Solidariteit - commentaar 249 - 4 mei 2014
Transnationale ketenaansprakelijkheid
Dick de Graaf
In de jaren zestig van de vorige eeuw worstelen de vakbonden in de bouw met het verschijnsel koppelbazen. Door getrapte inleenconstructies worden premiebetalingen en arbeidsvoorwaarden ontdoken en ontstaan schimmige arbeidsrelaties. De bouw begint steeds meer te lijken op de haven waar illegaal betaalde dagloners geronseld worden en in busjes vanaf het Centraal Station naar hun arbeidsplaatsen worden gereden.
De oplossing die geleidelijk aan wordt bereikt, is dat in de sector de zogenoemde ketenaansprakelijkheid wordt ingevoerd. Daarin wordt de uiteindelijke opdrachtgever medeverantwoordelijk voor de afdracht van premies en belasting en de naleving van de arbeidsvoorwaarden bij de inzet van arbeidskrachten in eerdere fasen van de keten van het bouwproject.
Wetgeving
Met invoering van de Wet Ketenaansprakelijkheid en de inlenersaansprakelijkheid is inmiddels een wettelijk kader geschapen om daaraan een halt toe te roepen. Anno 2014 organiseert de werkgeversvereniging Bouwend Nederland cursussen voor haar leden over ketenaansprakelijkheid.
De volgende stap is naar een Europees beleid. Want in de sectoren bouw en transport is de arbeidsmobiliteit inmiddels zo groot geworden dat de inleen van werknemers uit andere landen van de Europese Unie gemeengoed is geworden. Met het aannemen van Europese richtlijnen, begin 2014, rond overheidsaanbestedingen is een eerste stap gezet op de weg naar een Europees beleid rond ketenaansprakelijkheid. Al zijn we er nog lang niet, laat FNV Bouw weten. Vicevoorzitter Charley Ramdas: "Volledige ketenaansprakelijkheid en waterdichte controles vergen nog heel wat inzet van nationale overheden. Maar het is mooi dat het bewustzijn groter wordt, ook op Europees niveau.”1
Wereldwijde beginselen
Op wereldschaal spelen vergelijkbare aansprakelijkheidsproblemen, al zit de dynamiek daar meer bij de mobiliteit van het kapitaal dan bij die van de arbeid. Bedrijven struinen de wereldarbeidsmarkt af op zoek naar de laagst betaalde arbeidskrachten. En volgens de logica van de internationale arbeidsdeling ontstaan er dan ook weer bedrijven, met een miljarden omzet, die er hun werk van maken de laagstbetaalde arbeidskrachten te vinden en te bemiddelen bij de inschakeling daarvan.2
Maar het begrip ketenaansprakelijkheid doet ook wereldwijd zijn intrede, met aantrekkelijke kansen voor de (internationale) arbeidersbeweging. Na een jarenlang proces van voorbereiding heeft de VN Raad voor de Mensenrechten in 2011 de "Guiding Principles on Business and Human Rights" aangenomen. In deze tekst worden niet alleen verantwoordelijkheden gelegd bij nationale overheden, maar ook bij bedrijven: "zowel transnationale als andere, ongeacht grootte, sector, vestigingsplaats, eigendom en structuur."3
In het tweede hoofdstuk van deze beginselen worden de verantwoordelijkheden van de bedrijven beschreven voor het naleven van mensenrechten (neergelegd in de International Bill of Human Rights en de ILO Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work). Daarbij wordt deze verantwoordelijkheid niet beperkt tot de directe eigen activiteiten van de bedrijven, maar strekt deze zich ook uit tot de bedrijfsvoering in de productieketen waarmee het bedrijf is verbonden. Bedrijven worden geacht een beleid te voeren om potentiële schendingen van deze rechten in beeld te brengen en zich ervan te vergewissen dat deze schendingen in hun keten niet voorkomen, of als ze voorkomen zich in te spannen deze schendingen ongedaan te maken of te beperken.
Aan de wel of niet naleving van deze VN beginselen zijn (nog) geen sancties verbonden. Maar in het derde deel van de betreffende tekst wordt een oproep gedaan aan overheden en bedrijven om mechanismes voor klachten in het leven te roepen om schendingen van mensenrechten aan te kunnen kaarten. Bedrijven dienen een eigen klachtenprocedure op te stellen die klagers de mogelijkheid geeft het bedrijf op mogelijke schendingen aan te spreken. Klagers kunnen zijn: vakbonden, Ngo's, betrokken gemeenschappen, enzovoort. Een prima introductie op het gebruik van deze beginselen is de publicatie van de VN: The Corporate Responsibility to Respect Human Rights - An Interpretive Guide.4
Klachtenprocedure
In hetzelfde jaar 2011 zijn ook de Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen van de OESO aangepast (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling; Engels: OECD). Met name op de onderwerpen mensenrechten, 'due dilligence' (te vertalen als: 'gepast feitenonderzoek') en verantwoordelijkheid voor de aanvoerketen zijn nieuwe verplichtingen in deze richtlijnen opgenomen. Directe sancties zijn er niet, maar er bestaat een klachtenprocedure die gevoerd moet worden bij één van de Nationale Contactpunten (NCP) in de landen die de OESO-richtlijnen hebben onderschreven. In beginsel wordt de klacht gericht aan het NCP van het land waarop de schending betrekking heeft. Zo'n NCP is meestal ondergebracht bij een ministerie, in Nederland is dat Buitenlandse Zaken. Zie de website van dit contactpunt met een beeld van de betrokkenheid van de vakbonden en van ingediende klachten: http://www.oesorichtlijnen.nl. Als een land geen contactpunt heeft, kan het ook bij het NCP van het land waar de multinational zijn hoofdzetel heeft.
Naleving afdwingen
Het samenwerkingsverband OECD Watch biedt ondersteuning aan potentiële klagers bij de te voeren procedure. Daartoe wordt informatie uitgewisseld en is een handzame gids uitgegeven met een beschrijving van deze procedure en de ervaringen daarbij. De Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) die dit netwerk van OECD Watch coördineert, heeft brochures uitgebracht voor het gebruik van de genoemde Guiding Principles van de Verenigde Naties en een meer algemene handleiding voor initiatieven van multi-stakehouders ten opzichte van multinationale ondernemingen.
Nationale en internationale vakbonden zijn in toenemende mate aan het uitproberen welk gebruik ze van deze richtlijnen kunnen maken. Ze stuiten nog wel vaak op het probleem dat veel bedrijven nog geen klachtenprocedure hebben opgetuigd. Daarnaast is het juridisch duidelijk formuleren van de bestreden schending een zaak die vakbonden en Ngo's zich nog beter eigen moeten maken.
FNV Bondgenoten heeft een introductie in deze richtlijnen en de klachtenprocedures opgenomen in zijn bestuurdersopleiding. Een aardig voorbeeldje van de verspreiding van de kennis over dit instrumentarium staat in het verslagje van een recent door SOMO gegeven trainingssessie met vakbondsmensen in Ghana.5
Zelf ga ik met enkele collega's van FNV Bondgenoten binnenkort een training geven aan Turkse vakbonden over deze internationale richtlijnen. Daarmee kunnen deze bonden een extra mogelijkheid krijgen om zich bij bedrijven te presenteren als belanghebbende bij de arbeidsverhoudingen in (in dit geval) de hazelnootketen. Om daarmee voor zichzelf een gelijkwaardige plaats op te eisen aan de overlegtafel; wat in Turkije heus niet zo makkelijk is te realiseren.
Kortom, bedrijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid in de productieketen: een nieuwe vorm van vakbondsactie met waardevolle internationale perspectieven.
|