welkom
commentaren
Solidariteit

Commentaar 115 - 15 maart 2009

Een eeuw formele medezeggenschap

Harry Peer

De inspraak van werknemers in bedrijven gaat terug tot initiatieven aan het eind van de negentiende eeuw van verlichte ondernemers als Jacques van Marken en Dirk Stork. Voor hen speelden drie motieven. In gesprek gaan met arbeiders om te horen wat er op de werkvloer leefde, opzetten van een organisatorisch en sociaal beheersmatige bedrijfsvoering, buiten de deur houden van de opkomende en sterker wordende vakbonden.

De vakorganisaties moesten weinig hebben van deze door bedrijfsdirecteuren geleide fabrieksraden of kernen. Niettemin moesten ze er wel rekening mee houden vanwege de eigen vakbondsleden in de kernen die soms voor dilemma's werden geplaatst. De loyaliteit van de georganiseerde arbeiders was in het algemeen geen vraag, die lag bij hun bond.

Samenwerkingsvlag

In het rooms-katholieke volksdeel, waar samenwerking tussen kapitaal en arbeid deel uitmaakte van de sociale leer, kwam het eerste houvast aan het fenomeen fabrieksraden. Een eeuw geleden, in 1909, sloot de Textielarbeidersbond met de Brabantse fabrikant Besouw in Goirle een collectieve arbeidsovereenkomst af. Daarbij kreeg voor het eerst in ons land de personeelsvertegenwoordiging een formele status, de aanwezigheid van alle bedrijfsgeledingen was vastgelegd. De raad had onder meer tot taak geschillen op te lossen die voortvloeiden uit de toepassing van de CAO. Hierin is een bepaling te herkennen uit artikel 28 van de huidige Wet op de Ondernemingsraden (WOR) over het toezicht op de naleving van de arbeidsvoorwaarden.
De WOR van 1950 drapeerde de samenwerkingsvlag over het gehele bedrijfsleven. De ondernemingsraad werd verplicht voor elke onderneming in het particulier bedrijfsleven met meer dan 25 werknemers. Overleg en advisering stonden voorop. De 'medezeggenschap' was zeer betrekkelijk, want de directeur was uit hoofde van zijn functie voorzitter. Dat bleef hij tot de zogeheten verzelfstandiging van de ondernemingsraad met de wetswijziging van 1979.
Vanaf de eerste WOR bezaten de vakbonden een voorkeursrecht bij de aanwijzing van kandidaten. Dat waarborgde het eigen karakter van de gekozen leden en stimuleerde het democratisch gehalte van de verkiezingen. Nog steeds geldt dat de vakorganisaties als eerste een kandidatenlijst kunnen indienen (artikel 9 WOR). Hun invloed blijkt, naast de delegatie van taken en bevoegdheden naar de ondernemingsraad, nog steeds te bestaan. Bij CAO kan immers een ondernemingsraad worden ingesteld, terwijl daarvoor geen wettelijke verplichting geldt (artikel 5a, eerste lid).

In 2009 kunnen we bovendien terugzien op dertig jaar beroepsrecht voor ondernemingsraden.
Met de wetswijziging van 1979 is beroep mogelijk bij kantonrechters, rechtbanken en de ondernemingskamer in Amsterdam. Er ligt een groeiende berg aan jurisprudentie opgestapeld.

Tegenmacht

Op de werkvloer buigen tienduizenden werknemers in duizenden ondernemingsraden zich over een steeds weerbarstiger materie. Bijvoorbeeld: internationalisering, economische crisis, nieuwe managementstrategieën, arbeidsomstandigheden, sociaal beleid, secundaire arbeidsvoorwaarden, gevolgen van bezuinigingen, enzovoort. Het is lastig steeds weer met een van samenstelling, belangstelling en deskundigheid wisselende groep werknemers een antwoord te vinden op uiteenlopende vraagstukken. Veelal thema's ingebed in een grotere, buiten de eigen organisatie liggende, context, noem het 'de markt', 'Europa', 'de politiek'.
De vakorganisatie steunt de ondernemingsraad via de CAO in de vage rol van adviseur en bij het afsluiten van sociale plannen. Van oudsher manifesteert de vakbeweging zich in allerlei overlegorganen, de uitkomsten daarvan zijn medebepalend voor de agenda en de mogelijkheden van ondernemingsraden.

Wat voor de politieke democratie geldt, is eveneens van toepassing op de medezeggenschap in arbeidsorganisaties: inmiddels wel algemeen aanvaard, maar zelden unaniem geprezen. Iets waarop leden van ondernemingsraden door gebrek aan belangstelling van het personeel en door tegenwerking van het management steeds wijzen. Met daarbij de prangende vragen: ligt het aan onze inzet, onze manier van informatievoorziening en raadpleging of aan de door hun werk in beslag genomen collega's?
In ieder geval is een algemene conclusie: zoals de politicus niet zonder de burger kan, zo ontleent de ondernemingsraad uiteindelijk toch zijn legitimiteit aan de achterban. Dus aan de vervulling van de diverse functies: klankbord voor de werkgever, geweten van een organisatie, vertegenwoordiging van het personeel; meepraten, meedenken en meebeslissen.

Ieder dag lezen en horen we weer nieuwe onthutsende verhalen over corruptie en zelfverrijking aan de top. De bonussen hebben bedriegers gecreëerd en droegen bij aan de financiële en economische crisis. Daarom is het van groter belang geworden dat de ondernemingsraad meer wettelijke bevoegdheden krijgt om zijn rol als tegenmacht, het zorgen voor 'check and balances' op ondernemingsniveau, waar te maken.

Klik hier