welkom
commentaren
Solidariteit

Solidariteit - commentaar 175 - 3 juli 2011

'Domestic workers' maken hun eigen vreugdevuur

Marijke Bijl

Dat was nog niet echt een sprong vooruit in de Tweede Kamer, onlangs bij de bespreking van de Regeling Dienstverlening aan Huis (DAH). De Vereniging Vrouw en Recht en FNV Bondgenoten hadden eerder met een studie en een petitie gewezen op het gebrek aan arbeidsrechten van deeltijd huishoudelijk werkers en daarop besloot de Commissie voor Sociale Zaken tot een hoorzitting. "Maar moet er dan een CAO komen, als mijn tante schoonmaakt bij mijn zoon?", vroeg een kamerlid wat wanhopig.

Kort daarvoor had een werker verteld over de ontbrekende werkzekerheid, ziektekostenverzekeringen en normen voor veilig werk. Net als op veel plaatsen in de wereld heeft huishoudelijke arbeid ook in Nederland een aparte plek in de arbeidswetgeving, namelijk als niet echt werk. Wie voor een particulier minder dan drie dagen huishoudelijke of persoonlijke diensten verricht, valt onder de DAH. Deze regeling kent wel het recht op minimumloon en vakantiebijslag, maar geen verzekering tegen werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, geen regeling van het ontslagrecht; geen pensioen, terwijl bij ziekte slechts zes weken wordt doorbetaald. De DAH zou particulieren een flexibele regeling moeten bieden, waardoor zwart werk wordt vermeden, maar wentelt die flexibiliteit vooral op de werknemers af.

Geen baantje erbij

Binnen het algemeen arbeidsrecht dient altijd aanspraak mogelijk te zijn op bescherming tegen onder meer inkomensderving als gevolg van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. De wetgever mag hiervan alleen afwijken; wanneer er sprake is van een bijzondere rechtvaardiging. De opeenvolgende ministers van Sociale Zaken zeggen die te vinden in de vrees dat er anders "sprake zou zijn van een vlucht naar zwart werk". En vervolgen dat "bij deeltijd huishoudelijk personeel werkgelegenheid prevaleert boven inkomensbescherming", bovendien zou het gaan om "activiteiten die een particulier in beginsel zelf pleegt te verrichten".
En zo blijft de vicieuze cirkel intact. De regeling biedt de werkers geen respect, het beeld van het werk is dat van een extraatje, werk dat iedereen kan doen, op z'n best een opstapje naar 'echt' werk. En dat beeld veroorzaakt op zijn beurt dat de weinige rechten die er zijn, niet nageleefd worden.

Maar intussen groeit wel de markt. In 1980 had naar schatting ruim 6 procent van de huishoudens, bestaande uit mensen van 55 jaar of jonger, personeel in dienst, in 2000 was dat verdubbeld. Daarnaast zorgde de invoering in 2007 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, die de marktwerking in de thuishulp moest stimuleren, voor een enorme toename binnen de gesubsidieerde thuiszorg van de 'alfahulp'; in korte tijd van een minderheid naar 80 procent. Omdat alfahulpen direct in dienst zijn van de cliënt, vallen ook zij onder de DAH.
De benaming deeltijd huishoudelijk werk klinkt als een baantje erbij. Maar het definieert de betrekking bij één werkgever. Velen werken uiteraard voor meerdere werkgevers. Een grote groep mensen is volledig afhankelijk van dit werk.

ILO conventie

Interessant is dat het wereldwijd vooral de migranten in het 'domestic work' zijn die het voortouw nemen in de strijd voor betere arbeidsomstandigheden en het stof afblazen van opvattingen over huishoudelijk werk. Parallel aan de besprekingen in de Tweede Kamer vond in Genève de jaarlijkse ILO conferentie plaats, de honderdste, waar als belangrijk resultaat een conventie over Domestic Work werd aangenomen. Deze richt zich nadrukkelijk op de gaten in de mondiale arbeidswetgeving voor huishoudelijk personeel om zeker te stellen dat domestic workers, gelijk andere werkers, kunnen rekenen op redelijke arbeidsvoorwaarden en fatsoenlijke arbeids- en leefomstandigheden. Dat wil zeggen: een minimumbescherming met betrekking tot werkuren, loon, sociale zekerheid, veiligheid en gezondheid.

Nederland haakt nog niet aan

Een internationale conventie betekent nog niet dat de situatie in Nederland verandert. Hier zijn wel meer belangrijke conventies niet geratificeerd. Maar het feit dat er een conventie ligt, is zonder meer te danken aan de wereldwijde strijd van domestic workers. Een greep uit recente ontwikkelingen elders.
* In New York werd ruim een half jaar geleden feest gevierd, toen na een jarenlange campagne 'the Bill of Rights of Domestic Workers' getekend werd, waarmee in de wetgeving van de staat een minimumstandaard is vastgelegd.
* In augustus vorig jaar werd in Californië een vergelijkbare resolutie aangenomen die dit jaar wettelijk verankerd moet worden.
* Eind vorig jaar, in Hong Kong, richtten Filippijnse, Thaise, Indonesische en Nepalese domestic workers de Federation of Asian Domestic Workers op.
* In steden als Genève en London hebben sterke zelforganisaties van domestic workers een voet aan de grond gekregen.

In het kamerdebat dat volgde op de hoorzitting, merkte de minister op dat de Regeling Dienstverlening aan Huis over de hele wereld tot vreugdevuren zou leiden, als die de nieuwe standaard zou worden. Hij wil de conventie dan ook niet ratificeren, want dat zou betekenen dat ook Nederland huishoudelijk werk als echt werk zou moeten erkennen. Maar het zijn de werkers zelf die uitmaken op welke momenten vreugdevuren worden ontstoken. Er slaan wereldwijd heel wat vonken van inspiratie over, ook naar Nederland. Maar die betreffen toch in de eerste plaats de erkenning van het werk. Kortom, het is allemaal nog maar net begonnen.

Klik hier