welkom
extra
Solidariteit

Een bewerking van passages uit de "Resultate" 1

Marx en de pensioendiscussie

Sjarrel Massop

In 1933 is er een manuscript van Marx uit het Moskouse Archief gekomen, waarin hij een aanzet geeft om een gedeelte van het eerste deel van het Kapitaal te herschrijven: Resultate des unmittelbaren Productionsprozesses, kortweg "Resultate".Marx heeft daaraan enkele afzonderlijke pagina's toegevoegd over de rol van de vakbeweging.

Ik ben zo vrij van daaruit de koppeling te leggen naar de pensioendiscussie binnen de FNV. Maar laat eerst Marx aan het woord over de verkoop van arbeidskracht om vervolgens uit te komen bij de vakbonden.

De crediterende arbeid(st)er

Zodra de arbeid werkelijk begint, is ze al opgehouden aan de arbeid(st)er toe te behoren, en kan dus niet meer door hem/haar als arbeidsvermogen verkocht worden.
Het eigendomskarakter van deze specifieke waar - het arbeidsvermogen - houdt in dat met de afsluiting van het contract tussen koper en verkoper de verkochte waar pas op dat moment als gebruikswaarde in de handen van de koper overgaat. De ruilwaarde van deze waar is, evenals alle andere waren, bepaald voordat ze de circulatie ingaat. Dat is, omdat ze als vermogen, als kracht verkocht wordt en er een bepaalde arbeidstijd vereist is om dit vermogen, deze kracht te produceren. De ruilwaarde van deze waar bestaat daarom vóór haar verkoop, maar haar gebruikswaarde bestaat pas in de daarop volgende krachtsuitoefening. De uiting van de arbeidskracht en haar zichtbaarheid, dat wil zeggen haar werkelijke 'zijn' als gebruikswaarde, vallen daarom in de tijd gezien uit elkaar.

Het is te vergelijken met een huis, waarvan het gebruik voor een maand aan mij verkocht is. De gebruikswaarde is me pas geleverd, nadat ik het huis een maand bewoond heb. Zo ontvang ik de gebruikswaarde van het arbeidsvermogen pas, nadat ik het verbruikt heb, inderdaad voor me heb laten werken. Bij zulke gebruikswaarden - waar de formele uiting van de waar door de verkoop en het werkelijke overlaten van de gebruikswaarde aan de koper, in de tijd uiteenvallen - werkt het geld van de koper als betaalmiddel. Het arbeidsvermogen wordt voor een dag, een week enzovoort verkocht, maar wordt pas betaald, nadat het gedurende die tijd geconsumeerd is. In alle landen met een ontwikkelde kapitaalsverhouding wordt het arbeidsvermogen pas betaald nadat het gefunctioneerd heeft. Overal schiet derhalve de arbeider aan de kapitalist het gebruik van zijn waar voor, laat zich door de koper consumeren, crediteert voor hij zijn ruilwaarde betaald krijgt. In tijden van crises en zelfs bij een afzonderlijk faillissement wordt aangetoond dat dit voortdurend crediteren van de arbeiders aan de kapitalisten geen waanbeeld is.

Rekbare behoeften

Aan de aard van de warenuitruil verandert niets, wanneer geld als koopmiddel of betalingsmiddel functioneert. De prijs van het arbeidsvermogen wordt in de koop contractueel vastgelegd, om het even of het pas later gerealiseerd wordt. Deze vorm van betaling verandert er weinig aan dat deze prijsbepaling zich op de waarde van het arbeidsvermogen betrekt en niet op de waarde van het product, noch op de waarde van de arbeid. De laatste is overigens als zodanig helemaal geen waar.
De ruilwaarde van het arbeidsvermogen wordt betaald volgens de prijs van de levensmiddelen die in een gegeven maatschappelijke situatie gewoonlijk nodig zijn. Nodig, ten einde de arbeider zijn arbeidsvermogen te laten uitoefenen die zijn kracht, gezondheid, levensvermogen vereisen en zich door vervangers vereeuwigt.

