Solidariteit - Commentaar 331 - 11 juni 2017
De cao Bouwbedrijf
Harry Peer
In de jaren zestig kende de bouw cao-perikelen: grote woningbouwproductie - stijgende vraag naar arbeidskrachten - inhalen van loonachterstand, opgelopen in de naoorlogse wederopbouwperiode - invoering van de vrije zaterdag - mondiger en strijdbare werknemers die niet alles meer slikten wat autoriteiten hen voorhielden of oplegden. Toen en nu?
In 1969 kwamen zeven werkgeversorganisaties en vier vakbonden de cao Bouwbedrijf overeen voor de periode 1969/1970. De twee belangrijkste bonden waren: de Algemene Nederlandse Bond voor de Bouwnijverheid (ANB) en de Nederlandse Katholieke Bond van Werknemers in de Bouwnijverheid St. Joseph (NKBB). De laatste had in 1967 zijn vijftigjarig bestaan gevierd. De ANB wachtte dat in 1970. Ze waren de voorlopers van de huidige Sector Bouwen & Wonen in Vakbond FNV. Geraakt als ze waren door de roerige jaren zestig, mogen we zelfs stellen dat ze mede de aftrap gaven voor de komende democratisering en politisering.
Staking
Het decennium begon met de bouwstaking van 1960. De eerste, grote naoorlogse staking en gesteund door de drie vakcentrales - 40.000 bouwvakkers staakten vijftien dagen, 421.00 arbeidsdagen gingen 'verloren', 5 procent loonsverhoging werd gewonnen. De staking keerde zich niet alleen tegen de werkgevers, maar ook tegen de door de regering gevoerde loonpolitiek die de manoeuvreerruimte voor werkgevers en vakbonden erg beperkte. De historici Righart en Ramakers noteren daarover in het gedenkboek Steigers weg! (1982): "Het belang van de bouwstaking kan moeilijk overschat worden. Het is de eerste volwaardige en niet mis te verstane aankondiging van een klimaatwisseling in de Nederlandse sociale verhoudingen."
De invloed is blijven hangen in mijn geheugen, toentertijd leerling van de lagere school. Mijn vader, lid van de katholieke vakbond, staakte mee. Opgeroepen door de ANB en St. Joseph demonstreerden op het Haagse Malieveld, 2 april 1968, 25.000 werknemers tegen minister Roolvink. De christelijke broeders lieten het afweten, een zichtbaar protest tegen de uit het CNV afkomstige minister ging hen te ver. De excellentie wilde de overeengekomen cao niet goedkeuren. Hij had onoverkomelijke bezwaren tegen een verkorting van de werktijd met een half uur per dag en de voorgenomen loonsverhoging. Een compromis volgde. De arbeidsduur zou per werkdag 8¾ uur tot 1 januari 1970 bedragen en vanaf die datum 8½ uur, verder verschoof er wat met een premiebijdrage.
Actualiteit
Een stap naar 2017. De bouw is ernstig getroffen door de economische crisis. Faillissementen, duizenden werknemers op straat gezet. De huidige cao Bouw & Infra loopt van 1 februari 2017 tot en met 31 maart 2018. Een paar hoofdpunten. Een loonsverhoging per 1 juli 2017 van 1 procent en per 1 januari 2018 nog eens 0,75 procent. Vakbonden en werkgevers streven gezamenlijk naar een verschuiving van de verhouding tussen eigen en extra personeel. Meer interne flexibiliteit moet mogelijk worden als de werkgevers meer mensen rechtstreeks in dienst nemen en minder een beroep doen op flexkrachten. Onderzocht wordt welke cao-bepalingen een obstakel zijn om mensen in dienst te nemen.
Hier raken we het fenomeen van de zzp'er dat de arbeidsmarkt in ons land volkomen heeft veranderd. Het is een wervingsinstrument voor werkgevers dat tot grote bestaansonzekerheid leidt voor de meeste zzp'ers, het stelsel van sociale zekerheid en pensioen ondermijnt, de werkdruk verhoogt en de vakbonden voor nieuwe vraagstukken stelt. Het is al meer dan twintig jaar een flink discussiepunt binnen de bond, waarover Henry Kasper, directeur en voorzitter van FNV Zelfstandigen Bouw, een interessante bijdrage schreef in de nieuwe bundel Onder dak! De Bouw- en Houtbond FNV/FNV Bouw in de periode 1982-2015. Bij de presentatie in Woerden op 7 juni kreeg Han Busker, voorzitter van Vakbond FNV, de handen van honderden bouwvakkers op elkaar met een herkenbaar voorbeeld van flexwerk op de bouwplaats. Busker hekelde de werkgever die drie schilders aan dezelfde muur laat schilderen. Wel onder verschillende voorwaarden: één in vaste dienst, de tweede als zzp-er, de derde in een mistige payroll constructie. Splijtende concurrentie.
Mieke van Veldhuizen bespreekt deze ontwikkelingen eveneens in Onder dak! Ze, jarenlang eerste cao-onderhandelaar namens de FNV in het Bouwbedrijf, signaleert drie belangrijke tendensen. Als eerste, de versplintering van de bouwketen. De verschillen tussen de grote hoofdaannemers en de kleinere gespecialiseerde bouwbedrijven worden steeds groter. Als tweede, de steeds verdergaande inhuur van flexibel personeel, aangejaagd door de mogelijkheden van het vrije Europese verkeer van diensten en personen. Daarbij wordt vaak gewerkt met schijn zelfstandigen en buitenlands personeel en allerlei wet- en regelgeving ontdoken. Als derde, de systematische aanval van werkgevers op het collectieve stelsel aan regelingen, opgezet door sociale partners om te zorgen voor een gezonde bedrijfstak met voldoende vakkundig opgeleid personeel. De bouw was altijd een goed voorbeeld van een sterke bedrijfstak met unieke aandacht voor arbeidsomstandigheden, vakopleiding en loopbaantrajecten. Dat is afgelopen.
Toekomst
Wat brengt de toekomst? Uitzendkrachten, payrollers en zzp'ers vormen een nog steeds groeiende groep. Maar er is een stevig debat gaande over de betekenis daarvan voor betrokken werknemers en de samenleving. Het vergroot de sociale ongelijkheid, zeker indien de belangen van deze groepen niet of onvoldoende in een cao worden vastgelegd.
Een lichtpunt is dat de economische crisis voorbij lijkt. Minister Asscher bereikte een tegenwicht met de Wet Ketenaansprakelijkheid en de Wet Aanpak Schijnconstructies. Bij de eerste is de aannemer van een werk en inlener van arbeidskrachten, aansprakelijk voor de loonheffing die zijn onderaannemer in verband met aan hem uitbesteed werk moet afdragen. De tweede is bedoeld om constructies aan te pakken die wettelijke regels en cao-afspraken omzeilen. Aan de vakbonden de taak zich in te zetten voor goede arbeidsvoorwaarden en medezeggenschap, voor rechtszekerheid, om jonge werknemers voor de vakbeweging te interesseren, scholing ter hand te nemen en de hoge beloningen aan de top aan de kaak te stellen. De toekomst overkomt je niet, die maken we zelf. Aan die zelfbewuste opvatting, kenmerkend voor de vakbeweging, houden we vast.
|