomsverhoudingen en zodoende baas zijn over de geproduceerde meerwaarde is verleidelijk, maar niet reëel. Kritiek die overigens in het betreffende hoofdstuk nauwelijks aandacht krijgt.

Žižek

In het hoofdstuk over de opvattingen van Žižek lijdt de inhoud het minst aan de hoekige vorm. De een paar keer gebruikte formulering "buiten kracht zetten" is daarop een uitzondering. Vrijwel aan het begin staat de kern van zijn ideologiekritiek met enkele begrippen die om een toelichting schreeuwen, "Žižeks ideologiekritiek propageert een uitleg van het maatschappelijk symptoom die het fantasma ontsluiert. Het gaat er niet om een ander maatschappelijk symptoom aan te wijzen, maar in plaats daarvan de dynamiek te benoemen waarin dit symptoom ontstaat om deze zo te doorbreken." (p. 106)
Žižek stelt dat het 'laatkapitalisme' zo door tegenstellingen en bovenal klassenstrijd verscheurd is dat van een samenhangend geheel geen sprake is. Die samenhang wordt wel gesuggereerd, namelijk door mechanismen van uitsluiting. De uitsluiting van als 'Anderen' benoemde groepen, Žižek gaat daarbij uitvoerig in op het antisemitisme, dient om de maatschappelijke eenheid tot stand te brengen, te beschermen en te versterken. Zo functioneert ook het multiculturalisme. Dat wekt de schijn andere dan de eigen waarden te aanvaarden, maar de "achting en tolerantie worden uitdrukkingen van de superioriteit tegenover andere culturen die deze 'ontwikkelingsfase' nog niet bereikt hebben".
De buitengesloten groepen noemt Žižek een 'maatschappelijk symptoom'. Ze zijn namelijk niet, zoals voorgesteld, de oorzaak van maatschappelijke conflicten, "maar juist een gevolg". Tegenover dat symptoom staat het waanidee, ('fantasma'). De hersenschim die het gebrek dat het symptoom vertegenwoordigt, meent te kunnen verklaren en vervolgens op te lossen. Blootleggen van deze poging tot verzoening is een daad van solidariteit met al degenen die buitengesloten zijn. Wie samen met de 'verschoppelingen' de strijd aanbinden tegen de basistegenstelling van "uitgeslotenen en binnengeslotenen", vormen in de woorden van Žižek het 'proletariaat' dat deelneemt aan de 'klassenstrijd'. Deze klassenstrijd ('de catastrofe') is voortdurend aanwezig en ontwikkelt zich tot een 'kortsluiting' in de bestaande maatschappelijke orde die uiteindelijk ontbrandt in diens afrbraak.

In tegenstelling tot Negri hecht Žižek aan een politieke partij, niet als voorhoede, maar als katalysator die voorkomt dat de tijdelijke opstanden uitdoven in de verzoenende normalisering. Onduidelijk blijft de verhouding tot wat hij als het proletariaat beschouwt dat streeft naar een 'emancipatorische dictatuur' en een radicale verandering van de staatsmacht. Zijn vragen aan de Occupy-beweging hebben daar alles mee te maken. "Welke sociale organisatie kan het reëel bestaande kapitalisme veranderen? Welke nieuwe vorm van politieke leiding hebben we nodig?" (p. 135)

Tot slot, vergeten we dat de lezing van het boek aan een puzzeltocht met hindernissen deed denken, de door de drie filosofen gestelde vragen en soms antwoorden hadden iets weg van een uitje.


* Bart van der Steen, Jasper Lukkezen, Leendert van Hoogenhuijze (redactie) - Butler, Negri en Žižek. Een inleiding op de hedendaagse linkse filosofie. Uitgeverij Damon, www.damon.nl (144 pp., prijs: 16 euro 90).