De vele suborganisaties en statuten tonen een onderling wantrouwen
De politiek-juridische strijd binnen de PVV
Joop Maassen 1
In verreweg de kleinste politieke (leden)partij van Europa, de PVV (twee leden, dezelfde persoon) lijkt politieke onenigheid uitgesloten. Als leider benadrukt Wilders keer op keer dat de PVV zich van de overige partijen onderscheidt, doordat de eenheid van de partij bij hem in goede handen is.
Over de periode 2004-2011 is dit partijpolitieke uitgangspunt echter meer en meer onder spanning komen te staan. Op dit moment is het eigenlijk de vraag hoe lang Wilders zijn gedoogbeleid, inclusief een mix van extreme uitspraken en prijsgeven van tal van PVV-standpunten, geloofwaardig kan volhouden. Of, om het met een oude kreet te zeggen: de doelbewuste Wilders van 2004 is veranderd in een stoelbewuste partijleider die niet in de hand heeft dat aan de poten van zijn stoel op tal van manieren wordt gezaagd.
Twee stromingen
Het beeld van Wilders als de almachtige partijleider wordt echter zowel in de media als in de (politicologische) literatuur overeind gehouden. De typering van Wilders' PVV beperkt zich meestal tot vragen over het populisme van de PVV en de verschillen en overeenkomsten met het fascisme uit de jaren dertig.
Een actueel voorbeeld in dit debat is de vraag of de PVV vergeleken kan worden met de NSB, toen deze beweging nog geen landverraad had gepleegd. Als we kijken naar de statuten van de Stichting De Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (1932), dan vallen de overeenkomsten meteen op. De politieke alleenheerschappij van Mussert, "de Algemeen Leider", is juridisch vrijwel op dezelfde manier verzekerd als die van Wilders in de Stichting Groep Wilders (2004). Zo wordt het bestuur van de Stichting NSB gevormd door Mussert. De Algemeen Leider is normaal gesproken niet afzetbaar (artikel 5) en neemt alle besluiten (artikel 4). Hij moet weliswaar vijf leden voor een Algemene Raad benoemen, maar dezen kunnen slechts adviseren en Mussert kan ze ontslaan "naar het hem goeddunkt" (artikel 4.6).
Straks ga ik dieper in op de verticale partijstructuur van de PVV, maar het zal duidelijk zijn dat de organisatie van de PVV en de NSB sterke overeenkomsten kent. Mijns inziens zijn de verschilpunten echter groter. Als we letten op de partijpolitieke standpunten over de verhouding tussen staat en maatschappij, dan zien we bijvoorbeeld het corporatisme van de NSB niet terugkeren in de PVV. Wilders en Bosma zijn er juist verklaarde tegenstanders van. Bovendien behoudt de NSB een overzichtelijke verticale partijstructuur en weet Mussert effectief iedere horizontale democratiseringspoging tegen te werken. In de PVV is dit laatste, zoals ik zal laten zien, een probleem dat de partij uiteindelijk zal opbreken.
Het nut van genoemde discussies zal ik trouwens niet ontkennen. Maar zo goed als het begrip populisme uiterst heterogeen is en fascisme als (historisch) begrip niet altijd hoeft aan te sluiten bij maatschappelijke processen in onze tijd, zo goed wordt in beide gevallen geen onderzoek gedaan naar de partijpolitieke strijd binnen de PVV.
Dit artikel wil hierin verandering brengen. Mijn onderzoek richt zich op de uiteenlopende formuleringen van de statuten van verschillende organisaties binnen de PVV. Deze politiek-juridische strijd geeft op dit moment een partijstructuur te zien, waarbinnen zes statutair omschreven organisaties (stichtingen en verenigingen) functioneren.
De politiek-juridische teksten en de wijzigingen die zij in de jaren 2004-2011 ondergaan, zijn hoogst interessant. Ze laten onder meer zien dat de complexiteit van de machtsverhoudingen binnen de PVV en haar betrekkingen met de staat niet kunnen worden afgedaan met het in het oog springende leidersprincipe dat deze partij typeert. Aangetoond kan worden dat er binnen de partij een latent spanningsveld bestaat, waardoor de verbreding van de partijorganisatie de huidige hiërarchische partijlijn in gevaar zal brengen.
De richtingenstrijd om de organisatie en de koers van de PVV haalt de publiciteit als eind 2010 de standpunten uitlekken van de woordvoerders van twee stromingen (Martin Bosma, fractiesecretaris en Hero Brinkman, partijsecretaris). De standpunten van deze PVV-intellectuelen sluiten naadloos aan bij de strijd om de statuten zoals deze na 2004 binnenskamers al was gevoerd. Als laatste wapenfeit zal ik stilstaan bij de statuten van de onlangs opgerichte Vereniging voor de democratisering van de PVV.
