welkom
extra
Solidariteit

Woningbouwcorporaties, een mooie geschiedenis 1

Het begin en het einde (?) van goede en betaalbare huurwoningen

Harry Peer

Het kabinet-Rutte heeft de woningmarkt aan het schrikken gebracht met het voorstel driekwart van de huurwoningen van corporaties in de verkoop te doen. En dat terwijl de markt van koopwoningen op instorten staat en de banken nauwelijks bereid zijn hypotheken te verstrekken. Het pleidooi over de voordelen van eigen bezitsvorming komt in deze onzekere economische tijd wel erg wrang en riskant over. Dat nog afgezien natuurlijk van de belangrijke rol van woningcorporaties voor de huisvesting van miljoenen burgers in ons land.

Het afbraakbeleid van dit kabinet strekt zich uit tot de volkshuisvesting. Kort voor de jaarwisseling kwam het voorstel de woningbouwcorporaties te verplichten 75 procent van hun woningen ter verkoop aan te bieden aan de huurders. De corporaties, hun koepel Aedes, huurders, de Woonbond, deskundigen, ze reageerden ontsteld en furieus op het wetsontwerp.
Mochten de Raad van State en het parlement hun goedkeuring geven aan dit ontwerp, dan zal dat uiterst negatieve gevolgen hebben voor de burger die van het aanbod van een huurwoning afhankelijk is. We hebben het over grote getallen. 492 Woningcorporaties beheren 2,4 miljoen woningen. Het gemiddeld aantal woningen per corporatie is 5.636. Er zijn 59 corporaties met meer dan 10.000 woningen. De CAO Woondiensten regelt de arbeidsvoorwaarden van de 25.000 werknemers.

Villasubsidie

Misschien is er hoop dat dit kabinet over zijn eigen schaduw zou kunnen springen en zo moedig zal zijn de hypotheekrenteaftrek aan te pakken die de woningmarkt ontwricht en de belastingbetaler jaarlijks miljarden kost. Vergeefs natuurlijk. De PVV dreigt het CDA en de VVD die zich op dit onderwerp zelf ook helemaal hebben ingegraven. Het is toch wel wrang dat de huurder via de belastingen meebetaalt aan de villasubsidie van de rijke Nederlander. De beperking van de hypotheekrenteaftrek tot een bedrag van bijvoorbeeld 350.000 euro zou al aardig helpen de woningmarkt vlot te trekken. Het zou de nationale begroting bovendien wat meer in evenwicht brengen. In dat geval zouden vervolgens minder bezuinigingen op de publieke voorzieningen nodig zijn.

Verzelfstandiging

De woningcorporaties worden van buitenaf aangevallen en van binnenuit uitgehold. Ze schreeuwen terecht moord en brand vanwege steeds meer beperkende maatregelen uit Den Haag en Brussel. Het bekendste voorbeeld is de Europese Richtlijn als gevolg waarvan sinds 1 januari 2011 huishoudens met een bruto inkomen van meer dan 33.164 euro worden uitgesloten van een sociale huurwoning (dat is met ingang van 1 januari dit jaar opgetrokken naar 34.085 euro). Geen enkele corporatie was en is hier gelukkig mee. Huishoudens met een wat hoger inkomen vallen zeker in de Randstad buiten de boot, omdat ze met hun inkomen geen woning kunnen kopen of een duurdere woning kunnen huren.

De sector moet echter ook de hand in eigen boezem steken. Sinds de verzelfstandiging van de vroegere woningbouwverenigingen in 1995 is de invloed van de huurder of de leden afgenomen, zeg maar afgepakt. De corporaties hebben zich ontwikkeld tot vastgoedhandelaren/projectontwikkelaars. Een aantal directeuren is vanwege onverantwoord gedrag, gerommel met vastgoed, fraude, corruptie, diefstal, zelfverrijking, enzovoort voor de rechter gebracht. Dit onbeschaamde gedrag staat haaks op de inzet en de idealen van de pioniers die de woningbouwverenigingen hebben opgericht.

