Het maatschappelijk karakter van het 'Marokkanendrama'

Gezamenlijke verantwoordelijkheid versus zelfreinigend vermogen

Abdelghafour Ahalli en Lydia Meijerink1

Criminaliteit en overlast door Marokkaans Nederlandse jongeren domineren de laatste maanden de politieke en maatschappelijke agenda. In Gouda, Ede, Slotervaart, Kanaleneiland en Nijmegen, maar ook elders in het land, komt een zorgwekkend beeld naar voren van lichte tot zware overlast gevende jongens. Hoe komt het dat dit deel van de Marokkaanse jongeren zo ontspoort?

Deskundigen van allerlei pluimage leggen in toenemende mate een verband met de etnisch culturele achtergrond en rechtvaardigen daarmee gelijk alle aandacht voor die achtergrond. Harde taal over mislukt beleid en een veel te softe aanpak die plaats moet maken voor repressief beleid. De jongeren en hun ouders worden door alle politieke kleuren verantwoordelijk gehouden voor dit falende opvoeden. Daarbij zou het sociaal-culturele milieu waarin deze jongeren wortelen (ouders, gezin en gemeenschap) delinquent gedrag onvoldoende remmen en soms zelfs bevorderen.
Ook wij willen niet suggereren een eenduidige verklaring voor de ontsporing te hebben. Wel kunnen we, mede op basis van wetenschappelijk onderzoek, een combinatie van factoren aanwijzen die een rol (kunnen) spelen: sociaal-economisch, straat(cultuur), negatieve beeldvorming, opvoeding, het zoeken naar de eigen identiteit.
Een goede analyse van de huidige ontwikkelingen ontbreekt echter en de discussie die gevoerd wordt over de betreffende groep, kent een hoog emotiegehalte met helaas weinig inhoud, Ze beperkt zich tot het prediken voor eenzijdige dichotomie (repressief versus preventief).

Drie benaderingen

De discussie over Marokkaanse jongeren vindt plaats op drie niveaus van denken. De eerste geschiedt door wetenschappers/onderzoekers. Zij analyseren de factoren en de actoren die een rol spelen in het ontstaan van het 'Marokkanendrama' en zoeken de verbanden tussen verschillende processen. Ze benaderen deze incidenten als fenomeen van alle tijden; in de jaren zeventig waren het Molukkers, in de jaren tachtig Surinamers en nu de Marokkanen, wellicht morgen Somaliërs en Polen. Ze geven de beleidsmakers en politici mee vooral een visie te ontwikkelen en op langere termijn beleid uit te stippelen.

De tweede benadering komt van politici en beleidsmakers. De laatste tijd zijn met een voortvarendheid die we van een bureaucratische overheid niet kennen, talloze maatregelen genomen die voor de burger zichtbaar moeten zijn. Er was onvoldoende aandacht voor de onderbuikgevoelens van de burger, waarmee vooral autochtone bewoners worden bedoeld die in sociaal-economisch 'zwakke' wijken wonen. Er moest wat gebeuren en dus is een avondklok ingesteld en worden te jonge kinderen naar huis gebracht als zij laat op straat vertoeven. Er zijn gebiedsverboden ingesteld en buurtvaders die hangjongeren aanspreken.
Intussen wordt stevig gepleit voor een harde aanpak tegen 'straatterroristen', soms met de grootspraak dat de F16's uit Afghanistan terug moeten komen. De politie zou haar werk niet aankunnen en moet gaan werken met vliegende brigades. En dan hebben we politici die met droge ogen beweren dat het leger moet worden ingezet, kortom "het land staat in brand". Dus moet 'de Marokkaanse gemeenschap' het gedrag van deze relschoppers openlijk afkeuren en zich liefst zo persoonlijk mogelijk verantwoordelijk voelen, al hebben ze zelf geen kinderen of horen bij de grootste groep die het goed doet en studeert. De gemeenschap moet de problemen zelf aanpakken, de jongeren opvoeden, desnoods met dwang. In het verleden noemde men dit in de politiek 'het zelfreinigend vermogen' van een gemeenschap.
Intussen worden grote sommen geld vrijgemaakt om nieuwe projecten op de wijken te storten, de ouders tot opvoeding te dwingen meer repressieve maatregelen door te voeren.