Stichting en Vereniging Groep Wilders
Het zal niet verwonderen dat in de eerste statuten van de PVV (november 2004) de alleenheerschappij van de partijleider 200 procent is gegarandeerd. Wilders vormt het bestuur en het bestuur bestaat uit Wilders. Ofwel: men ziet Wilders "handelend als voorzitter en enig bestuurder van de Stichting". De one man show is compleet als we letten op artikel 1: het doel van de Stichting is het "bevorderen en uitdragen van de politieke en maatschappelijke standpunten [van] de heer Geert Wilders". Deze persoonlijk politieke doelstelling ontbreekt in de NSB van Mussert.
Als enkele maanden later naast de Stichting de Vereniging Groep Wilders wordt opgericht blijkt dat de alleenheerschappij van Wilders is beperkt (maart 2005). De deur naar een interne partijdemocratie wordt op een kiertje gezet.
De autoritaire bestuursvorm van een stichting zonder leden krijgt een vereniging naast zich, waarin leden jaarlijks contributie betalen en een algemene ledenvergadering minstens één keer per jaar bijeenkomt. Hoewel in een verklaring aan het slot van de statuten wordt bepaald dat het bestuur enkel een voorzitter (Wilders) benoemt en zijn beslissingsmacht in het bestuur en de algemene ledenvergadering is vastgelegd, kent de algemene ledenvergadering het recht van oppositie: "Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid van de vergadering of (...) een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt".
Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie
Het doel van de Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie PVV (januari 2007) is van politiek administratieve aard. Het gaat om taken als het aannemen van personeel en aanschaffen van apparatuur ter ondersteuning van het werk van de Tweede Kamerleden. Verder beheert de stichting het vermogen dat wordt gevormd door de financiële ondersteuning van het Rijk aan de (inmiddels twee) Kamerfracties.
Voor het eerst zien we nu dat de samenstelling van het bestuur niet bij één man blijft steken, maar dat het uit "minimaal drie natuurlijke personen" bestaat (Wilders, voorzitter; Brinkman, secretaris en de Roon, penningmeester). In de vertegenwoordiging van het bestuur naar de buitenwacht toe zijn deze drie bestuursleden gelijk. Ook het bijeenroepen van vergaderingen kan door alle drie gebeuren, terwijl de beslissingsmacht van de voorzitter op dezelfde wijze, als hierboven verwoord, beperkt wordt. Tot slot kan het bestuur niet zo maar de statuten wijzigen, maar is hiervoor de goedkeuring nodig van de PVV-fractie en de voorzitter en ondervoorzitters van de Tweede Kamer.
Naarmate de PVV-organisatie dichter in het centrum van de staat komt, moet de leiding in het bestuur, respectievelijk voorzitter Wilders, zelfs al is het een stichting, meer potentiële tegenmacht toelaten.
Vereniging Partij voor de Vrijheid
Uit onderzoek naar de statuten van de Vereniging Partij voor de Vrijheid (augustus 2007) blijkt dat ze vrijwel identiek zijn met die van de Vereniging Groep Wilders. In feite verdwijnt enkel de naam van Wilders uit de partijnaam PVV. In een statuutwijziging twee jaar later wordt bovendien Wilders' persoonlijk uitgebrachte Onafhankelijkheidsverklaring (2005) vervangen door een algemene partijpolitieke doelstelling.
Om een andere reden zijn deze statuten van de PVV opvallend. Namelijk als we letten op de kritiek die fractiesecretaris Bosma heeft op de overige partijen in het parlement. Die zijn volgens hem allemaal uit de tijd van de trekschuit, terwijl de PVV via haar leider en met de hulp van het internet de meest moderne partij in Nederland is. Hier moeten we Bosma corrigeren met de actuele statuten van zijn eigen partij.
Vergeleken met de alleenheerschappij van Wilders in de eerste bestuursorganisatie, de Stichting Groep Wilders, heeft de PVV nu precies die kenmerken die haar op de overige partijen doet lijken. Zo heeft de PVV individuele leden die zich schriftelijk moeten aanmelden, waarna het bestuur een schriftelijk verklaring afgeeft als zij het nieuwe lid accepteert. De partijbureaucratie die Bosma verfoeit, wordt vergroot door allerlei schriftelijk vast te leggen opzeggingen, schorsingen van en ontzettingen uit het lidmaatschap. Voorts bepaalt artikel 7 dat de leden jaarlijks contributie verschuldigd zijn en dat er voor het eerst sprake is van donateurs die zich verplichten jaarlijks geld aan de partij te geven. De algemene ledenvergaderingen bijwonen mogen ze niet. Dit is het terrein van de leden, alhoewel alleen het bestuur een dergelijke vergadering bijeen mag roepen "of daartoe op grond van de wet verplicht is". Eenmaal bijeen kunnen de leden bijvoorbeeld met een tweederde meerderheid willekeurig welk bestuurslid schorsen of ontslaan (artikel 8.3) of met een gewone meerderheid de statuten van de PVV wijzigen. Ook het recht om een oppositioneel geluid te laten horen over het oordeel van de voorzitter is in deze vereniging duidelijk geregeld. Zowel de meerderheid als een individuele stemgerechtigde kan hiervan gebruikmaken.
Samenvattend zien we dat de diversiteit aan machtsposities binnen de PVV toeneemt en dat de machtsstructuur van de partij in haar geheel een meer horizontale beweging te zien geeft.
