welkom
commentaren
Solidariteit

Solidariteit - Commentaar 356 - 27 mei 2018

De zin van vakbondsgeschiedenis

Sjaak van der Velden

Sinds achttien jaar verdien ik mijn brood met geschiedschrijving en geschiedvertelling. Vele lezingen, boeken en artikelen verder, knaagt de vraag wat het nut ervan is. Natuurlijk, ik heb al die jaren een aardig inkomen bijeen gesprokkeld en hopelijk hebben mijn verhalen menigeen een inspirerend of op zijn minst genoeglijk uurtje bezorgd. Maar durf ik nog met droge ogen en vol overtuiging te beweren dat de mensheid of in beperktere zin de vakbeweging zonder kennis van de geschiedenis niet verder kan? Vind ik de uitspraak Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen van filosoof/dichter George Santayana (1863-1952) overtuigen?

Uiteraard kan het geen kwaad als mensen besef hebben van het ontstaan van het heden. Waarom is de NS ooit opgericht vanuit meerdere spoorwegbedrijven, is een vraag die bij de opsplitsing van dat bedrijf bij mijn weten nooit is gesteld. Zijn de voorstanders van een twee-staten oplossing in Israël, om een ander voorbeeld te noemen, zich ervan bewust dat dit het oorspronkelijke idee van de Verenigde Naties was om het Engelse mandaatgebied Palestina over te dragen aan de bewoners en dat dit idee toen door de Arabische wereld categorisch werd afgewezen?
Zo speelde bij de afbraak van de sociale zekerheden het waarom geen rol van de instelling van een fatsoenlijke uitkering voor mensen die niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Slechts het najagen van een sluitende begroting en ergernis over mogelijk misbruik van de regeling golden als argumenten om de bestaande welvaartsstaat te kortwieken.

Krenten uit de pap

Zo zou ik een eindeloze reeks kunnen opnoemen van momenten dat kennis van de geschiedenis op zijn minst stof tot discussie had kunnen zijn. Journalisten en politici zijn vooral bezig met de alledaagse werkelijkheid en als ze al naar het verleden kijken, dan doen ze dat door krenten uit de pap te plukken. Leuke weetjes of zaken die goed passen in hun idee van de werkelijkheid. De basis spelregels van het vak geschiedenis worden daarbij vaak met voeten getreden, maar dat valt ze nauwelijks te verwijten, want dat is hun taak ook niet. Ernstiger zou het zijn als ook vakhistorici op een dergelijke manier naar de geschiedenis kijken. Die houden zich meestal wel aan die basisregels. Ze moffelen als het goed is geen onwelgevallige feiten weg, feiten die niet passen in hun wereldbeeld.

Neem het feit dat de Ondernemingsraad minder het resultaat is van het streven der vakbeweging, maar veeleer van slim optreden van ondernemers die al vroeg inzagen dat het kapitalisme ten onder zou gaan als de arbeider niet zou worden gehoord. Iets dergelijks geldt voor sommige vormen van sociale zekerheid, zoals verzekering tegen de gevolgen van ziekte of arbeidsongeschiktheid. Dat deze tot stand kwamen, was de vervulling van een streven van de vroege vakbeweging, maar ook moderne ondernemers stonden aan de wieg van deze sociale voorzieningen.

Relativeringen doen er niet veel toe

Geschiedschrijvers die de historische werkelijkheid op een evenwichtige manier benaderen, worden door activisten meestal niet met applaus begroet. Dat is ook logisch, want die zijn uitsluitend bezig met het heden en relativeringen vanuit de geschiedenis doen er dan niet veel toe. Een Palestijn die door veiligheidstroepen wordt neergeschoten, zal het worst wezen dat Israël een keiharde politiek voert, omdat het zich al sinds 1948 in zijn bestaan bedreigd weet. Een kind met honger in de Sahel heeft er niets aan dat de honger wereldwijd al decennia steeds verder wordt teruggedrongen. Iemand met een nulurencontract vertellen dat een los arbeider in de negentiende eeuw een slechter leven had, zal ook niet enthousiast op deze historische wijsheid reageren.

Toch is wat historici schrijven van belang voor een goed begrip van het heden, ook voor (vakbonds)activisten. Want al waren er dan ondernemers die inzagen dat al te grote ongelijkheid tot een vernietigende uitbarsting zou kunnen leiden, het was vooral de strijd van vakbonden die maakte dat deze ideeën materieel werden. Hogere lonen, een achturige werkdag en vakantiedagen werden door verlichte geesten weliswaar als verbeteringen gezien, het waren vakbonden die deze bij veel bedrijven en de overheid voor de poorten van de hel wegsleepten. Deze kennis van het verleden kan behoeden voor een al te lichtvaardig omgaan met bestaande verworvenheden, maar die verworvenheden zijn los van hun ontstaansgeschiedenis toch al de moeite waard om te behouden. Daar is geen geschiedenis voor nodig.

Toch vakbondsgeschiedenis?

Ondanks de genoemde twijfels en relativeringen denk ik dat het nuttig is dat er vakbondshistorici zijn. We zijn momenteel niet met zeer velen, maar we vervullen wel een functie. Zoals de bekende Nederlandse historicus Jan Romein in 1932 al schreef Gelooft niet wat de geschiedschrijvers zeggen, maar evenmin, dat zij het zonder grond zeggen.
Ons verhaal heeft meerwaarde boven de simpele weergave in sociale media of kranten. En al veranderen historici evenmin als filosofen de wereld, ze dragen wel bij tot een beter begrip ervan. Het verhaal kan activiteiten in het heden in zeer beperkte mate ondersteunen. De strijd van de schoonmakers in 2010 is echt niet gewonnen door de toevoeging dat het sinds decennia de langstdurende voor een hele bedrijfstak was, maar de stakers herhaalden dit wel bij voortduring om hun strijd kracht bij te zetten. Kennis van het verleden kan bij vakbondsleden ook de trots versterken dat ze lid zijn van een machtig instituut. Daar komt bij dat goede geschiedschrijving de lezers een paar genoeglijke uren bezorgt en ook dat is wat waard.

Om die redenen ben ik blij met het project https://vakbondsverhalen.nl/, waarin een selectie uit de rijke geschiedenis van het Nederlandse vakbondsverleden is opgenomen. Verhalen over strijd, verheffing, overleg en de eigen organisatie. Alle even mooi en indrukwekkend voor mensen binnen en buiten de vakbeweging. Zij vormen immers het voorlopige eindpunt van een grootse geschiedenis waar velen nog steeds de vruchten van plukken. Maar het idee dat het nut van kennis van de geschiedenis zo groot is dat zonder haar te kennen de mensheid gedoemd is te dwalen, overtuigt me niet meer. Liever citeer ik de bijna banale uitspraak van dominee/dichter Bilderdijk dat in het verleden het heden ligt en in het nu wat worden zal. Dat te mogen beschrijven, blijft een mooi vak, daar zijn geen pretenties voor nodig.

Klik hier