De mens kenmerkt zich in vergelijking met alle andere dieren door de onbeperktheid en rekbaarheid van zijn behoeften. Tegelijkertijd is er geen dier dat zijn behoefte zo scherp kan bijstellen en zich tot het minimum van zijn levensvoorwaarden kan beperken. Kortom, geen dier bezit hetzelfde talent tot versobering.
Van zulk een fysiek minimum is geen sprake, als het om de waarde van het arbeidsvermogen gaat. Zoals bij elke waar kan bij het arbeidsvermogen de prijs boven zijn waarde uitstijgen of eronder vallen. Dus naar de ene of de andere richting van de prijs afwijken die alleen maar de gelduitdrukking van de waarde zelf is. Het niveau van de levensbehoefte zelf, waarvan de gezamenlijke waarde de waarde van het arbeidsvermogen vormt, kan stijgen of dalen. De analyse van deze schommelingen hoort niet hier, maar in de theorie over het arbeidsloon thuis. In het verdere verloop van dit onderzoek zal blijken dat het voor de analyse van het kapitaal volledig onverschillig is, of het niveau van de behoefte van de arbeiders hoog of laag verondersteld wordt.

De vakbonden

Zoals in de theorie is ook in de praktijk het uitgangspunt dat de waarde van het arbeidsvermogen een gegeven grootte kent. Een geldbezitter bijvoorbeeld die zijn geld in kapitaal, bijvoorbeeld in bedrijfskapitaal van een katoenfabriek wil omzetten, laat zich informeren over de loonhoogte in de plaats waar hij de fabriek wenst te vestigen. Hij weet dat net als de katoenprijs, het arbeidsloon voortdurend van het gemiddelde afwijkt. Maar hij weet tegelijkertijd dat deze schommelingen zich zullen vereffenen.
In zijn calculatie wordt het arbeidsloon daarom als een gegeven waardegrootte opgenomen. Ook voor de vakbonden vormt de waarde van het arbeidsvermogen de bewuste en uitgesproken basis, waarvan het belang voor de Engelse arbeidersklasse nauwelijks overschat kan worden. Die vakbonden hebben geen ander doel dan te verhinderen dat het niveau van het arbeidsloon zakt onder zijn traditioneel in de verschillende bedrijfstakken gegeven hoogte. Dus trachten ze te voorkomen dat de prijs van het arbeidsvermogen onder zijn waarde wordt gedrukt. De bonden weten natuurlijk dat een wisseling in vraag en aanbod doorwerkt in de marktprijs.

Enerzijds echter is bij het optreden van zo'n wisseling het effect in de eenzijdige veronderstelling van de kopers, in dit geval de kapitalisten, zeer verschillend [zo zien ze de koop van arbeidsvermogen als een kostenpost en juichen ze bij een stijgend aanbod vanwege de lagere kosten]. Anderzijds bestaat er een groter onderscheid tussen a) de door de vraag en aanbod bepaalde hoogte van het arbeidsloon die wordt bepaald door de eerlijke uitvoering van de warenuitruil, in het geval koper en verkoper op gelijke voet onderhandelen en b) de hoogte van het arbeidsloon die de verkoper, de arbeider, zich moet laten welgevallen, wanneer de kapitalist met elke persoon afzonderlijk onderhandelt. Het gevolg van die individuele onderhandeling is een naar onderen bijgesteld niveau door uitbuiting van de toevallige nood van een afzonderlijke arbeider (een niveau dat onafhankelijk is van de algemene verhouding van vraag en aanbod).