Stichting Vrienden PVV
Als in 2008 de Stichting Vrienden van de PVV ontstaat, wordt evenwel de verticale structuur van de partij weer versterkt. In feite worden de statuten van de Stichting Groep Wilders uit 2004 gebruikt. De enige verandering die opvalt, is dat de Stichting Vrienden van de PVV als doel heeft financiële steun te verwerven "waaronder expliciet begrepen is het bekostigen van eventuele juridische procedures - en de uitkomsten en/of gevolgen daarvan - namens en/of tegen de Stichting, de te Den Haag gevestigde Vereniging Partij voor de Vrijheid en/of de heer Geert Wilders [in privé]".
Het zal duidelijk zijn dat de democratie binnen de partijstructuur van de PVV geen leidende gedachte genoemd kan worden. Als we daarentegen spreken van een strijd om de democratie en dus kijken naar de partijdemocratie als proces, dan wordt de politieke strijd om de juridische formulering van PVV-organisaties interessant. Het gesloten karakter van de partij en haar enige lid blijkt na onderzoek onder spanning te staan. De intensiteit daarvan laat zich moeilijk in graden uitdrukken, maar de manier waarop nog niet zo lang geleden twee vooraanstaande PVV-ers openlijk de degens kruisten over de "democratisering in de PVV" liegt er niet om.
Aangekomen op het scharnierpunt van dit artikel wil ik eerst iets zeggen over de onderliggende politiek inhoudelijk kant van het debat over stichtingen en verenigingen binnen de PVV. Ik kan hiervoor het beste de secretaris van de PVV Tweede Kamerfractie, Martin Bosma, aan het woord laten. Hij benadrukt namelijk dat de PVV om principiële redenen gekozen heeft voor de stichtingsformule. De PVV onderscheidt zich van de overige partijen, doordat in die gevallen de staat heeft bepaald wat de structuur van de politieke partij moet zijn. Bosma noemt dit "een vreemde inmenging [en] natuurlijk principieel onjuist. Partijen controleren de staat. Door de verenigingsbasis is het echter de staat die de partijen controleert".
Het is deze opmerking die mij motiveerde de statuten van de PVV te onderzoeken. Ik heb namelijk een ander idee van stichtingen en associeer ze eerder met liefdadigheidsinstellingen of met de Stichting Rood Boek die boekhandel de Rooie Rat nu al bijna veertig jaar juridisch in leven houdt.
Na deze sluikreclame nu een analyse van de politieke strijd binnen de PVV. Hoe wordt de hegemonie van haar stichtingsvorm in het ideologisch debat bestreden en welke consequenties heeft dit voor het verband tussen deze stichtingsvorm, de bestrijding van de islam en de uitzonderingstoestand waarin haar leider opereert? Betekent het alternatief van de verenigingsbasis echt alleen maar dat hierdoor de staat de politieke partijen controleert?
Democratisering, Bosma/Brinkman
Het debat tussen de twee kopstukken dat eind 2010 via internet (!) openbaar wordt, kent twee onderwerpen: wel of geen democratische ledenstructuur en wel of geen jongerenorganisatie. Over de aandacht voor de jongerenorganisatie kan ik kort zijn. Brinkman noemt het als punt van discussie, maar gaat er niet op in. De termen die Bosma gebruikt om zo'n "jongerenclub" tegen te houden lijken op die van een vader die bang is voor de zelfstandigheid van zijn puberzonen. Zo vreest hij dat "als we het wel doen allerlei niet-volwassenen namens de PVV op de televisie verschijnen en dingen gaan roepen waar we geen enkele invloed op hebben". Zijn voorkeur voor de PVV als een gesloten eenheidsfront wordt via een zwart-wit redenering verdedigd: "Het opstarten [van een jongerenorganisatie] zou betekenen dat we ingaan op een eis van de opstand en daarmee deze aanval op de PVV legitimeren en verdere aanvallen op de partij uitlokken".
In de rest van zijn nota over de ledenstructuur laat Bosma duidelijk blijken dat hij het standpunt van Wilders ondersteunt. Met een paar pagina's is hij uitgepraat en wil hij het doen voorkomen dat het debat enkel een storm in een glas water is. Onderzoek wijst volgens hem uit dat "net iets meer dan 1%" van de aanhang een ledenstructuur wil. Brinkman evenwel spreekt van "vele duizenden leden" en doelt op de 18.000 op hem uitgebrachte voorkeursstemmen. Bijeengebracht in een stadion kan dit aantal voor Wilders en Bosma nog tot een algemene vergadering leiden die zij zich lang zullen heugen.
De PVV-ideoloog ontkent eenvoudigweg ieder verband tussen een individuele ledenstructuur en de democratie in de PVV. Het tegendeel is juist het geval: een ledenstructuur is als een molensteen om de nek van de partij en Bosma noemt het CDA als voorbeeld hiervan. "De electorale ruimte voor het CDA ligt op rechts. Maar hun leden zijn vaak links." Zodoende wordt haar partijleiding gehandicapt door de leden en kan ze haar electorale potentieel niet benutten. Deze verdeeldheid is Bosma een gruwel en dit zal na het laatste CDA-congres beslist niet minder zijn geworden. In zijn machtspolitieke opvattingen is voor zelfstandig denkende leden geen plaats. Voor de overige argumenten tegen de democratische ledenstructuur verwijst Bosma naar hoofdstuk 18 van zijn boek "De schijnelite van de valse munters".