De derde benadering komt uit de praktijk, onder andere gevormd door de uitvoerders, wijkagenten, jongerenwerkers en vrijwilligers die dagelijks met de poten in de modder staan. Zij zijn degenen die een realistische kijk hebben op de problemen, vraagstukken, oorzaken en zeker ook op de mogelijke aanpak. Zij komen dagelijks in aanraking met de frustraties van de straat, het wantrouwen van mensen ten opzichte van de overheid en haar vermogen met oplossingen te komen. Zij weten hoeveel er geïnvesteerd moet worden in een wijk, in een buurt waar veel 'multiproblem' gezinnen wonen.

Inhakken contraproductief

In het publieke en politieke debat wordt de 'Marokkaanse gemeenschap' steevast opgeroepen de eigen verantwoordelijkheid te nemen in de aanpak van de problemen met deze jongeren. Is die oproep terecht? Voelen leden van die gemeenschap zich aangesproken?'
Natuurlijk is het terecht dat de Marokkaanse gemeenschap haar verantwoordelijkheid neemt. De ouders van deze jongeren voeden hun kinderen te weinig op, begeleiden en sturen deze jongeren niet of niet op een goede wijze. Iedere ouder wil dat het goed gaat komen met zijn/haar kind, maar veel ouders laten de verantwoordelijkheid bij de school en hebben geen idee van de twee of drie werelden, waarin hun kind leeft: thuis, op school en op straat. Maar de tijd dat 'de straat' of 'de school' de kinderen opvoedt, is echt voorbij.

Dat gezegd hebbende, moet de samenleving die ouders aanspreken op hun ouderschap en niet op hun culturele achtergrond. Zij moeten de opvoeding van hun kind aanpakken en hulp inroepen of krijgen als zij er zelf niet uitkomen. Marokkaanse Nederlanders dragen als burgers van dit land verantwoordelijkheid voor een veilige en prettige leefomgeving.
Veel Marokkaanse Nederlanders nemen die verantwoordelijkheid ook. Kijk naar de buurtvaders en buurtmoeders, de vele allochtone jongeren die in hun vrije tijd huiswerkbegeleiding geven aan andere jongeren of als mentor begeleiden. Velen zijn als vrijwilliger actief in buurt- en jongerenwerk, in zelforganisaties die allerlei activiteiten ondernemen en voorlichting geven over thema's als opvoeding en bespreekbaar maken van man/vrouw verhouding, eerwraak, huiselijk geweld en fout gedrag van jongeren. Bovendien hebben zij als medewijkbewoners net zoveel last van het gedrag van die jongeren als de autochtone buurtbewoners. Het is tenslotte ook hún plein dat onveilig wordt gemaakt, hún buurthuis waarvan de ramen worden ingegooid en hún bus die niet meer door de wijk rijdt.

Een eenzijdig beroep op de 'eigen verantwoordelijkheid' werkt zeer contraproductief. Mensen voelen zich door het herhaalde toewijzen van 'collectieve schuld' in de hoek gedrongen. Het effect van dit voortdurende inhakken op Marokkanen is ook dat veel van hen moedeloos zijn geworden. De reactie is vaak defensief: de één trekt zich terug in moskee, theehuis of bij de familie, de ander - veelal jongeren - richten zich op de eigen loopbaan. Zij voelen zich niet meer geroepen een rol van betekenis te spelen in de 'jongerenkwestie', omdat zij het toch niet goed kunnen doen. Weer anderen radicaliseren, omdat zij het gevoel krijgen dat Nederland hen niet moet, wat ze ook proberen of doen. In "Premtime" (oktober 2008) is zelfs een jongetje van een jaar of zes te horen dat tegen zijn vriendje zegt dat hij weg moet lopen van de cameraploeg: "nee joh dat is een camera, gaan ze weer zeggen dat we slechte kinderen zijn". Hij was hooguit zés jaar!

