Commentaar 127 - 30 augustus 2009
Failliet van het marktdenken
Servaas Storm
Mij valt op hoe weinig gangbare ('mainstream') economen te zeggen hebben over de oorzaken van de huidige macro-economische crisis en de oplossingen er voor. Gewoonlijk voeren zij het hoogste woord in de publieke discussie ("nog meer marktwerking!"). Maar nu er echt iets aan de hand is, komen ze niet verder dan de platitude dat de crisis het gevolg is van een gebrek aan regulering van en toezicht op de financiële sector en te lage rentestanden.
De onderliggende boodschap is geruststellend bedoeld: zonder deze vermijdbare beleidsfouten was er geen financiële instabiliteit geweest, en dus geen crisis. Het grotere kapitalistische systeem is, met andere woorden, in wezen gezond. Daarom hebben 'mainstream' economen verder niets te melden.
Toegenomen ongelijkheid
Dit viel te verwachten van economen als CPB-directeur Teulings die de afgelopen jaren alles in het werk hebben gesteld om de onderwijsprogramma's op middelbare school en universiteit te ontdoen van macro-economische theorie en politiek. Terwijl de economie diep in het slop zit, bedrijven failliet gaan, de werkloosheid stijgt en overheden proberen de vraag stimuleren door hun uitgaven op ongekend Keynesiaanse wijze te verhogen, weten Nederlandse scholieren (en studenten) niet meer wie John Maynard Keynes was. Laat staan dat ze iets te horen krijgen over Marx' analyse van het kapitalisme en de daaruit voortkomende lange golf theorie, waarvan Wim Boerboom in commentaar 126 de actuele relevantie duidelijk liet zien.
Net als Boerboom denk ik dat periodieke crises ingebakken zijn in een markteconomie en dat elke crisis onvermijdbare, structurele, oorzaken heeft. Hij wees - terecht - op de onevenwichtigheden die ontstaan door het samenspel van revolutionaire technologische veranderingen en financiële innovatie. Een tweede structurele oorzaak van de crisis ligt in de sterk toegenomen ongelijkheid in de inkomens- en vermogensverdeling, met name in de Verenigde Staten.
Pof en speculatiewinsten
Na 1995 is de Amerikaanse economie sterk gegroeid, maar alleen de rijksten hebben daarvan geprofiteerd. Om precies te zijn: maar liefst 54 procent van de inkomenstoename tussen 1995 en 2005 vloeide naar de rijkste 1 procent van de Amerikaanse bevolking. En dit, terwijl de reële lonen en inkomens van het gros van de Amerikaanse werknemers nauwelijks of helemaal niet zijn toegenomen. Het verschil tussen de top 1 of 5 procent en de rest van de inkomensverdieners nam dus scherp toe.
Toch groeide de Amerikaanse consumptie spectaculair, niet tengevolge van hogere loongroei, maar gefinancierd door krediet of uit vermogenswinsten (behaald op de beurs of op de huizenmarkt). De hoge consumptiegroei stimuleerde de productie en winsten van bedrijven. Dit resulteerde in stijgende beurskoersen en vermogenswinsten, waaruit vervolgens weer nieuwe consumptie kon worden gefinancierd of een groter huis gekocht. Amerika groeide dus grotendeels op de pof of op basis van speculatiewinsten. Dit moest een keer fout gaan.
Inkomensstimulering
Die grote ongelijkheid is een structureel kenmerk van het Amerikaanse kapitalisme. Arbeid heeft nauwelijks rechten, bedrijven maken de dienst uit in zeer flexibele arbeidsmarkten en maximeren de winsten voor hun aandeelhouders door te korten op lonen en arbeidsvoorwaarden (denk aan Walmart). De politieke spanning die hieruit ontstaat, werd gekanaliseerd via de financiële sector. Werknemers konden hun beperkte bestedingen verruimen door gemakkelijk en goedkoop bankleningen aan te gaan, hetgeen banken extra mogelijkheden bood voor speculatiewinsten en bonusverdiensten (althans, zolang de beurskoersen en huizenprijzen stegen).
Een striktere regulering van de financiële sector was dus niet in het belang van werknemers en banken, maar ook niet van Amerikaanse bedrijven (die meer wilden verkopen, terwijl ze hun werknemers relatief weinig betalen) en de overheid (die hiermee maatschappelijke en politiek rust kocht).
Striktere regulering van banken is dus de oplossing niet. Als banken minder krediet kunnen geven aan de laagste en midden inkomensgroepen die diep in de schulden zitten, zal dit niet alleen de groei van de Amerikaanse consumptie sterk beperken, maar ook de algehele economische groei. Bedrijven zullen niet investeren en de werkloosheid zal over een lange periode hoog blijven. Dit is de neergaande fase van de golf waarover Boerboom schreef.
De Amerikaanse overheid probeert die fase te bekorten door een agressief Keynesiaans bestedingsbeleid. Dit zal enigszins helpen, maar is niet voldoende voor een snel herstel. Daarvoor is een meer radicale aanpak nodig, waarin de inkomens en de banen van de lage en midden inkomensgroepen worden gestimuleerd en hun schulden worden gesaneerd. Dit is vooralsnog geen onderdeel van Obama's macro-economische beleid.
Inzicht en kritiek
Natuurlijk hebben enkele ('niet-mainstream') economen deze crisis voorzien. Omdat ik merk, uit vragen van studenten en veel anderen, hoe zeer mensen op zoek zijn naar inzicht in de crisis, noem ik graag James Galbraith die vorig jaar een belangwekkend boek schreef: The Predator State: How Conservatives Abandoned the Free Market and Why Liberals Should Too. Hij bespreekt hoe het beleid van deregulering - in financiële markten, gezondheidszorg en arbeidsmarkt - bijdroeg aan het in alle opzichten ontsporen van de Amerikaanse markteconomie. Dit beleid is ingezet door Republikeinse regeringen en voortgezet door de Democraten, die volgens Galbraith ideologisch zo in verwarring zijn dat ze echt lijken te geloven dat deregulering leidt tot meer efficiëntie, groei en economische dynamiek. De Republikeinen weten beter: deregulering brengt alleen meer vrijheid en (speculatieve) macht voor grote bedrijven en financiële instellingen ten koste van de macht van werknemers, gepensioneerden en consumenten.
Een tweede prominente criticaster van het marktdenken is Robert Wade, hoogleraar politieke economie aan de London School of Economics. Hij gaf een diepgravend en lezenswaardig interview over de crisis dat zal worden gepubliceerd in het tijdschrift "Development and Change", jaargang 40, nummer 6. Wade wijst er op dat een grote crisis onvermijdelijk was in het licht van de groeiende structurele onevenwichtigheden, zoals: het alsmaar groeiende tekort op de Amerikaanse betalingsbalans, de scheefgroei in inkomens en de enorme toename in vermogens ten opzichte van productie en inkomen. Fijntjes meldt hij dat het kapitalistisch stelsel niet in staat is dergelijke groeiende onevenwichtigheden te corrigeren. Overigens is binnenkort dit interview gratis beschikbaar op: www.wiley.com/bw/journal.asp?ref=0012-155X; met het boek van Galbraith, wat mij betreft, verplichte kost in het economieonderwijs.
|