Tot slot noemt hij nog enkele argumenten die te maken hebben met de actuele politieke strijd binnen de PVV. In een PVV als ledenpartij verwacht Bosma dat "allerlei types die zichzelf met functies gaan bekleden namens ons [de fractie] gaan spreken. Journalisten zullen er bovenop duiken om verschillen te vinden tussen de partij en de fractie. (…) Een ledenstructuur zal tevens betekenen dat een opstandig fractielid zich via de leden van een draagvlak kan gaan voorzien. De steun die in de fractie ontbreekt zal via het opruien van leden gezocht worden. (…) Infiltraties zullen aan de orde van de dag zijn".
Nota Brinkman
De nota van Brinkman is niet op een blauwe maandag geschreven (november 2010). Vanaf zijn komst in de Tweede Kamer (maart 2007) heeft hij met vertrouwelingen op de tekst zitten broeden. In plaats van de directe oprichting van een "democratische partij" spreekt de partijsecretaris liever "breder" van een eerste stap, namelijk de "democratisering van de PVV, die niet alleen geleid wordt door één man maar ook nog bestaat uit één man". Herhaaldelijk spreekt Brinkman zich uit tegen een "strakke en gesloten" leiding en verdedigt hij de komst van een "open en transparante" partij.
Deze regel kent in de nota één uitzondering, de financiering van de partij. Partijen moeten volgens Brinkman niet, zoals nu gebeurt, door de staat gefinancierd worden, maar hun inkomsten aan leden en donateurs vragen. Staatssteun maakt partijen namelijk afhankelijk en dit vormt een inbreuk op de scheiding tussen de wetgevende en de uitvoerende macht. In zijn schets van een omgekeerde interpretatie, namelijk dat de PVV (als wetgevende macht) "het recht heeft om informatie over haar financiën te onthouden aan de uitvoerende macht ;de regering]", erkent hij dat het gevaar van omkoping op de loer ligt, maar "het bewijs is echter aan de overheid". Net als Wilders en Bosma spreekt Brinkman zich hiermee uit voor het Amerikaanse systeem. Uit niet geheel onverwachte hoek wordt dit standpunt intussen gedeeld door voorzitter Jonk van de VVD Jongerenorganisatie (de Volkskrant, 11 maart 2011).
In de kwestie van de financiering van de politieke partijen schuilen enkele flinke adders onder het gras. Zo schijnt de top van de PVV, volgens Jonk, jaarlijks 1,2 miljoen euro aan subsidie mis te lopen, omdat zij door de stichtingsvorm geen ledenstructuur kent. Terwijl onduidelijk is wat de continue bescherming van de partijleider kost, gaat er op lagere niveaus in de partij wel al behoorlijk wat geld rond aan overheidsvergoedingen en bijdragen. Bijvoorbeeld, tegen een half miljoen euro per jaar voor de zeventien vertegenwoordigers van de PVV in de gemeenteraden van Almere en Den Haag. Als de financiële ondersteuning door de staat geen "subsidie" heet, hebben ze er bij de PVV blijkbaar geen probleem mee.
En wat te denken van het feit dat na 1 januari 2012 de partijfinanciering in ons land aan een strenge controle wordt onderworpen. Alle giften van duizend euro en meer moeten dan in de jaarverslagen openbaar zijn. Wilders is hierover "uiterst ontevreden [en] faliekant tegen", maar kan er niets tegen inbrengen.
Het pleidooi van Brinkman voor een ledenstructuur, noodzakelijk voor de verwezenlijking van de democratisering, brengt hem dus via de financiering van de PVV door de leden op één lijn met Bosma/Wilders. Echter bij alle overige punten in zijn nota roept Brinkman de PVV-leiding op het matje. In opvallend openhartige bewoordingen meldt hij voorstellen, eisen en zorgen ten aanzien van de organisatie en de koers van de PVV. Op diverse punten laat hij zijn diepe wantrouwen blijken als het gaat om de politieke wil tot verandering in de leiding van de PVV.
Zijn nota, vijf keer zo lang als die van Bosma, beslaat ook inhoudelijk een veel groter probleemveld. Zo besteedt hij aandacht aan:
- de democratisering binnen en buiten de fractie en de PVV als partij,
- doet hij vervolgens acht voorstellen om hiertoe te komen,
- waarna hij in drie punten duidelijk maakt dat de toekomst van de PVV hem "erg veel zorgen baart",
- zorgen die hij vervolgens omzet in "eisen" die hij, met een knipoog naar de VVD, stelt aan de op te richten "enige echte volkspartij op rechts".