Toezicht

Het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) pleit ervoor het toezicht op beleid en handelen van de corporatiedirecteuren te versterken. Het zou zich naast de raden van toezicht moeten uitbreiden tot een effectief informatierecht en een sterkere controle- en adviesfunctie van de ondernemingsraad op beleid en doen en laten van zijn bestuurder. De inspraak van de huurder moet verder gaan dan het aanhoren door een medewerker van klachten, veel bewonerscommissies leiden een kwijnend bestaan. Er moet rekening worden gehouden met het commentaar van de Woonbond en verenigingen van huurders.

Het is duidelijk dat de belangen van huurders en woningcorporaties lang niet altijd samenvallen. De minister stookt dan vaak ook nog tussen die twee partijen. Zoals Donner die vorig jaar met een Algemene Maatregel van Bestuur de woonwaarde van huurwoningen in schaarstegebieden met 15 of 25 punten verhoogde, waardoor de maximale huur in circa 140 gemeenten ineens met 73 of 123 euro per maand omhoog ging. De kwaliteit van de woningen is echt niet verbeterd, maar de hogere lasten voor de huurder zijn wel een extra inkomstenbron voor de verhuurder. En dan is het deze voormalige minister, berucht om al zijn maatregelen gericht tegen de huursector, die als vice-voorzitter van de Raad van State het tijdens zijn ministerschap voorbereide wetsvoorstel over het in de verkoop zetten van 75 procent van de huurwoningen objectief op zijn juridische aspecten moet beoordelen. Hoeveel vertrouwen kunnen we daar in hebben?

Erfenis

De kritiek neemt niet weg dat de rol van de woningcorporatie als voorziener en onderhouder van goede, betaalbare, duurzame woningen en een prettige woonomgeving historisch gezien onmisbaar is. Na de invoering van de Woningwet in 1901 en de oprichting door gewone burgers, arbeiders, van woningbouwverenigingen is een uniek stelsel van sociale woningbouw gerealiseerd. De erfenis hiervan moet niet aan de jungle van de markt worden prijsgegeven.

Rode familie

Omslag Het rode geluk

Ik haal twee boeken uit de kast. Op de omslag van Het rode geluk. Een geschiedenis van de Algemene Woningbouw Vereniging (AWV) staat een foto van het Transvaalplein in Amsterdam-Oost. Bij De stad en Het Oosten. Het verhaal van een woningbouwvereniging kijken we naar het Mercatorplein. Beide woningbouwverenigingen zijn geworteld in de Amsterdamse samenleving, nauw verbonden met de geschiedenis van vele buurten en wijken, met het gemeentebeleid, met bestemmingsplannen.

Elk bijna honderd jaar oud fuseerden de twee organisaties op 1 juli 2008 tot Stadgenoot. Stadgenoot verhuurt ruim 30.000 woningen verspreid over de hele stad en heeft zo'n 400 medewerkers in dienst.

In Het rode geluk begint Jos van der Lans met het verhaal van de sociaal bewogen pioniers die in 1910 de AWV oprichtten om goede betaalbare woningen voor arbeiders te bouwen. We komen beroemd geworden personen tegen zoals de op dat moment 25-jarige kleermaker Evert Kupers (onderbroken door de oorlogsjaren NVV-voorzitter van 1928 tot 1949), en Arie Keppler, later in zijn loopbaan de legendarische directeur van de Woningdienst. Het AWV behoorde met de vakcentrale NVV en de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP) tot de rode familie. We zien het aan een foto van P.J. Troelstra en een over twee bladzijden uitgespreide kunstdruk van drie arbeiders met een pikhouweel over hun schouder en het onderschrift Vooruit naar het licht! Achter de vaandels van het NVV. Kupers was een halve eeuw voorzitter van het AWV, tot 1960.