Minimumloon

Arbeiders voegen zich samen om in het contract over de verkoop van hun arbeidsvermogen enigermate op voet van gelijkheid met de kapitalisten te komen. Dit is de rationele, logische basis van de vakbonden. Wat zij beogen, is dat 'de toevallige directe behoefte' de arbeider niet dwingt zich met een geringer arbeidsloon tevreden te stellen. Dus breekt hij met het mechanisme van vraag en aanbod in een bepaalde bedrijfstak dat de waarde van het arbeidsvermogen onder zijn gewoonlijke niveau brengt. Deze waarde wordt door de arbeiders zelf als het minimumloon beschouwd, terwijl het voor de kapitalist geldt als een uniform, gelijkmatig arbeidsloon voor alle arbeiders in een bedrijf.
De bonden zouden daarom nooit mogen toestaan dat hun leden onder dit minimumloon arbeid verrichten. Ze zijn immers door de arbeiders zelf als verzekeringsbedrijf gesticht. Een voorbeeld kan het doel van deze organisatie ter bescherming van de waarde van het arbeidsvermogen verklaren. In alle bedrijven in Londen zijn er zogenaamde Sweaters (te vergelijken met koppelbazen en uitzendbureaus) die een bepaalde hoeveelheid werk overnemen om het voor een lager dan gebruikelijk arbeidsloon aan een ondernemer te leveren. Anderen echter laten zij het werk tegen een lagere prijs verrichten. Het verschil vormt de winst van de Sweater die hij perst uit de arbeiders die het echte werk verrichten. Dit is niets anders dan het verschil tussen de waarde van het arbeidsvermogen die door de eerste ondernemer betaald wordt en de onder de waarde van het arbeidsvermogen staande prijs die de koppelbaas de werkelijke arbeiders betaalt.

Uitgesteld loon

De brief van de voorzitter van AbvaKabo FNV, rond 1 mei nota bene, over de fricties binnen de vakcentrale is de aanleiding om hier de stap naar de pensioenen te maken.
Vooropgesteld moet worden dat de vakbeweging erkent dat pensioenen, AOW en pensioenpremies uitgesteld loon zijn. Ze stelt namelijk dat we nu al 20 procent van onze tijd voor ons pensioen werken. Met andere woorden al die zaken die er voor moeten zorgen dat de werkenden ook na hun arbeidzame leven een leefbaar bestaan leiden, zijn door dezelfde werkenden verdient, inclusief de eventuele bijdrage van de werkgevers.
AOW en pensioenen zijn sigaren uit eigen doos, de stelling van de onbetaalbaarheid is dus zo krom als maar kan. Alsof de overheid en de werkgevers moeten betalen voor onze oude dag. Geen cent dus, de werkenden hebben het zelf bij elkaar verdiend. De taak van de vakbonden is ervoor te zorgen dat het (uitgestelde) loon van de leden niet onder het minimumloon zakt, dat wil zeggen het niveau waarop een goed leven mogelijk is na de beëindiging van het arbeidzame leven.

Beleidsuitgangspunten AbvaKabo

In de voorzittersbrief worden zes uitgangspunten voor het pensioenbeleid toegelicht. Ik voorzie ze van een kort commentaar.