Brinkman over democratisering
Naast de Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie (2007) noemt Brinkman de fractie zélf als een tweede "officieel instituut" in de leiding van de PVV. Misschien is hier de wens de vader van de gedachte, want tot nu toe ben ik geen statuten van de Tweede Kamerfractie tegengekomen. Maar vanuit zijn idee om de monocultuur in de top van de PVV pluriformer te maken is de kwalificatie "officieel instituut" wel begrijpelijk.
Brinkmans kritiek op het functioneren van de fractie sluit aan bij "veelvuldig wederkerende klachten in onze achterban". Volgens de partijsecretaris gaan die klachten over 1) het mediabeleid, 2) de politieke strategie waarin de bestrijding van de islam veel te sterk domineert en 3) het feit "dat het veel Kamerleden in de fractie onduidelijk is waar de gelden [die de stichting beheert] aan worden besteed en hoe en met welke criteria personeelsleden worden geworven". Op de eerste twee samenhangende punten ga ik nu in.
Het mediabeleid noemt Brinkman "ronduit knechtend en politiek ongewenst vertragend". Voor elk georganiseerd mediacontact moet namelijk eerst toestemming worden gevraagd. "Dit gaat over te veel schijven" en wordt uiteindelijk door de voorzitter (Wilders) besloten. Wilders doet in die tijd wel de "handreiking" dat "hij bereid is de teugels losser te laten", maar Brinkman heeft hierin pas vertrouwen als één en ander ook formeel is vastgelegd. Vastgesteld zal dan moeten worden dat ieder fractielid wat betreft de eigen portefeuille vrij met de media kan omgaan. Geen toestemming vragen, maar een enkele mededeling per mail aan de vice-voorzitter is voldoende. In dit verband noemt hij het van belang dat ieder fractielid duidelijk op de hoogte is van de eigen portefeuille, want "tot op de dag van vandaag is dat niet altijd het geval". Tenslotte zijn een mediatraining voor alle fractieleden en een professionele afdeling 'voorlichting en media' hard nodig.
Onder media verstaat Brinkman overigens de kranten, radio en televisie, "een gigantisch machtig medium waar niet lichtvaardig over moet worden gedacht". De vraag is of PVV-webmaster Bosma zich aangesproken voelt. Want, zo gaat Brinkman verder, het mediabeleid van de PVV "moet meer een tweerichtingen verkeer zijn" en daarvoor staat de huidige partijstructuur op twee manieren in de weg: "door de gesloten en strakke leiding ontstaat bij het publiek het idee van een one man party, [terwijl] de fractievoorzitter voornamelijk het woord voert over het islamstandpunt en daar nationaal en internationaal veel rumoer mee veroorzaakt. Als we deze trend een paar jaar gaan volhouden, wordt het beeld bevestigd dat we inderdaad enkel een anti-islam partij zijn, ook al hebben we jarenlang gezegd dat de PVV dit niet is en ook niet wil zijn".
Met het oog op dit gevaar stelt Brinkman voor "binnen de fractie een open discussie te hebben over de lijn waarin de strijd tegen de islamisering in ons land en in Europa ingevuld gaat worden de komende jaren". Onderdeel hiervan is de vraag of de PVV een soort Europese voortrekkersrol moet spelen. Volgens Marine Le Pen, leidster van het Front National, kan hier geen sprake van zijn, want Wilders "verloochent zijn principes om te kunnen deelnemen aan de macht" (NRC Handelsblad, 23 maart 2011).
Horizontale tegenbeweging
Eigenlijk wil Brinkman meer diepgang in de "open discussie over het wezen van de islam". Vragen of de islam een religie is of een politieke ideologie, of mogelijk beide, moeten aan de orde komen. Brinkman is voor het laatste: "de islam is een religie, maar in meerderheid ook een politieke ideologie". In feite is dit het standpunt dat Wilders een tijdje geleden in Duitsland uitsprak, maar voor Nederland niet wil herhalen. Deze houding wijst er op dat Wilders in het tweede deel van zijn politieke serie Fitna die in de loop van dit jaar uitkomt, opnieuw de islam frontaal zal aanvallen, hetgeen internationaal weer tot grote onrust zal leiden.
Over dit soort toekomstige gebeurtenissen maakt Brinkman zich grote zorgen. Niet alleen vanwege de "extra gevaarzetting", nee, zijn "belangrijkste zorg [is] het moment dat Wilders (…) ongewild geen fractieleider meer zou zijn". Dan is het de vraag: "Wie moet Geert opvolgen? Laten we eerlijk zijn, binnen de fractie hebben we hier geen acceptabele vervanging voor. Ik voorspel dat binnen de kortste keren de boel à la LPF uit elkaar gaat vallen".
Bosma daarentegen ontkent het verband tussen democratisering respectievelijk de ledenstructuur en het vinden van een opvolger voor Wilders. Politieke leiders komen volgens hem nooit uit de gewone leden van een politieke partij voort. Onze "kweekvijver" zijn de (inmiddels) zeventien fracties van de PVV.
