Commentaar 74 - 19 augustus 2007
Bagdad, Kabul, Den Haag en Washington
Jan Taat
De ontwikkelingsorganisatie Oxfam (in Nederland: NOVIB) bracht op 30 juli 2007 een rapport uit over de toestand van de Irakese bevolking. Die is uitzichtloos, omdat oorlogvoeren meer prioriteit heeft dan de ontwikkeling van het land. Hulp via lokale NGO's biedt echter wel mogelijkheden. Genoeg aanleiding om stil te staan bij de bezetting van Irak, de Nederlandse missie in Uruzgan en onze regering.
Op het moment van de inval in Irak was de toestand al beroerd. Het land was uitgeput door de oorlog tegen Iran, de eerste Amerikaanse golfoorlog (1990-1991) en de sancties van de Verenigde Naties. Volgens Oxfam en de NGO Coördinatie Commissie in Irak (NCCI, 80 internationale en 200 Irakese NGO's) is de humanitaire toestand sinds de bezetting dramatisch verslechterd:
- Vier miljoen mensen zijn afhankelijk van voedselhulp.
- Meer dan twee miljoen mensen, vooral vrouwen en kinderen, zijn ontheemd geraakt in Irak
- Meer dan twee miljoen Irakezen zijn naar buurlanden gevlucht, voornamelijk naar Syrië en Jordanië.
Ongeveer een derde van de 27 miljoen inwoners is dus afhankelijk van noodhulp.
450 Miljard
Slechts 60 procent van de vier miljoen krijgt voedselhulp, in 2003 was dat 98 procent. De ondervoeding van kinderen is gestegen van 19 in 2003 naar 28 procent nu. Het aantal Iraki zonder afdoende watervoorziening is gestegen van 50 in 2003 tot 70 procent vandaag en 80 procent heeft onvoldoende sanitaire voorzieningen.
Hulp is door de oorlogssituatie moeilijk, constateert Oxfam, maar zowel de Irakese regering als de donorlanden kunnen veel meer doen. Er is geld tekort. Hulp van donorlanden die niet betrokken zijn bij de bezetting, is dringend gewenst. Oxfam en de NCCI willen de hulp via lokale NGO's geven en deze lopen risico's als ze met de bezetters in verband worden gebracht. Oxfam noemt expliciet België, Canada, Frankrijk, Duitsland, Zweden en Zwitserland als landen die hulp zouden kunnen bieden. Nederland komt niet in het rijtje voor, omdat onze regering steun levert aan de Amerikanen.
Vrede en welzijn hebben direct met elkaar te maken. In Brechts Dreigrochenoper zei de misdadiger Mackie Messer het al: "Erst kommt das Fressen und dann die Moral." In een uitzichtloze situatie zijn de zelfmoordaanslagplegers makkelijk te vinden. Het is dan ook verbijsterend te lezen dat er te weinig geld is voor humanitaire hulp. De Verenigde Staten hebben 450 miljard dollar uitgegeven aan Irak, maar dat bedrag is grotendeels opgegaan aan militaire operaties. Het gedeelte dat voor opbouw was bestemd, is in de zakken van Bush' vrienden beland; de (grootschalige) projecten zijn mislukt.
Breken met coalitie
Ondertussen spendeert Nederland geld en levens aan een wanhopige missie in Afghanistan. Van de 'Dutch approach' (lokale bevolking helpen, vrienden maken) komt weinig terecht. Zelfs de Afghaanse baas Karzai klaagt over het aantal burgerslachtoffers dat de NAVO-troepen maken. En ook de acties tegen de belangrijke inkomstenbron, de papaverteelt, maken de troepen niet populair. Zelfmoordaanslagen en ontvoeringen nemen toe. Volgens Hans Feddema (Volkskrant, 30 juli 2007) wordt Afghanistan een tweede Irak.
In september of oktober neemt het kabinet een beslissing over de voortzetting van de missie in Uruzgan. Een mooi moment om te breken met de Amerikaanse coalitie. Dat zijn twee vliegen in één klap: Nederland kan zich profileren als neutraal land en het vrijkomende geld besteden aan hulp via plaatselijke NGO's.
Openheid
Helaas is de situatie niet zo simpel. Onder valse voorwendselen is Nederland betrokken geraakt bij de oorlog in Irak. De regering en de regeringspartijen weigeren helderheid te geven over de besluitvorming destijds, ondanks heldhaftige taal van Koenders (PvdA) voor de verkiezingen. Als puntje bij paaltje komt, is het moeilijk om de Verenigde Staten niet te volgen. Nederlandse politici en ambtenaren hebben traditioneel een innige band met Amerika. Hoe die verbanden nu lopen is niet openbaar, maar het State Department publiceerde vorige jaar 320.000 telexen uit 1973 en 1974. Ko Colijn en Freke Vuijst doken erin en vonden 5.614 telexen over relatie VS/Nederland. De resultaten van hun ondersoek zijn te vinden in Vrij Nederland van 13 en 20 mei 2006. Conclusie: "Nederlandse politici als de staatssecretarissen Westerterp en Stemerdink en minister Gruijters klikten bij de Amerikaanse ambassadeur uit de ministerraad. Ze ondermijnden daarmee ministers en kabinetsbesluiten. En zij waren niet de enigen. De Amerikanen kregen alle gevoelige informatie die ze wensten ingefluisterd door hoge ambtenaren, volksvertegenwoordigers, kabinetsleden en diplomaten. Ook als dit het Nederlands belang kon schaden." Gevoelige onderwerpen van toen, zoals de dictatuur in Chili, de vervanging van de Starfighter en de steun aan Israël tijdens de olieboycot werden besproken en Amerikaanse belangen veiliggesteld.
Er is weinig reden om te veronderstellen dat het nu anders gaat. De belangen van het bedrijfsleven en politici (baantjes bij de NAVO of VN) zijn groot.
Rest ons niet anders buitenparlementair druk uit te oefenen. Dat kan via het initiatief Stop de oorlog (www.stopoorlog.nl), dat zowel actie voert voor openheid over Irak als tegen verlenging van de missie.
Bronnen:
Het Oxfam-NCCI Rapport www.oxfamnovib.nl
Hans Feddema in de Volkskrant
Ko Colijn en Freke Vuijst, De Holland-Amerika-Lijn (1) en De Holland-Amerika-Lijn (2)
|