Foto Evert Kupers en titelblad biografie

De eerste ledenvergadering van het AWV werd gehouden op 14 juni 1911 in café de IJsbreker aan de Weesperzijde. Het bestuur was er in geslaagd de bekende architect H.P. Berlage aan te trekken die op deze avond zijn ontwerpen voor woningen in de Tolstraat en de Transvaalbuurt toelichtte. De Raad van Commissarissen werd benoemd waarvan onder andere Jan van Zutphen, de tweede man van de Diamantbewerkersbond, en Floor Wibaut, de fractievoorzitter van de SDAP in de Amsterdamse gemeenteraad deel uitmaakten.

Wibaut wordt in 1914 de eerste socialistische wethouder van Amsterdam. Tot 1931 bekleedde hij verschillende wethoudersposten. Hij was een voorvechter van sociale woningbouw en tijdens zijn wethouderschap voor volkshuisvesting bouwden gemeente en woningbouwverenigingen maar liefst 6.500 woningen.
Omslag De stad en Het Oosten Op 13 juni 1911 vergaderden 43 personen in café De Poort van Muiden om een woningbouwvereniging voor katholieken op te richten. Als eerste zetten de aanwezigen zich ervoor in een goede woning te verschaffen aan de katholieke arbeiders van de Oostergasfabriek. Het was kortom een belangrijke week voor de Amsterdamse volkshuisvesting. Willem van Toorn, auteur van het boek over De stad en Het Oosten, mijmert in het eerste hoofdstuk over zijn jeugd eind jaren dertig van de vorige eeuw vlakbij het Mercatorplein.
De twee schrijvers voeren ons op een prettig leesbare manier door honderd jaar wonen, leven en woningbouwbeleid in Amsterdam heen. De vele opgenomen illustraties zijn een feest van herkenning voor degene die Amsterdam goed kent en geïnteresseerd is in de geschiedenis van de hoofdstad.

Dit soort gedenkboeken zou over alle woningbouwverenigingen in Nederland geschreven kunnen worden. Het zou getuigen van een rijk verleden, van een maakbaar Nederland, van mensen die door idealen bezield met pijn en moeite iets groots hebben opgebouwd. Het zou getuigen van een Nederland dat bewust, intelligent en voortvarend afscheid heeft genomen van het Koninkrijk vol sloppen uit de negentiende eeuw, zo inlevend en beeldend te boek gesteld door Auke van der Woud.
We zullen dan ook meer te weten komen over processen van bureaucratisering en professionalisering van aanvankelijk ideële organisaties. We zullen de kennis weer eens kunnen opfrissen over de rol en maatregelen van gemeenten en nationale overheid om de woningnood aan te pakken. We zullen dan ook bevestigd zien dat de markt niet efficiënter, beter en goedkoper werkt. De dienstverlening gaat er daardoor niet op vooruit. Er moet een eind komen aan het al ingezette beleid van verkoop van huurwoningen. Onderhoud en renovatie van wooncomplexen en afzonderlijke appartementen en huizen worden daardoor zeer ingewikkeld. Aannemers, verenigingen van eigenaren en loodgieters kunnen daar spannende, maar ook treurige verhalen over vertellen.

Van opbouw naar afbraak

Artikel 22 lid 2 van de Grondwet geeft aan dat bevordering van voldoende woongelegenheid voorwerp van zorg is van de overheid. Het lijkt erop dat het kabinet de strekking van dit grondwetsartikel met de voeten treedt. Met sociale grondrechten mag niet worden gespot. De sociale woningbouw mag niet worden opgeofferd aan de politieke ideologie van een toevallig kabinet. Op de woningmarkt is sowieso al sprake van een kopersstaking en dan past het al helemaal niet om huurwoningen in de verkoop te zetten. Het stemt treurig dat een uniek sociaal volkshuisvestingsbeleid door een rechts beleid nu helemaal om zeep dreigt te worden geholpen.

Het is een verwarrende tijd. December 2011 krijg ik een brief van de directeur van Stadgenoot in de bus, waarin hij mij het einde van mijn lidmaatschap (ooit begonnen bij de AWV) meedeelt. Formeel had je als lid overigens al jaren niets meer in te brengen.


1 Dit artikel is een uitgebreide versie van commentaar 189 (terug)