Maar juist in deze fracties schuilt voor Brinkman een ander probleem: hiërarchie en eenrichtingsverkeer. "Ik zie echter dat de strakke regie, het uitsmeren van de verantwoordelijkheden van deze regie binnen de fractie, naar de gemeenteraden en straks de Provinciale Staten een, op termijn, onhoudbare structuur zal blijken te zijn."
Aldus zijn voor Brinkman de democratisering van de Tweede Kamerfractie ("De PVV is niet alleen de partij van Geert Wilders, maar de partij van al onze 24 fractieleden") en de democratisering hierbuiten, dat wil zeggen de oprichting van een politieke partij, onlosmakelijk met elkaar verbonden. Volgens Brinkman is dit al jaren "het meest heikele onderwerp voor velen van ons". Wilders beloofde namelijk in 2004 dat de oprichting hiervan "mogelijk moest zijn, maar nu nog niet".
In de strijd om de statuten van de verschillende organisaties binnen de PVV zien we dat de hegemonie van de stichtingsformule meer en meer met een horizontale tegenbeweging te maken krijgt. De komst van leden, de groeiende financiële afhankelijkheid van de staat en internationale geldschieters, algemene ledenvergaderingen en organisaties waarin Wilders formeel geen alleenheerschappij kent, al deze factoren wijzen op een toename aan spanningsbronnen die Brinkman en andere ontevreden PVV-ers op de voet volgen en via het internet openbaar worden.
Brinkman versus Bosma
We zijn toe aan een reconstructie van enkele hoofdpunten in deze richtingenstrijd.
Bosma - "Een democratische partij is niet per definitie democratisch."
Brinkman - "Daarom spreek ik ook over democratisering, zodat leden mogelijk middels meerderheidsstandpunten invloed kunnen uitoefenen op sommige standpunten van de partij."
Bosma - "Door een democratische partij kunnen we worden overgenomen door mensen met een andere agenda."
Brinkman - "Dit is natuurlijk onzin. Middels zeer eenvoudige slimme reglementen (…) kunnen we heel goed mensen met kwade bedoelingen filteren. Democratie is niet iets voor bange mensen."
Bosma - "Democratische partijen zijn dood en er is een tijd voor een andere partijorde."
Brinkman - "Democratische partijen en dus de democratie zijn niet dood. De democratie is de laatste decennia het slachtoffer geworden van regentenpartijen die juist de kracht van de democratie hebben uitgehold, waardoor de afstand tussen burger en politiek groter werd. Door democratische partijen krijgt onze achterban een stem en worden ze serieus genomen. Dat is heel wat meer dan voorgeënsceneerde partijbijeenkomsten van aanhangers."
Degene die denkt dat Brinkman hier tegen alle andere partijen tekeer gaat, heeft het mis. In de periode 2004-2011 is de PVV door haar strakke en gesloten leiding volgens de partijsecretaris zèlf een regentenpartij geworden: "Het argument [van Bosma] dat we voldoende binding houden met onze achterban door internet is niet voldoende. Natuurlijk is het goed om bijeenkomsten te houden, maar laten we eerlijk zijn, deze bijeenkomsten worden strak georganiseerd. (…) De waarde [hiervan] als opinievormer en binding met de achterban is derhalve zeer gering. De meerwaarde van mensen die lid willen worden van de PVV is toch dat leden een uitgesproken mening hebben en daardoor met positiefkritische debatten proberen de partij op een hoger plan te krijgen."
Hier laat Brinkman opnieuw blijken dat hij vindt dat de PVV in de jaren 2004-2011, ondanks alle groei, is blijven stilstaan. Deze patstelling is tekenend voor het ongeduld en het wantrouwen, kortom voor de partijpolitieke crisis binnen de PVV. Als na het verschijnen van de nota de verkiezingen voor de Provinciale Staten voor het eerst wijzen op een daling van het aantal op de PVV uitgebracht stemmen, zal Brinkman zich in zijn kritische houding gesterkt voelen.
Roep om democratische ledenpartij
Het laatste hoofdpunt dat de partijsecretaris over de democratisering buiten de fractie aansnijdt, is de "mogelijke oprichting van een democratische partij". Allereerst geeft Brinkman toe dat het aan de vooravond van de Statenverkiezingen niet opportuun is om tot de oprichting van een nieuwe partij over te gaan. In de aanloop daar naar toe komt hij wel alvast met enkele "eisen".
Onschuldig klinkt eerst nog zijn eis dat er in de statuten van de vereniging filters moeten worden aangebracht die ongenode gasten in een vroegtijdig stadium buiten de deur houden. Serieuzer en aansluitend bij de vrees van Bosma is zijn idee dat de "onhoudbare structuur van het uitsmeren van verantwoordelijkheden" vanuit de fractie "uiteraard" plaats moet maken voor een partijbestuur, en dat "bij volgende verkiezingen de voorbereidingen onder visie van het politieke partijbestuur moeten komen". Bovendien, aldus Brinkman, "geeft een democratische partij een stabiele basis, waaruit op beleid, kandidaten (…) en de vervanging, om welke reden dan ook van de politieke leider (…) buiten de fractie om plannen kunnen worden gemaakt".