  1. AbvaKabo wijst elk pensioenmodel af dat het risico eenzijdig bij de deelnemers legt. De enige remedie daartegen is de al genoemde sigaar volledig op te eisen.
  2. Premiestabilisatie geldt alleen voor de toenemende levensverwachting. Ik begrijp hieruit dat de premie mag stijgen voor het aantal jaren dat de bevolking gemiddeld ouder wordt. De taak van de vakbond is voorkomen dat het arbeidsloon en het uitgestelde loon onder het minimumloon komen, zowel voor de betreffende bedrijfstak als voor de samenleving als geheel. De kwestie van de betaalbaarheid is buiten de orde, omdat arbeidsloon en uitgesteld loon opgebracht worden uit de arbeid en nergens anders uit.
  3. AbvaKabo vindt het ongewenst dat de opgebouwde en nog op te bouwen rechten voorwaardelijk worden gemaakt. De bond is immers verantwoordelijk voor een stabiel loon, onafhankelijk van welke factoren dan ook.
  4. Bestaande en nieuwe rechten dienen bijeen te blijven, omdat het noodzakelijk is om met al het geld gezond te beleggen. Hier haak ik volledig af. Ik sluit me graag aan bij Marx die stelt dat op geen andere manier waarde kan ontstaan dan door de arbeidende mens. Het is een illusie te veronderstellen dat er maatschappelijk meer waarde gaat ontstaan door geld te beleggen. Inmiddels twee eeuwen kapitalistische productiewijze heeft onomstotelijk aangetoond dat het systeem slechts bestaat bij de gratie van de mens die werkt. Het is en blijft een verdelingsvraagstuk, ook de AOW en pensioenen. Zekerheid en garanties ontstaan niet door beleggingen van bijeen gewerkte fondsen, maar door de arbeid en de opbrengsten daarvan eerlijk en rechtvaardig te verdelen.
  5. Mensen met lage inkomens moeten meer zekerheden krijgen. Ik vind dat alle mensen, dat is ook de strekking van de AOW, recht hebben op en zekerheid behoeven van een redelijk bestaansminimum. Dat is solidariteit.
  6. Het kabinet dient akkoord te gaan met de koppeling van de AOW aan de verdiende lonen.
Het lijkt me eenvoudig: de vakbond is van de arbeidersklasse en zorgt ervoor dat de verhoudingen tussen kapitaal en arbeid niet dusdanig verstorend werken dat de arbeiders moeten vrezen voor een niet menswaardig bestaan. Dat geldt zowel de arbeidsomstandigheden als de arbeidsvoorwaarden en het (uitgestelde) arbeidsloon.

Valse keuzes

De discussie binnen de bonden lijkt te gaan over de keuze tussen meer zekerheid (FNV Bondgenoten en AbvaKabo FNV) en de te nemen risico's om een gedifferentieerd inkomensniveau op termijn de AOW (Federatiebestuur FNV) en pensioenen betaalbaar te houden.
Dit zijn mystificaties, valse keuzes dus. Feit is dat alle AOW en pensioenen en alle andere sociale zekerheid opgebracht zijn door de werkende mensen. De verantwoordelijkheid van de overheid en de vakbonden is wat dat betreft niets anders dan in de eerste plaats een goed beheer en in de tweede plaats zekerheid en garanties te bieden. En wel zo dat wat door mensen bij elkaar gewerkt is, verdeeld wordt op een wijze dat alle werkenden, niemand uitgezonderd een menswaardig bestaan kunnen leiden. Dat hebben we letterlijk en figuurlijk verdiend.

Nog een paar tips, tot slot, alleen al om overbodige bureaucratie en geldverspilling te vermijden.

  1. Het onzinnige onderscheid tussen AOW en pensioenen moet opgeheven worden. De flexibele arbeid heeft in mijn persoonlijke situatie tot gevolg dat AOW en pensioenrechten bij vier instanties ondergebracht zijn die stuk voor stuk een duur apparaat in stand houden.
  2. AOW en pensioenen zijn een publieke zaak, het gaat om goed beheer van rechten die door werkende mensen opgebracht zijn en de onderlinge solidariteit dienen. Daar past geen commerciële exploitatie bij door verzekeringsmaatschappijen die alleen maar uit zijn op geldelijk gewin. Nogmaals waar gaan AOW, pensioenen en sociale zekerheid over? Over onderlinge menselijke solidariteit, voor elkaar zorgen omdat we dat door eigen inspanningen bij elkaar gewerkt hebben. Daarop past geen redenering van onbetaalbaarheid, dat is een kwestie van eerlijk verdelen.


1K. Marx, Resultate des unmittelbaren Produktionsprozesses Frankfurt, Verlag Neue Kritik KG, 1969 - www.communismus.de (terug)