De korte termijn als valkuil

Het appèl op de 'eigen verantwoordelijkheid' van de Marokkaanse Nederlanders is vaak een dekmantel voor het falen van instituties. Want duidelijk is dat jaren beleid van landelijke, provinciale en lokale overheden en instellingen onvoldoende effectief was. Twee voorbeelden.
1. Het onderwijs is niet in staat gebleken deze jongeren op te leiden en af te leveren met een startkwalificatie. De kwaliteit van de grote, vaak nog zeer 'witte' onderwijsinstellingen is vaak bedroevend. Ze zijn nauwelijks op hun taak berekend met multiculturaliteit om te gaan, bovendien ontbreken de noodzakelijke interculturele vaardigheden.
2. De jeugdhulpverlening faalt vooral in het bereiken van de deze groepen jongeren en hun ouders. Waar autochtone ouders de weg van vrijwillige hulpverlening wel vinden, is dit niet zo bij allochtonen. En deze instellingen, jeugdzorg en aanbieders, hebben toch al lange wachtlijsten, worden door de politiek onder druk gezet deze weg te werken en voelen dus geen enkele behoefte extra inspanningen te verrichten om deze doelgroep te bereiken.

We zien gelukkig dat er ook instellingen zijn die hun verantwoordelijkheid nemen en trachten de problemen aan te pakken. Soms voortvarend, maar vaak nog aarzelend, wordt door toenemende personeelstekorten nagedacht over medewerkers met een andere etnische herkomst. Vaak ontbreekt een duidelijke visie op die multiculturele samenleving en de maatschappelijke verantwoordelijkheid die de instelling daarin moet nemen. In een multiculturele stad dient gekozen te worden voor een werkelijk investering in deze groep en voor veel meer samenwerking met Marokkaanse kaders, organisaties en netwerken. Deze moeten de gelegenheid krijgen werkelijk mee te denken, mee te doen. Geef het eigen initiatief en de medeverantwoordelijkheid meer mogelijkheden. Alleen dan is het gerechtvaardigd 'de' groep aan te spreken op de eigen verantwoordelijkheid. Deze boodschap betekent investeren in instellingen en bewust maken van die boodschap.

De grootste valkuil vinden we echter in het korte termijn denken van de vier jaar van politici met bijbehorende repressieve maatregelen. Die kunnen - mits binnen de grenzen van het recht - nuttig zijn, maar lossen de achterliggende problematiek niet op van opgroeien in armoede, schooluitval en werkloosheid.

Constructief en samen

De kernboodschap van ons betoog is dat politici en beleidsmakers zich niet zo gemakkelijk moeten laten leiden door hypes, zoals nu met deze groep Marokkaanse jongeren. Wij vragen ze te leren èn durven oog te hebben voor de absoluut noodzakelijke preventieve aanpak die de staat uiteindelijk veel geld zal besparen. Ook al kunnen zij zichzelf daar dan niet voor op de borst slaan omdat hun 'termijn' dan al verstreken is.
Ja, het is tijd voor een nieuwe balans: niet 'soft', niet 'hard', het is tijd voor een constructieve aanpak. Dat is een combinatie van beide, een combinatie van toezicht houden, grenzen stellen en straffen. Maar zeker ook het bieden van steun en ruimte aan jongeren, en een werkelijk investeren in de betrokkenheid, participatie en eigen verantwoordelijkheid van jongeren, en het begeleiden en ondersteunen van ouders en hun sociale omgeving. Want zonder het bieden van perspectief werkt een repressieve aanpak niet. Zoals het omgekeerde ook niet werkt: perspectief geven zonder duidelijke gedragsregels te stellen.

Daarvoor heb je goed gekwalificeerde werkers in het veld nodig, instellingen met besturen die een gedegen visie hebben op de multiculturele samenleving. Met medewerkers die in staat zijn een brug te slaan. Het betekent een cultuuromslag voor veel instellingen en instituties en dat betekent investeren en nog eens investeren, een proces aangaan met doelen voor ogen en niet een project uitvoeren van vier jaar. Het is de enige oplossing om te bouwen aan een gemeenschappelijke toekomst waarin alle jongeren van verschillende culturele achtergronden op een volwaardige wijze mee kunnen doen, kansen krijgen en kansen pakken en geen reden zien om overlast te veroorzaken. Een toekomst ook waarin je Marokkaanse achtergrond weer wordt gezien als een extra, waarvoor je met trots uit kunt komen omdat het deel uitmaakt van je identiteit, zodat zesjarige jongetjes niet meer zulke uitspraken hoeven te doen.


1 Als adviseurs werkzaam bij stichting Meander, centrum voor maatschappelijke ontwikkeling. Een kortere versie van dit artikel verscheen als commentaar 107, november 2008.(terug)