Een democratische partij, meent Brinkman, geeft niet alleen uiting aan de wens van vele duizenden sympathisanten van de PVV, ook naar de buitenwacht heeft het een belangrijke functie. Het doet namelijk "de geluiden van de critici verstommen die ons in de hoek van een eenmanspartij willen zetten en daarmee tegen de rechtsstaat zouden schuren".
Kan de hegemonie van de PVV-stichtingsformule duidelijker worden afgewezen? Ja, dat kan als we letten op Brinkmans alternatief voor de 'one man and one issue' partij als nieuw filter (!) stelt hij namelijk voor om in de statuten of reglementen van de partij een "aantal grondwaarden" op te nemen die niet (en even verder in de nota wel) veranderd kunnen worden. De wijze waarop deze "kernwaarden" veranderd kunnen worden, laat Brinkman in het midden: een eenvoudige of gekwalificeerde meerderheid in de ledenvergadering "of zelfs door unanimiteit vanuit de fractie". In elk geval betekent lid worden van de PVV nu dat men een "handvest (of) solidariteitsverklaring" ondertekent, waarin niet enkel de bestrijding van de islam, maar de volgende vier grondwaarden het politieke gezicht van de PVV bepalen: immigratie, integratie, islamisering en de Nederlandse cultuur.
Brinkman maakt hiermee tegelijk duidelijk dat hij de uitslag van het laatste Nationaal Kiezersonderzoek (2010) kent. Daarin staat onder meer dat over drie van deze vier thema's de meningen van hoog- en laagopgeleiden in ons land het sterkst verschillen, namelijk over integratie, immigratie, criminaliteit en Europese eenwording. In de debatten die over deze onderwerpen lopen, wil Brinkman de positie van de PVV pluriformer maken en tegelijk haar kritisch intellectuele inbreng opvoeren. Als dit niet gebeurt, dan zal de partij met zijn emotionele en vijandige anti-islam reflex de aansluiting missen bij intellectuele middengroepen en hun behoefte aan een meer subtiele en genuanceerde politieke strijd.
Tot slot stelt Brinkman voor om een commissie uit de fractie te benoemen, "mogelijk aangevuld met een of twee externe experts annex vertrouwelingen", die binnen een half jaar een concreet oprichtingsvoorstel doet, "inclusief reglementen en statuten".
Precies een half jaar later volgt de oprichting van de Vereniging voor de democratisering van de PVV (VVPVV, april 2011). Hoewel Brinkman ontkent dat hij bij dit initiatief betrokken is, verklaren de twee oprichters, en wellicht zijn dit Brinkmans beoogde "vertrouwelingen", dat zij hem wel zien als "een lichtend voorbeeld". Laten we eens kijken wat hiervan klopt.
Statuten VVPVV
De twee initiatiefnemers, O. Bakker, M. Bakker en woordvoerder G. Tomlow stellen met hun vereniging als doel de PVV te "democratiseren en te professionaliseren" (artikel 2). Twee van de drie heren lukte het overigens niet om een politiek bestuurlijke functie in de PVV te bemachtigen. In een persverklaring wordt de vergelijking gemaakt met de volksopstand in Egypte en de rol die het internet hierin speelt. "Wij maken ons eigen Tahirplein, een virtueel plein." Sindsdien heeft de VVPVV een eigen website om er voor te zorgen dat de "PVV zich opent voor de eigen achterban en de mensen die op de PVV hebben gestemd". De website wordt direct al door 200.000 mensen bezocht. De leiding hoopt dat de vereniging "binnen korte tijd" vijfduizend leden zal tellen, zodat Wilders "niet meer om hen heen kan". In een eerste en enige reactie van de leider wordt het initiatief echter naar de prullenmand verwezen. Deze houding wordt blijkens een enquête van het blad De Pers door 68 procent van de lezers "arrogant" genoemd.
In de statuten van de VVPVV wordt nergens over deze activiteiten op internet gesproken. In het algemeen kunnen de statuten beschouwd worden als een samenvatting van alle eerder genoemde elementen die blijk geven van een horizontale beweging binnen de PVV. Enkele punten in "het bevorderen van een democratische procesvorming van de PVV" (artikel 2.2) vallen op door hun radicaliteit. De opstellers voelen als het ware aan dat door hun voorstellen de alleenheerschappij van Wilders onmogelijk wordt. Voor dit probleem hebben ze echter wel een elegante oplossing.
Als we kijken naar de formele machtspositie van het bestuur (artikel 9), dan zien we de volgende terugkerende elementen:
- het bestuur bestaat direct al uit tenminste twee en hoogstens zes personen;
- het vergadert zo dikwijls als de voorzitter, de secretaris of twee andere bestuursleden dat nodig vinden;
- in de bevoegdheid het bestuur te vertegenwoordigen zijn de secretaris en de penningmeester gelijk aan de voorzitter.
Voor het eerst wordt de mogelijkheid open gelaten bestuurlijke bevoegdheden te delegeren naar een dagelijks bestuur. Deze potentiële verbreding in de top van de VVPVV wordt met een reële toename aan bevoegdheden in handen van de algemene vergadering verder versterkt.
Ik zal me beperken tot de meest in het oog springende elementen.
- de algemene vergadering behoudt zich het recht voor de voorzitter te benoemen (artikel 9.1);
- zij stelt het aantal bestuursleden vast en benoemt hen uit de leden van de vereniging;
- bestuursleden kunnen te allen tijde tijdens de algemene vergadering met tweederde van de stemmen ontslagen worden;
- de voorzitter leidt de Algemene Vergadering, maar zijn oordeel omtrent de uitslag van een stemming is niet absoluut beslissend, het recht van groepsgewijs of individueel verzet hiertegen is gegarandeerd (artikel 14.2);
- het aantal algemene vergaderingen per jaar wordt opgevoerd: tenminste één keer voor de financiële controle en voor de rest zo vaak als het bestuur dit wil; maar onafhankelijk van het bestuur kan de Algemene Vergadering dit ook zelf besluiten: "de verzoekers kunnen alsdan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding der vergadering, het opstellen van notulen, het nemen van rechtsgeldige besluiten" (artikel 16).
Exit strategie Wilders
In de statuten van de VVPVV staan tot slot twee kwesties die in de voorgaande PVV-statuten niet voorkwamen: drie soorten lidmaatschap en verbreding van de PVV als louter anti-islam partij.
Om met het laatste te beginnen: de partijsecretaris wordt op zijn wenken bediend, want aan het slot van de statuten volgen voor het eerst sinds 2004 reglementen (artikel 19) die "de algemene vergadering [en niet het bestuur] kan vaststellen en wijzigen en waarin onderwerpen worden geregeld waarin door de statuten niet of niet volledig wordt voorzien". De opname van de vier grondwaarden die Brinkman voor de verbreding van de partijpolitieke beginselen wil opnemen, wordt hier formeel mogelijk gemaakt.
Het veruit heetste hangijzer voor de huidige PVV is natuurlijk de positie van haar leider, Wilders. Sinds 2004 heeft deze zich in een naar de toekomst toe onmogelijke positie gemanoeuvreerd. De vermoedelijk continue bedreiging van zijn persoon, zijn positie als enig lid en zijn absolute leiding zijn zo sterk verweven en tegelijkertijd zo bedreigend voor het voortbestaan van de partij dat in deze laatste PVV-statuten voor het eerst een poging wordt gedaan deze moeilijke kwestie op te lossen.
Overigens doet Brinkman in zijn nota ook een poging voor een mogelijk "gewilde" exit strategie van zijn "politiek leider". Maar hij komt er niet uit, want "een constructie waarbij de politiek leider niet in de Kamer, noch in de regering werkzaam is, maar daarbuiten de fractie aanstuurt, is in mijn ogen onwenselijk en overigens ook ongrondwettig".
De oplossing die de Bakkers voor het probleem hebben, is origineel en elegant. Voor het eerst sinds 2004 is er namelijk in een PVV-organisatie sprake van "ereleden". "Ereleden zijn zij die, op grond van bijzondere verdiensten voor de vereniging, als zodanig door de algemene vergadering zijn benoemd." Naast leden en donateurs (en subsidie!) zorgen zij bijvoorbeeld voor inkomsten uit contributie. Ereleden hebben in de besluitvorming van de partij dezelfde status als gewone leden (artikel 4.1).
Op deze manier wordt de laatste hobbel in de democratisering van het strakke en geïsoleerde leiderschap door de ontevreden PVV-aanhang soepel opgelost. Omdat Wilders' voorkeur uiteindelijk wel zal blijven liggen in het internationaal aanklagen van het islamitisch gevaar, zal hij dit als erelid vanuit het buitenland via een goed betaalde baan kunnen voortzetten.
Slot
Tijdens het schrijven van dit artikel las ik het boek "Counter-Democracy. Politics in an Age of Distrust" (2008) geschreven door Pierre Rosanvallon. De stelling van deze Fransman is dat zo lang er maatschappijen zijn, waarin overheersing en verzet aanwijsbaar zijn (geweest), de kwestie van het vertrouwen in de heersende leiders wordt gecomplementeerd door een niet aflatend wantrouwen onder de bevolking.
In onze parlementaire democratie is dit niet anders. Partijen als de PVV danken hun bestaan juist aan het wantrouwen dat ze weet te organiseren. Rosanvallon noemt deze politieke vorm 'counter-democracy'. Niet dat dergelijke bewegingen enkel tegen de democratie zijn. Nee, Rosanvallon bedoelt dat we hier wel degelijk te maken hebben met een vorm van democratie, namelijk "a durable democracy of distrust, which complements the episodic democracy of the usual electoral representative system".
Dit artikel kan beschouwd worden als de toepassing van deze denkbeelden op het micro-niveau van de PVV-partijorganisatie in de jaren 2004-2011. Het wantrouwen naar de gevestigde politiek dat Wilders samenbracht in zijn partij slaat nu om in een georganiseerd wantrouwen van de PVV-aanhang naar de eigen partijleiding.
1 Politicoloog en boekhandelaar voor de Rooie Rat (terug)
|